ECLI:NL:RBZWB:2020:1011

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
C/02/363936/JE RK 19-1879
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 21 februari 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenbeschikking uitgesproken in de zaak van een minderjarige, geboren in 2003, die gesloten jeugdhulp ontvangt. De kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verlengd tot 4 april 2020, na een zorgvuldige afweging van de situatie van de minderjarige en de betrokken instanties. De minderjarige, die in een gesloten instelling verblijft, heeft te maken met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling belemmeren. De gecertificeerde instelling Stichting Intervence heeft verzocht om de minderjarige voor een jaar in een gesloten accommodatie te plaatsen, maar de kinderrechter heeft besloten om de machtiging voor een kortere periode te verlengen, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende voortgang is in de begeleiding en behandeling van de minderjarige, en dat er een gemengd beeld is ontstaan in zijn ontwikkeling. Hoewel er positieve ontwikkelingen zijn, blijven er zorgen over incidenten en de communicatie tussen betrokken instanties. De kinderrechter heeft benadrukt dat er snel perspectief moet worden geboden aan de minderjarige, en dat er een passende open setting beschikbaar moet komen voor zijn verdere ontwikkeling. De kinderrechter heeft ook aandacht gevraagd voor de schoolbegeleiding van de minderjarige, die essentieel is voor zijn toekomst.

De beslissing van de kinderrechter is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de instructie dat de gecertificeerde instelling de aandachtspunten moet opvolgen en een verslag moet indienen voor de volgende zitting. De volgende zitting is gepland bij de gesloten instelling waar de minderjarige verblijft, om de voortgang te bespreken en verdere stappen te bepalen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaakgegevens : C/02/363936 / JE RK 19-1879
datum uitspraak: 21 februari 2020

nadere beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

STICHTING INTERVENCE, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),

gevestigd te Middelburg,
betreffende
[minderjarige],geboren op [geboortedag] 2003 te Zutphen, hierna te noemen [minderjarige],
advocaat: mr. R.T.K. Davidse te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[minderjarige], voornoemd.

De kinderrechter merkt als informant aan:

[belanghebbende] hierna te noemen de moeder,

wonende te Middelburg.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 31 januari 2020 en alle daarin genoemde en vermelde stukken,
- de brief van de GI 18 februari 2020, ontvangen op 19 februari 2020, met bijlagen,
- de brief van mr. Davidse van 17 februari 2020, met daarbij het plan van [minderjarige] voor zijn verdere ontwikkeling.
Op 21 februari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [minderjarige], bijgestaan door mr. R.T.K. Davidse, zowel tijdens twee afzonderlijke kindgesprekken op 14 en 21 februari 2020 als ter zitting,
- de moeder,
- mevr. Z. van Assendelft, mevr. W.D. de Lange, gezinsmanagers, en mevr. P. Timmer, regiomanager, namens de GI.

De feiten

Bij beschikking van de rechtbank van 18 juli 2018 is het ouderlijk gezag van de moeder – die het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefende – beëindigd en is de gecertificeerde instelling Stichting Intervence benoemd tot voogdes over [minderjarige].
Bij beschikking van 7 oktober 2019 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 7 oktober 2019 en tot 21 oktober 2019, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbende. Op 15 oktober 2019 zijn de belanghebbenden gehoord en is de spoedmachtiging verlengd met ingang van 21 oktober 2019 en tot 4 november 2019.
Bij beschikking van de kinderrechter van 30 oktober 2019 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 4 november 2019 en tot 4 februari 2020. Het resterende verzoek van de GI is aangehouden in afwachting van een (nader) verslag van de GI en haar standpunt omtrent het resterende deel van het verzoek.
Bij beschikking van de kinderrechter van 31 januari 2020 is de machtiging gesloten jeugdhulp verlengd met ingang van 4 februari 2020 en tot 4 maart 2020. Het resterende verzoek van de GI is aangehouden tot aan de zitting van 21 februari 2020, in afwachting van het verslag van de GI en haar standpunt omtrent het resterende deel van het verzoek.
Op grond van laatstgenoemde beschikking verblijft [minderjarige] in de gesloten instelling Via Almata.

Het verzoek

De GI heeft verzocht om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van een jaar.
Ter beoordeling ligt voor het verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp betreffende de minderjarige [minderjarige] voor de resterende duur van acht maanden.

