Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 28 februari 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende, werkzaam als saturatieduiker, in geschil was met de inspecteur van de Belastingdienst over de kwalificatie van zijn inkomsten. De rechtbank oordeelde dat de werkzaamheden van belanghebbende niet als winst uit onderneming konden worden aangemerkt, maar als resultaat uit overige werkzaamheden. Dit oordeel was gebaseerd op een boekenonderzoek dat had plaatsgevonden in 2016, waaruit bleek dat belanghebbende niet voldeed aan de criteria voor ondernemerschap zoals vastgelegd in de Wet inkomstenbelasting 2001. Belanghebbende had slechts twee opdrachtgevers en was afhankelijk van bemiddelaars voor het verkrijgen van werk. De rechtbank concludeerde dat de mate van zelfstandigheid, het ondernemersrisico en de duurzaamheid van de werkzaamheden onvoldoende waren om te spreken van ondernemerschap. De inspecteur had de aangiften van belanghebbende terecht gecorrigeerd, waardoor hij geen recht had op de ondernemersfaciliteiten. De beroepen van belanghebbende werden ongegrond verklaard.