ECLI:NL:RBZWB:2020:1022
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot benoeming van een bijzondere curator voor minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van een minderjarige, [minderjarige 1], geboren op 14 maart 2003, om de benoeming van een bijzondere curator. Het verzoek werd gedaan in het kader van een ondertoezichtstelling, waarbij de minderjarige behoefte had aan iemand om mee te praten en die haar belangen kon vertegenwoordigen. De ouders van [minderjarige 1] zijn gescheiden en de minderjarige woont bij haar moeder, terwijl haar broers bij de vader wonen. De kinderrechter heeft op 6 februari 2020 een mondelinge behandeling gehouden, waarbij de moeder, de vader, de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De moeder, de GI en de Raad steunden het verzoek, terwijl de vader zich verzette tegen de benoeming van een bijzondere curator.
De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel [minderjarige 1] behoefte heeft aan ondersteuning, de GI en andere hulpverleners al betrokken zijn bij haar situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wens van [minderjarige 1] om met iemand te praten niet voldoende is ondervangen door de huidige hulpverlening, maar dat de recente beslissing om een machtiging uithuisplaatsing te verlenen in een gezinshuis voor [minderjarige 1] een significante verandering met zich meebrengt. Deze beslissing zou moeten leiden tot betere toegang tot hulpverlening die aansluit bij haar behoeften. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geconcludeerd dat de benoeming van een bijzondere curator niet noodzakelijk is en heeft het verzoek afgewezen. De minderjarige is per brief op de hoogte gesteld van deze beslissing.