De standpunten

De GI heeft een overzicht verstrekt van de activiteiten zoals die in de afgelopen periode zijn ondernomen met betrekking tot [minderjarige], en heeft daarop ter zitting een toelichting gegeven. Met betrekking tot de plaatsing van [minderjarige] naar een open setting zijn nog geen resultaten geboekt. Gebleken is dat Juvent nog niet over alle informatie beschikt, zoals het onderzoeksrapport van Keinder uit februari 2019. De GI stelt uitdrukkelijk alle informatie aan alle betrokkenen te hebben verstrekt. De GI heeft daarom ingezet op intensivering van de contacten met alle betrokken instanties om iedere onduidelijkheid uit de weg te ruimen. Daarnaast hebben zij hun aanpak richting [minderjarige] aangepast door meer contact met hem te hebben over de voortgang en – in de woorden van de GI – naast hem te gaan staan.
Daarnaast heeft de GI in samenwerking met Via Almata stappen gezet in de begeleiding van [minderjarige] tijdens zijn huidige verblijf. Er zijn de afgelopen maand minder incidenten geweest en er is ook vaker sprake van dat [minderjarige] uit vrije wil meewerkt aan het oplossen of tot rust brengen van een onrustige situatie. Het valt de begeleiders op dat zijn zelfredzaamheid groot is en dat hij inmiddels gesprekken voert met een PMT-therapeut over een goede aanpak voor het beheersen van zijn agressie. Het is realistisch om hier binnen de gesloten twee maanden voor uit te trekken. Daarnaast valt op dat [minderjarige] hard werkt aan zijn schoolopdrachten. De GI vindt, mede op advies van Via Almata, de ernst van [minderjarige]’s problemen op dit moment te groot voor een open setting en bepleit toewijzing van het restant van het verzoek, althans in ieder geval voor de duur van twee maanden onder aanhouding van het restant.
Door en namens [minderjarige] wordt bepleit het verzoek voor ten hoogste een maand toe te wijzen en het restant aan te houden. Onder de huidige omstandigheden is een afwijzing van het verzoek niet realistisch, maar het blijft moeilijk om te zien dat er niet effectief vorm wordt gegeven aan passende zorg voor [minderjarige] in de vorm van een open groep.
[minderjarige] erkent dat het voor hem moeilijk is om onder alle omstandigheden zijn zelfbeheersing te behouden en gezag te erkennen. Hij begrijpt dat zijn onderliggende problematiek hiervoor zorgt, maar heeft ook ongeduld omdat hij nog steeds in een gesloten setting zit. Hij snapt wel dat het voor zijn hulpverleners begrijpelijker wordt wanneer hij met woorden reageert in plaats van met boosheid of agressie. Dat vindt hij wel moeilijk. Hij is van mening dat het voor hem beter zou zijn om nu al in een open setting te verblijven, omdat hij daar ook meer kans heeft om conflicten te vermijden. Hij waardeert daarbij enorm dat de beide gezinsmanagers zo hard voor hem aan het werk zijn. Dat motiveert hem ook om vol te houden. De bezoeken van zijn mentor lopen ook goed en worden door hem gewaardeerd.
De moeder sluit zich aan bij de standpunten van [minderjarige].

