Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de dagvaarding van 23 januari 2019, met producties genummerd 1 tot en met 11,
- de brief van de zijde van eiseres, ter griffie ingekomen op 29 januari 2019, met producties genummerd 1 tot en met 11,
- de brief van de zijde van gedaagde, ter griffie ingekomen op 30 januari 2019, met producties genummerd 1 tot en met 11,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 31 januari 2019,
- de pleitnota van de zijde van eiseres,
- de pleitnotities van de zijde van gedaagde.
2.Het geschil
3.De beoordeling
- [naam overledene] (hierna: erflaatster), geboren op [datum] , is op [datum] overleden.
- Erflaatster had vier kinderen, te weten haar dochters: [naam kind] , [naam kind] , [naam kind] en eiseres [naam kind] .
- In 2012 is bij erflaatster vasculaire dementie vastgesteld.
- Op 7 april 2014 is door het Centrum Indicatiestelling Zorg de indicatie ZZP-5 (beschermd wonen met intensieve dementiezorg) gesteld.
- Op 7 oktober 2014 is erflaatster verhuisd naar het woonzorgcentrum Antoniushof van gedaagde.
- Op 7 april 2015 heeft erflaatster ten overstaan van notaris [naam notaris] , in aanwezigheid van haar dochter [naam kind] , haar eerdere uiterste wilsbeschikking, waarbij iedere dochter voor 1/4de gerechtigd was tot haar nalatenschap, herroepen en heeft zij tot erfgenamen van haar nalatenschap benoemd:
- Tussen [naam kind] enerzijds en [naam kind] , [naam kind] en eiseres anderzijds heeft een gerechtelijke procedure gespeeld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, omtrent de vraag of erflaatster tijdens het passeren van het testament op 7 april 2015 leed aan een geestelijke stoornis en dat deze stoornis erflaatster een redelijke waardering van haar bij deze handelingen betrokken belangen belette.
- Bij vonnis d.d. 25 juli 2018 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de reconventionele vordering van eiseres en van [naam kind] om voor recht te verklaren dat het testament van 7 april 2015 nietig is, althans vernietigbaar is, afgewezen.
- Eiseres heeft tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 25 juli 2018 hoger beroep ingesteld, teneinde in het hoger beroep alsnog te kunnen voldoen aan de door de rechtbank aan haar en haar zus [naam kind] gegeven bewijsopdracht, door te bewijzen dat erflaatster tijdens het passeren van het testament op 7 april 2015 leed aan een geestelijke stoornis en dat deze stoornis erflaatster een redelijke waardering van haar bij deze handelingen betrokken belangen belette.
980,00