ECLI:NL:CRVB:2019:2084
Centrale Raad van Beroep
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten met betrekking tot implantaten en kronen
Op 5 april 2017 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van tandheelkundige zorg, waaronder het plaatsen van meerdere implantaten en kronen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 10 april 2017 afgewezen, en dit besluit is na bezwaar op 4 juli 2017 gehandhaafd. De reden voor de afwijzing was dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een voorliggende, toereikende en passende voorziening voor tandheelkundige kosten moet worden aangemerkt. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard in haar uitspraak van 7 december 2017.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er geen sprake is van een aan de Participatiewet (PW) voorliggende voorziening, omdat hij door een betalingsachterstand van de verschuldigde premie geen aanvullende verzekering kan afsluiten. Tevens heeft hij gesteld dat zijn gebit een wezenlijke belemmering vormt voor sociale contacten en zijn integratie in de Nederlandse samenleving.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de beroepsgrond van appellant niet slaagt. De Zvw wordt in beginsel als een voorliggende voorziening beschouwd en de kosten voor tandheelkundige behandelingen worden niet vergoed, omdat deze niet noodzakelijk worden geacht. De Raad heeft eerder overwogen dat er een bewuste keuze is gemaakt in de regelgeving over de noodzaak van vergoeding van tandheelkundige kosten, waardoor aanvullende bijzondere bijstandsverlening niet aan de orde is.
Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat er geen zeer dringende redenen zijn om bijzondere bijstand te verlenen. Van zeer dringende redenen is enkel sprake bij een acute noodsituatie, wat in dit geval niet aan de orde is. De omstandigheden van appellant kunnen op andere manieren worden verholpen, en het enkele feit dat hij zich niet aanvullend kan verzekeren vanwege een betalingsachterstand, vormt geen acute noodsituatie. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.