ECLI:NL:RBZWB:2019:872

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
1 maart 2019
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7401
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Legesheffing bij aanvraag omgevingsvergunning en de berekening van bouwkosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg over de leges die zijn geheven voor een aanvraag omgevingsvergunning. De belanghebbende had een aanvraag ingediend voor het vergroten van zijn woning, waarvoor de heffingsambtenaar leges ter hoogte van € 2.272,45 had geheven. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht leges in rekening had gebracht, omdat de aanvraag betrekking had op zowel vergunningsplichtige als niet-vergunningsplichtige onderdelen van de verbouwing. De rechtbank stelde vast dat de bouwkosten correct waren berekend op basis van de geldende tarieven in de legesverordening.

De rechtbank overwoog dat er geen rechtstreeks verband vereist is tussen de hoogte van de geheven leges en de omvang van de door de gemeente geleverde diensten. Ook werd vastgesteld dat de opbrengstlimiet was voldaan, aangezien de kostendekkendheid van de totale legesverordening 81,5% bedroeg. De rechtbank verwierp de stelling van de belanghebbende dat de kubieke meters van de aanbouw niet meegeteld moesten worden, omdat de bestaande bebouwing grotendeels was afgebroken. De rechtbank concludeerde dat de aanslag leges tot het juiste bedrag was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond.

De uitspraak benadrukt de vrijheid van gemeenten om leges te heffen en de criteria die daarbij in acht moeten worden genomen. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en gaf aan dat partijen binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 17/7401
uitspraak van 28 februari 2019
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [plaats 1] ,
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de heffingsambtenaar van 12 oktober 2017 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag leges van € 2.272,45.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2019 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, en namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] en [heffingsambtenaar 2] .

1.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2.Gronden

2.1.
Belanghebbende heeft een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het vergroten van de woning aan [adres] in [plaats 2] . Bij besluit van 21 augustus 2017 is de omgevingsvergunning verleend.
2.2.
Voor het in behandeling nemen van de aanvraag heeft de heffingsambtenaar leges geheven ter hoogte van € 2.272,45. Deze aanslag bedraagt 3,12% van de als volgt berekende bouwkosten:
Aanbouw: 122 m³ x € 419 = € 51.118
Opbouw: 57 m3 x € 381 =
€ 21.717+
€ 72.835 exclusief btw
2.3.
Het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag leges is afgewezen.
2.4.
In geschil is of de aanslag leges tot het juiste bedrag is opgelegd.
2.5.
Vooraf merkt de rechtbank op dat de heffingsambtenaar – zoals besproken ter zitting – na de zitting schriftelijk de procedurenummers van de ter zitting genoemde (vergelijkbare) uitspraken aan de rechtbank heeft toegezonden. De rechtbank stuurt een kopie van die brief met de uitspraak mee naar belanghebbende.
2.6.
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de kubieke meters van de aanbouw niet meegerekend moet worden, omdat die aanbouw vergunningsvrij is. De rechtbank overweegt daartoe dat belanghebbende één aanvraag heeft gedaan voor zowel de aanbouw als de opbouw. Uit die aanvraag blijkt niet dat hij deze heeft willen beperken tot de vergunningsplichtige werkzaamheden. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat de heffingsambtenaar de aanvraag voor de gehele verbouwing, inclusief de (eventuele) niet-vergunningsplichtige onderdelen, in behandeling moest nemen en heeft hij daarvoor terecht leges berekend.
2.7.
De rechtbank stelt vast dat de berekening van de leges in overeenstemming is met het daarvoor geldende tarief in onderdeel 8.3 van de Tarieventabel behorende bij de ‘Legesverordening 2017-3’ (hierna: de Tarieventabel). Dit tarief dient ingevolge de Tarieventabel te worden toegepast op de bouwkosten. De bouwkosten worden volgens de Tabel grondslag legesberekening vastgesteld door het aantal te bouwen m³ te vermenigvuldigen met in die tabel genoemde bedragen. Voor een aanbouw is dat een bedrag van € 419 per m3 en voor een opbouw € 381 per m3. Volgens belanghebbende zijn de bouwkosten niet op juiste wijze berekend. Hij stelt dat de voorheen reeds gebouwde kubieke meters niet in de berekening moeten worden meegenomen. In zoverre is volgens belanghebbende geen sprake van aanbouw. De rechtbank volgt de heffingsambtenaar in diens (onvoldoende weersproken) stelling dat sprake is van aanbouw, omdat de bestaande bebouwing grotendeels is afgebroken. Weliswaar zijn de zijgevels blijven staan, maar aan de ene zijgevel is een nieuwe geïsoleerde wand gemaakt en aan de andere zijgevel is een voorzetwand geplaatst. De tussenmuur is verplaatst, de fundering is verzwaard en de betonnen vloer is geïsoleerd. Naar het oordeel van de rechtbank is de heffingsambtenaar niet uitgegaan van teveel kubieke meters en zijn de bouwkosten juist berekend.
2.8.
Voor zover belanghebbende betoogt dat het in rekening gebrachte legesbedrag niet in redelijke verhouding staat tot de door de gemeente geleverde prestatie geldt dat er bij de legesheffing geen rechtstreeks verband is vereist tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds (vgl. ECLI:NL:HR:2009:BI1943). Ook behoort het tot de vrijheid van de gemeente om de heffing te baseren op een andere maatstaf dan de werkelijke kosten. Die vrijheid wordt slechts begrensd in die zin dat geen sprake mag zijn van willekeur. Daarvan is hier niet gebleken.
2.9.
Belanghebbende heeft verder nog aangevoerd dat het wel erg toevallig is dat de kostendekkendheid op het onderdeel bouwen precies 100% is. De rechtbank stelt voorop dat het bij toetsing aan de opbrengstlimiet (waarbij de geraamde opbrengsten niet mogen uitgaan boven de geraamde kosten) niet gaat om het kostendekkingspercentage per dienst of groep van diensten, maar om de kostendekking van alle in de legesverordening opgenomen diensten. Dat betekent dat de kostendekkendheid van het ene onderdeel bouwen op zichzelf niet van belang is. Uit de tabel kostendekkendheid legesverordening 2017-3 bij de memorie van toelichting behorende bij de ‘Legesverordening 2017-3’ blijkt dat de kostendekkendheid voor de totale legesverordening 81,5% bedraagt. Dat betekent dat aan de opbrengstlimiet voldaan is. Dat de kostendekkendheid voor het onderdeel bouwen op 100% uitkomt acht de rechtbank overigens, nu sprake is van door de gemeente opgestelde ramingen, niet twijfelachtig.
2.10.
Gelet op het voorgaande is de aanslag leges tot het juiste bedrag opgelegd en is het beroep gegrond verklaard.
2.11.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 28 februari 2019 door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Mesman-Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.