5.2De mountainbikeroute wordt aangelegd op gronden waaraan – voor zover hier van belang – in het bestemmingsplan “Buitengebied Zuidwest” de bestemming “Bos” is toegekend.
Ingevolge artikel 8.1.1 van de planregels zijn de voor 'Bos' aangewezen gronden bestemd voor:
a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos/de bosschages en de bijbehorende bosgroeiplaats;
b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden en/of natuurwaarden;
c. bijbehorende en ondergeschikte verharde en onverharde paden, wegen en parkeervoorzieningen;
d. geluidwerende voorzieningen, zoals wallen en schermen;
e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
f. extensief recreatief medegebruik;
g. bouwwerken van algemeen nut.
Op grond van artikel 8.1.2, onder a, van de planregels zijn de ter plaatse van de – indicatief op de plankaart aangegeven – aanduiding 'dagrecreatie' voor 'Bos' aangewezen gronden mede bestemd voor dagrecreatieve voorzieningen.
Artikel 1.61 van de planregels definieert “extensief recreatief medegebruik” als:
extensieve vormen van recreatie, zoals wandelen en fietsen, die plaatsvinden in gebieden waar de hoofdbestemming meestal natuur of bos betreft.
Artikel 8.6.1, aanhef en onder g, van de planregels bepaalt dat het verboden is zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) wegen, paden, parkeerterreinen aan te leggen en/of te verharden of het andere oppervlakteverhardingen aan te brengen.
Krachtens artikel 8.6.3, aanhef en onder a, van de planregels kan de in 8.6.1 genoemde vergunning slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in 8.1.1 en 8.1.2 genoemde waarden en/of functies. Alvorens te beslissen over het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologisch waardevol gebied, en bij het gemeentelijke Team ABC, voor zover de afweging mede betrekking heeft op cultuurhistorisch waardevol gebied.
6. De mountainbikeroute wordt aangelegd in een gebied waar zes verschillende bestemmingsplannen gelden. Verzoekers hebben de omvang van het geding uitdrukkelijk beperkt tot de zuidelijk gelegen delen van de route die zijn gelegen op de gronden waar het bestemmingsplan Buitengebied Zuidwest” geldt.
De mountainbikeroute is tevens gelegen op gronden waarop ingevolge dit bestemmingsplan de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie” is gevestigd. Niet in geding is dat voor het aanleggen van de mountainbikeroute geen aanlegvergunning vereist is vanwege deze dubbelbestemming. Een aanlegvergunning is wel vereist op grond van de voorschriften die gelden voor de gronden met de bestemming “Bos”. Partijen verschillen van mening over de vraag of die vergunning terecht is verleend.
Ter zitting is door verzoekers nog gesteld dat de mountainbikeroute in afwijking van de vergunde route wordt aangelegd. Aan de voorzieningenrechter ligt echter ter beoordeling voor of de aanlegvergunning terecht is verleend voor de route zoals die op het bij het bestreden besluit behorende kaartje is ingetekend. De vraag of de mountainbikeroute al dan niet in afwijking van de vergunning wordt aangelegd, is een kwestie van handhaving en valt daarmee buiten de omvang van deze procedure.
7. Vergunninghouder heeft in de aanvraagfase in overleg met diverse betrokkenen de aangevraagde route gewijzigd. Ter zitting is namens verweerder genoegzaam toegelicht dat die wijzigingen, voor zover gelegen in de nabijheid van de percelen van verzoekers (het zuidelijke deel van de route), van ondergeschikte aard zijn zodat daarvoor geen nieuwe aanvraag hoefde te worden ingediend. Hoewel aan verzoekers moet worden toegegeven dat de gevolgde procedure heeft bijgedragen aan de ontstane verwarring over het traject van de route door het gebied, heeft verweerder beslissend op de gewijzigde aanvraag de aanlegvergunning verleend en was de situatie in ieder geval vanaf dat moment duidelijk. De voorzieningenrechter heeft voorts vastgesteld dat het onderzoek naar de natuurwaarden zich ook heeft uitgestrekt over deze wijzigingen en niet geleid heeft tot andere conclusies. Laatstbedoeld onderzoek heeft weliswaar pas in de bezwaarfase plaatsgevonden, maar dat past in de heroverweging die verweerder op grond van artikel 7:11 van de Awb dient te maken en waarmee hij geconstateerde onderzoeks- en motiveringsgebreken kan herstellen.