4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Ten aanzien van de twee rechtmatigheidsverweren van de verdediging wordt als volgt geoordeeld.
Schending van het ondervragingsrecht
In artikel 6, eerste en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM ligt het recht van de verdachte besloten in enig stadium van het geding een hem belastende verklaring op haar betrouwbaarheid te kunnen toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) horen. Wanneer daartoe geen gelegenheid heeft bestaan, kan het gebruik van de desbetreffende verklaring voor het bewijs schending van het recht van de verdachte op een eerlijk proces opleveren. Of een dergelijke schending zich in een concreet geval voordoet, hangt af van de volgende omstandigheden:
( i) was er een goede reden voor het niet ondervragen van de getuige?
(ii) vormt de verklaring van de niet ondervraagde getuige het enige of beslissende bewijsmateriaal? En, zo ja:
(iii) waren voldoende compenserende factoren aanwezig, inclusief mogelijkheden de betrouwbaarheid van de verklaring te beoordelen?
Het gebruik van een voor de verdachte belastende verklaring is derhalve niet ongeoorloofd indien gelegenheid tot ondervraging heeft ontbroken, mits die verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Indien onvoldoende steunbewijs voorhanden is, zal het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid de desbetreffende getuige te ondervragen in voldoende mate moeten worden gecompenseerd teneinde te bewerkstelligen dat het recht van de verdachte op een eerlijk proces niet wordt geschonden.
De rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris op 7 mei 2018 heeft beslist dat [slachtoffer ] diende te worden gehoord in een verhoorstudio door een daartoe gespecialiseerd verhoorkoppel van de politie. Ten behoeve van dit verhoor zijn vooraf de schriftelijke vragen en subvragen van de verdediging en de officier van justitie verzameld en voorgelegd aan het gespecialiseerde verhoorkoppel. Dit koppel heeft een verhoorplan gemaakt en heeft dat ter goedkeuring voorgelegd aan de rechter-commissaris. Zowel de rechter-commissaris, de griffier, de officier van justitie alsmede de verdediging zijn in de gelegenheid gesteld het verhoor te volgen in een andere ruimte dan de verhoorstudio. Naar aanleiding van hetgeen [slachtoffer ] heeft verklaard, zijn er aanvullende vragen ingediend. De rechter-commissaris heeft vervolgens beslist welke aanvullende vragen daadwerkelijk nog konden worden gesteld.
Tegen deze beslissing van de rechter-commissaris heeft de verdediging bezwaar gemaakt. De rechtbank heeft op 6 juni 2018 in raadkamer de getuige-deskundige Wolters, psycholoog, gehoord. De psycholoog heeft bevestigd dat door middel van de hiervoor omschreven procedure ter zake het studioverhoor de meest betrouwbare informatie van [slachtoffer ] verkregen kan worden. De rechtbank heeft op 13 juni 2018 beslist dat de rechter-commissaris terecht heeft gekozen voor een studioverhoor, nu daarmee de waarheidsvinding het beste tot haar recht komt. Het bezwaar is ongegrond verklaard.