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
De kinderrechter stelt vast dat er een gemengd beeld is ontstaan in de afgelopen maand. [minderjarige] laat een ontwikkeling in positieve zin zien, maar de incidenten die er zijn geweest baren nog steeds zorgen. In zoverre is zorg en behandeling nodig, zoals [minderjarige] ook erkent. Daarnaast is er de vaststelling dat [minderjarige] zelfredzaamheid en een focus op de toekomst laat zien. Het is de vraag of tijdig en op een passende manier ruimte zal worden gegeven aan de ontwikkelruimte die hij daarbij nodig heeft. [minderjarige] is immers 17 jaar oud geworden en zal zich moeten kunnen voorbereiden op een leven na de jeugdzorg.
De kinderrechter stelt ten aanzien van dit laatste onderdeel vast dat er onvoldoende voortgang is geweest ten aanzien van de overplaatsing van [minderjarige] naar een open setting die bij hem past. Met name valt op dat er kennelijk onvoldoende wordt gecommuniceerd tussen betrokken instanties op inhoudelijk niveau. Uit de stukken blijkt bijvoorbeeld dat Juvent in de veronderstelling leeft dat het rapport van Keinder nog niet beschikbaar is, terwijl dat in februari 2019 is verschenen. Daarnaast is nog geen sprake van een duidelijke argumentatie voor het al dan niet geschikt zijn van groepen voor [minderjarige]. Met name de beschrijving van de reden waarom de Buitenhovelaan niet geschikt zou zijn terwijl daar (onder meer) een kleine, voor [minderjarige] geschikte groep aanwezig is, roept vragen op.
De kinderrechter is met de GI van oordeel dat aan [minderjarige] op de kortst mogelijke termijn perspectief moet worden geboden op een verbetering in zijn situatie. Dit geldt naar het oordeel van de kinderrechter des te sterker in de situatie van [minderjarige], waarin recente ontwikkelingen zoals het sluiten van de Vliethoeve en het wederom moeten wennen aan een nieuwe behandelomgeving, voor hem probleemverzwarend hebben gewerkt. Juist de vaststelling dat [minderjarige] naast zijn evidente problematiek ook beschikt over zelfredzaamheid en ambitie voor de toekomst maakt dat zijn situatie bijzondere aandacht vergt. Het is al bij eerdere beschikking opgemerkt een aanpak op maat aangewezen is. Dat betekent dat de kinderrechter van oordeel is dat op korte termijn, passend binnen de ontwikkeling van [minderjarige] zelf, een open setting beschikbaar moet worden gesteld. Daarbij acht de kinderrechter het een reële optie dat een dergelijke setting in het kader van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdzorg wordt ingezet.
De ontwikkeling van [minderjarige] zoals hiervoor bedoeld betreft met name zijn agressieprobleem. De GI en Via Almata hebben helder geformuleerd dat daar nog het nodige werk gedaan moet worden. Dit wordt onderschreven door [minderjarige] en dat is een vrij nieuwe ontwikkeling. [minderjarige] heeft in dit verband benadrukt dat hij ook bereid is om in een open setting een reeds opgestarte behandeling voort te zetten. Dat is een signaal dat past in zijn verdere plannen. Zo laat hij zien dat hij ambitie heeft op het vlak van zijn opleiding en latere werk en wil hij naar zelfstandigheid toe. Het past ook binnen de door alle betrokkenen geconstateerde zelfredzaamheid. De vaststellingen van de zijde van Via Almata dat met name aandacht krijgen en gezien worden voor hem belangrijke motiverende factoren zijn, maken duidelijk dat ook de positieve beïnvloedbaarheid van [minderjarige] aandacht krijgt. De kinderrechter heeft in dit verband ter zitting onder woorden gebracht onder de indruk te zijn van de hulpverlening zoals [minderjarige] die nu ontvangt. Er zijn echte stappen gezet in relatief korte tijd, en dat tempo dient te worden vastgehouden. [minderjarige] moet immers voorafgaand aan zijn volwassenheid, en daarmee binnen dit jaar, ruim de gelegenheid krijgen te oefenen met de opbouw van zelfstandigheid.
In dit verband is een punt van zorg dat nog geen duidelijkheid is ontstaan over de schoolbegeleiding van [minderjarige]. Dit dient op korte termijn alsnog vorm te krijgen zodat de verdere periode in Via Almata ook op dit punt voortgang zal laten zien. Het heeft in dat verband de voorkeur dat [minderjarige] in de gelegenheid zal zijn om rechtstreeks contact te hebben met de bij zijn lesstof betrokken leraren.
Met het voorgaande staat naar het oordeel van de kinderrechter vast dat de opvoed- en opgroeiproblemen van [minderjarige] nog steeds bestaan en aandacht behoeven. Nu geen passende vervolgsetting beschikbaar is, zal de machtiging gesloten jeugdzorg worden verlengd voor de duur van een maand, en wel tot 4 april 2020. De GI wordt verzocht de bovengenoemde aandachtspunten met voortvarendheid verder te geleiden en een verslag daarvan voorafgaand aan de volgende zitting toe te sturen aan de kinderrechter en de belanghebbenden.
Gelet op de regelmaat waarop de zittingen in deze zaak nu plaatsvinden, zal de volgende zitting plaatsvinden bij Via Almata.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige] met ingang van 4 maart 2020 en tot 4 april 2020;
houdt de beslissing op het resterende deel van het verzoek aan tot de zitting van
25 maart 2020 om 10.00 uur, welke zitting zal worden gehouden bij Via Almata, O.L.Vrouwe ter Duinenlaan 193 te Ossendrecht,in afwachting van het verslag van de GI en haar standpunt omtrent het resterende verzoek, zoals hiervoor overwogen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2020 door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is op 28 februari 2020 vastgesteld.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch