ECLI:NL:CRVB:2019:2084

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
27 juni 2019
Zaaknummer
18/528 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten met betrekking tot implantaten en kronen

Op 5 april 2017 heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van tandheelkundige zorg, waaronder het plaatsen van meerdere implantaten en kronen. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft deze aanvraag op 10 april 2017 afgewezen, en dit besluit is na bezwaar op 4 juli 2017 gehandhaafd. De reden voor de afwijzing was dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een voorliggende, toereikende en passende voorziening voor tandheelkundige kosten moet worden aangemerkt. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard in haar uitspraak van 7 december 2017.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat er geen sprake is van een aan de Participatiewet (PW) voorliggende voorziening, omdat hij door een betalingsachterstand van de verschuldigde premie geen aanvullende verzekering kan afsluiten. Tevens heeft hij gesteld dat zijn gebit een wezenlijke belemmering vormt voor sociale contacten en zijn integratie in de Nederlandse samenleving.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de beroepsgrond van appellant niet slaagt. De Zvw wordt in beginsel als een voorliggende voorziening beschouwd en de kosten voor tandheelkundige behandelingen worden niet vergoed, omdat deze niet noodzakelijk worden geacht. De Raad heeft eerder overwogen dat er een bewuste keuze is gemaakt in de regelgeving over de noodzaak van vergoeding van tandheelkundige kosten, waardoor aanvullende bijzondere bijstandsverlening niet aan de orde is.

Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat er geen zeer dringende redenen zijn om bijzondere bijstand te verlenen. Van zeer dringende redenen is enkel sprake bij een acute noodsituatie, wat in dit geval niet aan de orde is. De omstandigheden van appellant kunnen op andere manieren worden verholpen, en het enkele feit dat hij zich niet aanvullend kan verzekeren vanwege een betalingsachterstand, vormt geen acute noodsituatie. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

18.528 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 december 2017, 17/4571 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 18 juni 2019
Zitting heeft: A.B.J. van der Ham, als lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: A.H.H. Ibrahim
Appellant is ter zitting niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door S.S. Kisoentewari.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Appellant heeft op 5 april 2017 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van tandheelkundige zorg, waaronder het plaatsen van meerdere implantaten en kronen. Het college heeft deze aanvraag bij besluit van 10 april 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 4 juli 2017 (bestreden besluit), afgewezen omdat voor de kosten van tandheelkundige zorg de Zorgverzekeringswet (Zvw) als een aan de Participatiewet (PW) voorliggende, toereikende en passende voorziening dient te worden aangemerkt. Er is geen sprake van zeer dringende redenen om in afwijking daarvan toch bijzondere bijstand te verlenen. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. De beroepsgronden van appellant laten zich zo samenvatten dat geen sprake is van een aan de PW voorliggende, toereikende en passende voorziening, omdat hij vanwege een betalingsachterstand van de verschuldigde premie geen aanvullende verzekering kan afsluiten. Daarnaast zijn er dringende redenen om bijzondere bijstand te verlenen. Zijn gebit vormt een wezenlijke belemmering voor contacten met derden en daarmee ook voor de integratie van appellant in de Nederlandse samenleving.
3. De beroepsgrond dat geen sprake is van een aan de PW voorliggende voorziening die passend en toereikend is, slaagt niet. Volgens vaste rechtspraak is de Zvw voor tandheelkundige kosten in beginsel een aan de PW voorliggende, toereikende en passende voorziening De door appellant bedoelde kosten worden in de voorliggende voorziening niet vergoed, omdat deze niet noodzakelijk worden geacht. De Raad heeft al eerder overwogen dat daarmee in deze regelgeving een bewuste keuze is gemaakt over de noodzaak van het vergoeden van kosten van tandheelkundige behandelingen, zodat aanvullende bijzondere bijstandsverlening voor deze kosten niet aan de orde is. Aan het voorgaande doet niet af dat appellant geen aanspraak kan maken op vergoeding van deze kosten, omdat hij als gevolg van een premieachterstand niet aanvullend verzekerd is voor onder meer tandartskosten. Dit betekent dat artikel 15, eerste lid, van de PW in de weg staat aan de verlening van bijzondere bijstand voor de tandheelkundige kosten aan appellant (zie de uitspraak van 17 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2162).
4. De beroepsgronden dat sprake is van zeer dringende redenen om bijzondere bijstand te verlenen slaagt ook niet. Van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de PW is enkel sprake bij een acute noodsituatie, waarbij de behoeftige omstandigheden op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen. Weliswaar is volgens de psychiater van appellant sprake van een situatie waarin appellant moeite heeft met het leggen van sociale contacten door zijn gebitsproblemen, maar dat maakt niet dat sprake is van een acute noodsituatie. Het enkele feit dat appellant zich vanwege een betalingsachterstand van de verschuldigde premie niet aanvullend kan verzekeren, maakt ook niet dat sprake is van een acute noodsituatie. Ook kan niet worden gezegd dat de omstandigheden waarin appellant verkeerde op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is.
5. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) A.H.H. Ibrahim (getekend) A.B.J. van der Ham