Voor zover de verklaringen van [slachtoffer ] ten aanzien van de tenlastgelegde feiten als het enige of beslissende bewijsmateriaal doorslaggevend voor het bewijs moeten worden geacht, dient de rechtbank na te gaan of er voldoende factoren aanwezig waren die, het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om [slachtoffer ] nader te ondervragen, compenseerden. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de persoon van [slachtoffer ] , de hierboven beschreven wijze waarop het studioverhoor heeft plaatsgevonden, in voldoende mate de beperking van het ondervragingsrecht heeft gecompenseerd. Het recht van de verdachte op een eerlijk proces is niet geschonden. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
Het onderzoek aan de in beslag genomen smartphones
De rechtbank stelt voorop dat de toepassing van artikel 359a Sv is beperkt tot vormverzuimen die zijn begaan bij het voorbereidend onderzoek naar het aan de verdachte ten laste gelegde feit 1, waaronder begrepen normschendingen bij de opsporing. Indien sprake is van een dergelijk - niet voor herstel vatbaar - vormverzuim maar de rechtsgevolgen ervan niet uit de wet blijken, zal de rechter moeten beoordelen of aan dat verzuim een rechtsgevolg verbonden moet worden en zo ja welk rechtsgevolg. Daarbij dient hij rekening te houden met de in het tweede lid van artikel 359a Sv genoemde factoren, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van de schending en het door de schending veroorzaakte nadeel, waaronder te begrijpen de eventuele schade die voor de verdachte in zijn verdediging is ontstaan. Daarbij moet worden aangetekend dat geen sprake is van een voor de toepassing van artikel 359a Sv in aanmerking te nemen nadeel indien de verdachte niet getroffen is in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen. Verder is van belang vast te stellen dat schending van vormvoorschriften in het voorbereidend onderzoek niet in alle gevallen tot voordeel van de verdachte moet leiden; de rechter kan volstaan met de feitelijke constatering dat vormvoorschriften zijn verzuimd. Indien de rechter meent dat daarmee echter niet kan worden volstaan, dan heeft hij de mogelijkheid om aan het vormverzuim een van de drie in artikel 359a, eerste lid, Sv genoemde rechtsgevolgen te verbinden: strafvermindering, bewijsuitsluiting dan wel niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie. Het belang van de verdachte dat het strafbare feit niet wordt ontdekt vormt rechtens geen beschermwaardig belang, zodat de overtreding van een vormvoorschrift die de verdachte in dat belang raakt in beginsel zonder gevolg zal kunnen blijven.
Op 17 maart 2017 zijn verdachte en een medeverdachte aangehouden naar aanleiding van een diefstal van een scooter. De mobiele telefoons van de verdachten zijn ten behoeve van het onderzoek naar de diefstal in beslaggenomen. Door de afdeling digitale recherche zijn vervolgens de op deze telefoons aanwezige gegevens veiliggesteld. Met toestemming van de zaaksofficier van justitie van de diefstal van de scooter zijn de door de digitale recherche veiliggestelde beelden overgedragen aan het onderzoeksteam van de afdeling zeden. De afdeling zeden heeft vervolgens nader onderzoek gedaan naar de veiliggestelde beelden. Op deze beelden zijn enige belastende filmpjes en foto’s aangetroffen die door de officier van justitie voor het verdere onderzoek en bewijs zijn gebruikt.
De Hoge Raad heeft in het voornoemde arrest uitspraak gedaan over het doen van onderzoek door een opsporingsambtenaar aan in beslag genomen elektronische gegevensdragers en geautomatiseerde werken. In dat arrest worden drie situaties onderscheiden:
1) Er wordt een niet meer dan beperkte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van degene onder wie de gegevensdrager in beslag is genomen. In dat geval is de opsporingsambtenaar op grond van het bepaalde in artikel 95 of 96 Sv zelfstandig bevoegd. Hiervan kan sprake zijn als het onderzoek slechts bestaat uit het raadplegen van een gering aantal bepaalde opgeslagen of beschikbare gegevens.
2) Er wordt een meer dan beperkte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer. In dat geval is een bevel van de officier van justitie vereist, ingevolge het bepaalde in de artikelen 141 jo 148 jo 95 of 96 Sv.
