Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.062 en vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.050;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan haar vergoedt.
2.Gronden
drukken.
gerechtigdis tot de woning (artikel 3.115 van de Wet IB 2001).
opgekomen. De rechtbank zal er veronderstellenderwijs van uitgaan, mede gelet op artikel 2.17 van de Wet IB 2001, dat het Unierecht onder omstandigheden meebrengt dat Nederland als bronstaat aftrek bij een belastingplichtige moet toestaan in verband met negatieve inkomsten van een ander dan die belastingplichtige, namelijk hier de echtgenoot. Uit het arrest Renneberg [3] volgt dat voor de beoordeling van de vraag of sprake is van discriminatie van een niet-ingezetene, het gezinsinkomen bepalend is. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel dat hiermee bedoeld is het totaal van de inkomens van de individuele leden van het betreffende gezin. [4] In het geval van belanghebbende is dit gezinsinkomen de som van haar inkomen en dat van haar echtgenoot. Hier heeft belanghebbende zelf geen of nagenoeg geen belastbaar inkomen dat afkomstig is uit België. Het inkomen van de echtgenoot is nagenoeg geheel afkomstig uit Nederland, maar voor een substantieel deel is de heffing ter zake van dat inkomen aan België toegewezen. Gelet op de voormelde jurisprudentie is het dan van belang of het
belastbaar inkomenvan de echtgenoot in België zodanig laag is dat België hem niet de belastingvoordelen kan toekennen in verband met de persoonlijke en gezinssituatie.
kanworden gehouden met de fiscale draagkracht van belanghebbende en haar echtgenoot en daarmee met de persoonlijke en gezinssituatie van belanghebbende. Dat betekent dat het Unierecht er niet toe dwingt dat Nederland daarmee rekening houdt bij de belastingheffing van belanghebbende. De omstandigheid dat de echtgenoot de aftrek van de betaalde hypotheekrente mogelijk niet kan effectueren in België, maakt dat niet anders. Dat komt kennelijk omdat België andere faciliteiten en voorwaarden kent ten aanzien van de eigen woning en de bijbehorende financieringslasten. Dat is een dispariteit. Een nadeel als gevolg van een dispariteit leidt op zichzelf niet tot strijdigheid met het Unierecht. Voor zover belanghebbende heeft bepleit dat Unierecht meebrengt dat recht bestaat op 100% aftrek van de hypotheeklasten, wordt dat betoog verworpen.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;