Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
€ 21.717+
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg over de leges die zijn geheven voor een aanvraag omgevingsvergunning. De belanghebbende had een aanvraag ingediend voor het vergroten van zijn woning, waarvoor de heffingsambtenaar leges ter hoogte van € 2.272,45 had geheven. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht leges in rekening had gebracht, omdat de aanvraag betrekking had op zowel vergunningsplichtige als niet-vergunningsplichtige onderdelen van de verbouwing. De rechtbank stelde vast dat de bouwkosten correct waren berekend op basis van de geldende tarieven in de legesverordening.
De rechtbank overwoog dat er geen rechtstreeks verband vereist is tussen de hoogte van de geheven leges en de omvang van de door de gemeente geleverde diensten. Ook werd vastgesteld dat de opbrengstlimiet was voldaan, aangezien de kostendekkendheid van de totale legesverordening 81,5% bedroeg. De rechtbank verwierp de stelling van de belanghebbende dat de kubieke meters van de aanbouw niet meegeteld moesten worden, omdat de bestaande bebouwing grotendeels was afgebroken. De rechtbank concludeerde dat de aanslag leges tot het juiste bedrag was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt de vrijheid van gemeenten om leges te heffen en de criteria die daarbij in acht moeten worden genomen. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en gaf aan dat partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.