3) Er is sprake van een voorzienbare zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. In dat geval dient een door de rechter-commissaris te verrichten onderzoekshandeling te worden gevorderd, conform het bepaalde in de artikelen 181 jo 104 jo 177 Sv. Een handvat voor de invulling van het criterium “voorzienbare zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer” wordt in het arrest niet gegeven. Wel is duidelijk dat het om een zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de gebruiker van de gegevensdrager moet gaan.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het onderzoek aan de mobiele telefoon van verdachte een meer dan beperkte inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer heeft gemaakt. Het onderzoek is namelijk niet beperkt gebleven tot het enkel raadplegen van een gering aantal bepaalde gegevens. Er was sprake van het met daartoe bestemde apparatuur en/of software uitlezen van alle op een smartphone en/of de bijbehorende SIM-kaart opgeslagen of beschikbare gegevens waardoor (volledig) inzicht is verkregen in contacten, oproepgeschiedenis, berichten en foto's. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval in ieder geval sprake is van de meer-dan-beperkte-inbreuk dat onder het regime van de officier van justitie valt. De rechtbank stelt evenwel vast dat – hetgeen ook niet door de verdediging is betwist – het onderzoek is voorafgegaan door een bevel van een officier van justitie.
De vraag die door de verdediging is opgeworpen, is of sprake was van een voorzienbare zeer ingrijpende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, wat maakt dat het onderzoek door de rechter-commissaris had dienen te geschieden. De rechtbank stelt vast dat het onderzoek dat plaatsvond aan de mobiele telefoons eerstens betrekking had op de diefstal van de scooter. De rechtbank is van oordeel dat gelet daarop niet voorzienbaar was dat uit dit onderzoek de uiteindelijk veiliggestelde beelden naar voren zouden komen. Het verweer van de raadsman kan dan ook niet slagen.
Gelet op al het hiervoor overwogene worden de rechtmatigheidsverweren verworpen en wordt de verzochte bewijsuitsluiting afgewezen. De rechtbank zal nu overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van de bewijsmiddelen.
Start van het onderzoekOp 6 februari 2017 werd door Veilig Thuis contact opgenomen met de afdeling zeden van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant. Veilig Thuis verklaarde dat een leerling van [school] in Tilburg een zorgwekkend filmpje had laten zien aan [getuige 1] , een leerkracht op deze school. Op dit filmpje was te zien dat minderjarige leerlingen seks hadden met een volwassen vrouw. Op 7 februari 2017 verklaarde [getuige 1] tegenover de politie dat een leerling haar op 1 februari 2017 een filmpje had laten zien, dat afkomstig was van de mobiele telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] . [getuige 1] zag in het filmpje dat medeverdachte [medeverdachte 4] , een leerling van haar, seks had met een volwassen vrouw. Zij zag dat er nog drie andere jongens in het filmpje te zien waren. Deze jongens stonden om de vrouw en [medeverdachte 4] heen. Twee van deze drie jongens herkende zij als leerlingen van [school] . Dit betroffen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Van de derde jongen wist [getuige 1] dat hij “ [medeverdachte 2] ” wordt genoemd. Meerdere leerlingen bevestigden tegenover [getuige 1] dat genoemde jongens meerdere keren per week bij de vrouw langsgingen voor seks. In een latere verklaring bij de politie gaf [getuige 1] aan dat zij [medeverdachte 3] niet op het filmpje zag, omdat hij stond te filmen. Zij herkende wel zijn stem, omdat hij ook bij haar op school zit. [medeverdachte 4] had tegen [getuige 1] gezegd dat verdachte daar vaste klant was en dat verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hem als cadeautje daarmee naar toe hadden genomen. [medeverdachte 4] vertelde haar ook dat ze er alle zeven op gingen als ze met zeven personen in de huiskamer zaten. Omdat het voor [medeverdachte 4] een cadeautje was, mocht hij als eerste. Zolang de man van [slachtoffer ] niet thuis was, konden ze de kamer afbreken. Daarnaast heeft [medeverdachte 4] tegen [getuige 1] gezegd dat de vrouw niet zou zeggen dat het niet vrijwillig was, want er waren genoeg dingen waarmee ze kon worden gepakt of gechanteerd.
Op 30 januari 2017 was mevrouw [gezinsbegeleider] in de woning van [slachtoffer ] aan de [adres 3] te Tilburg. Rond het middaguur ging de deurbel. [gezinsbegeleider] hoorde via de intercom dat er iemand zei: “Doe open, doe open, jouw man werkt en hij is toch niet thuis.”. [slachtoffer ] zei dat zij een afspraak had en dat die persoon weg moest gaan. Vervolgens werd er weer aangebeld. [gezinsbegeleider] liep naar het balkon. Zij zag dat twee jongens haar zagen en dat zij zich meteen achter de pilaren onder de balkons verstopten. Niet lang daarna appte een zekere [verdachte] naar [slachtoffer ] . Hij schreef: “Jouw man is toch niet thuis?”. [gezinsbegeleider] schreef hierop: “Wat wil je doen?”, waarop [verdachte] schreef “Je weet het wel, neuken, neuken, neuken.”. Hierop heeft [gezinsbegeleider] ervoor gezorgd dat [slachtoffer ] een ander telefoonnummer kreeg. [slachtoffer ] heeft tegenover [gezinsbegeleider] aangegeven dat met [verdachte] wordt bedoeld. Uit onderzoek is gebleken dat [slachtoffer ] hiermee [verdachte] bedoelt.
Op 9 februari 2017 werden uit de woning van [slachtoffer ] meerdere goederen gestolen. Hiervan deed [slachtoffer ] op dezelfde dag aangifte. Zij verklaarde dat [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] op de dag van de diefstal bij haar in de woning zijn geweest. Uit onderzoek is gebleken dat [slachtoffer ] hiermee respectievelijk verdachte en medeverdachten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] bedoelt.
Een paar dagen later werd [gezinsbegeleider] door de moeder van [slachtoffer ] gebeld. De moeder van [medeverdachte 5] had de moeder van [slachtoffer ] erop gewezen dat er een filmpje rondging, waarop [slachtoffer ] staat met drie jongens in bed. [gezinsbegeleider] heeft [slachtoffer ] hiermee geconfronteerd. [slachtoffer ] vertelde dat zij gedwongen was om seks te hebben met jongens en dat dit twee weken nadat zij was getrouwd is begonnen. [slachtoffer ] is op 17 december 2016 getrouwd. De jongens die haar daartoe dwongen waren verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] . Zij kwamen bij haar langs en namen vrienden mee, aldus [slachtoffer ] tegenover [gezinsbegeleider]
Op 20 maart 2017 deed [gezinsbegeleider] namens [slachtoffer ] aangifte van verkrachting. [slachtoffer ] werd op
31 mei 2017, 11 oktober 2017 en 10 september 2018 door de politie in een speciale verhoorstudio gehoord. [slachtoffer ] verklaarde, kort gezegd, dat zij gedwongen werd om seks met de jongens te hebben. Dit gebeurde door te dreigen met het bekendmaken van een bij haar gepleegde abortus alsmede van de foto’s of filmpjes van seksuele handelingen die op een eerder moment met haar waren verricht. Ook deden de jongens de deur van de woning van [slachtoffer ] op slot. Zij werd tijdens de seksuele handelingen door de jongens vastgebonden en geslagen en er werd een mes op de keel gezet. De jongens zeiden tegen haar dat de politie haar niet zou geloven als zij aangifte bij de politie wilde doen, omdat zij meerderjarig is en de jongens minderjarig zijn.
In het kader van het onderzoek in onderhavige zaak en onderzoeken in andere strafzaken werden op de telefoons van verdachte en [persoon ] en op de SD-kaart van [medeverdachte 1] filmpjes en foto’s aangetroffen van seksuele handelingen, die [slachtoffer ] met een aantal van de verdachten verrichtte. De rechtbank heeft de filmpjes voorafgaand aan de zitting bekeken. Op de telefoon van [verdachte] werd daarnaast een screenshot aangetroffen van een onbekende chat, waarop te zien is dat [slachtoffer ] seks heeft met medeverdachten [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] met de mededeling “kan je wel negeren maar jahh”.
Dwang
De rechtbank stelt vast dat door verdachte en de medeverdachten, met uitzondering van [medeverdachte 6] , niet wordt ontkend dat er tussen hen en [slachtoffer ] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer ] . Wel wordt uitdrukkelijk betwist dat er sprake is geweest van dwang.
De rechtbank overweegt in dat kader dat van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) slechts sprake kan zijn, indien de verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer de handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Van dwingen is dan sprake wanneer men toelaat wat men zonder dwang niet zou hebben toegelaten. Ten slotte is vereist dat degene die dwingt, zelf seksuele handelingen verricht.
[slachtoffer ] heeft verklaard dat zij door een aantal jongens is gedwongen om de in de tenlastelegging opgesomde seksuele handelingen te verrichten. Dit dwingen gebeurde door te dreigen met het bekendmaken van het feit dat [slachtoffer ] eerder een abortus had laten plegen alsmede door te dreigen foto’s of filmpjes van seksuele handelingen die op een eerder moment met haar waren verricht te verspreiden. De jongens zeiden daarbij tegen [slachtoffer ] dat de politie haar niet zou geloven als zij aangifte wilde doen omdat zij meerderjarig is en de jongens minderjarig waren. Tijdens de seksuele handelingen waren er meerdere jongens aanwezig en werden soms deuren op slot gedaan. Haar broek en onderbroek werden naar beneden getrokken en zij werd bij haar nek vastgepakt. Ook werd haar hoofd in de richting van de penis van een medeverdachte geduwd en werd haar op gebiedende toon gezegd dat zij moest pijpen, aldus [slachtoffer ] .
De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer ] onbetrouwbaar en zelfs leugenachtig zijn, omdat [slachtoffer ] op essentiële punten wisselend en tegenstrijdig heeft verklaard. Deze verklaringen kunnen volgens de verdediging dan ook geen bijdrage leveren aan het bewijs van de ten laste gelegde dwang
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [slachtoffer ] forse inconsistenties bevatten. Zo heeft zij wisselende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd over van wie zij zwanger is geweest en over de (on)vrijwilligheid van het eerste seksuele contact dat zij met verdachte heeft gehad. Ook heeft [slachtoffer ] wisselend en tegenstrijdig verklaard over de aanleiding van de vermeende verkrachtingen en het aantal keren dat de jongens bij haar zijn langsgekomen voor seks. Anderzijds stelt de rechtbank vast dat de verklaringen van [slachtoffer ] op een aantal belangrijke punten steun vinden in andere bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van [getuige 1] en de filmpjes die van de seksuele handelingen zijn gemaakt.
In dit kader wijst de rechtbank ook op het deskundigenrapport van Wolters, psycholoog, van 30 oktober 2017. Hij heeft in opdracht van de rechter-commissaris onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij [slachtoffer ] en de kenbaarheid daarvan voor derden. Wolters heeft verklaard dat [slachtoffer ] wilsbekwaam moet worden geacht, maar dat het derden die langere tijd interactie hadden met [slachtoffer ] moet zijn opgevallen dat [slachtoffer ] een lichte verstandelijke beperking heeft en daardoor meer dan normaal beïnvloedbaar is. De testresultaten tonen een IQ van 56, wat overeenkomt met een ontwikkelingsleeftijd van ruim 10 jaar. Als gevolg van deze beperking is [slachtoffer ] niet in staat een chronologisch en systematisch verslag te doen van gebeurtenissen en ervaringen. Haar verklaringen zijn fragmentarisch en associatief, waardoor samenhang en coherentie ontbreekt.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer ] niet zonder meer als onbetrouwbaar of zelfs leugenachtig terzijde moeten worden geschoven. Bij dat oordeel kent de rechtbank veel gewicht toe aan het feit dat de verklaringen van [slachtoffer ] op een aantal belangrijke punten worden bevestigd door objectieve bewijsmiddelen waaronder de verklaringen van verdachte zelf en die van zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de indruk dat de inconsistenties en tegenstrijdigheden in de verklaring van [slachtoffer ] hun oorsprong vinden in haar beperking.
Hoewel de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer ] derhalve niet zal uitsluiten van het bewijs, maken de vele inconsistenties en tegenstrijdigheden, waar ontegenzeggelijk sprake van is, wel dat de rechtbank haar verklaringen over de door verdachte en zijn medeverdachten aangewende dwang met grote terughoudendheid tegemoet treedt. Tot een bewezenverklaring van dwang kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook enkel worden gekomen wanneer de verklaringen van [slachtoffer ] hieromtrent in belangrijke mate worden ondersteund door ander bewijsmiddelen.
Numeriek en/of fysiek overwichtDe rechtbank stelt op basis van voornoemd filmpje en verschillende verklaringen in het dossier vast dat er meerdere jongens in de slaapkamer aanwezig waren toen verdachte seksuele handelingen met [slachtoffer ] verrichtte. Dit gegeven is naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf echter onvoldoende om te concluderen dat [slachtoffer ] zich gedwongen voelde om de seksuele handelingen te ondergaan en zich hieraan niet kon onttrekken. Ook de geluiden die door [slachtoffer ] tijdens de seks worden gemaakt en die hoorbaar zijn op de filmfragmenten op ‘filmpje 3’, maken dit niet anders, aangezien deze geluiden voor meerderlei uitleg vatbaar zijn. Het had evenwel naar het oordeel van de rechtbank op de weg van verdachte gelegen om bij twijfel over de interpretatie van deze geluiden bij [slachtoffer ] navraag te doen en niet zonder meer door te gaan met het verrichten van seksuele handelingen. Het feit dat verdachte dit toch heeft gedaan, maakt zonder aanvullende feiten en omstandigheden echter niet dat er sprake is geweest van dwang. De rechtbank zal verdachte van deze onderdelen dan ook vrijspreken
Geestelijk overwichtDoor getuige [getuige 1] is verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 4] haar had verteld dat [slachtoffer ] niet zou gaan zeggen dat de seks niet vrijwillig was omdat er genoeg dingen zijn waarmee [slachtoffer ] gepakt of gechanteerd kon worden. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van [slachtoffer ] dat de verdachten tegen haar gezegd hebben dat de politie haar niet zou geloven omdat zij meerderjarig is en de verdachten minderjarig, hiermee in beperkte mate ondersteund. De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen of verdachte bij het doen van deze uitspraken betrokken is geweest of hier weet van heeft gehad. Ook van dit onderdeel zal verdachte worden vrijgesproken.
Dreiging met verspreiden filmpjes en/of foto’sOp de telefoon van verdachte is een screenshot aangetroffen waarop zichtbaar is dat [slachtoffer ] seks heeft met een medeverdachte. Op dit screenshot is voorts de tekst zichtbaar: ‘Kan je wel negeren maar jahh.’. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de verklaring van [slachtoffer ] dat zij seks moest hebben met een aantal jongens omdat er anders seksueel getinte foto’s en beeldmateriaal van haar verspreid zouden worden, in sterke mate ondersteund door dit screenshot. De rechtbank stelt echter vast dat verdachte niet zichtbaar is op genoemd screenshot. Voorts valt uit het dossier niet op te maken of dit screenshot daadwerkelijk is verzonden aan [slachtoffer ] , en zo ja, of dit in de tenlastegelegde periode is gebeurd. Het voorgaande maakt dat verdachte van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken.
Op gebiedende toon tegen [slachtoffer ] zeggen dat zij moest pijpen
Op ‘Video 3’ is te zien dat medeverdachte [verdachte] het hoofd van een vrouw richting zijn penis duwt. Een andere persoon stootte met zijn heupen tegen de blote billen van deze vrouw. Op de achtergrond wordt gezegd: ‘Goede ippa geven, goede ippa.’ en: ‘Goede ippa geven Papa.’. Hoewel dit filmpje de verklaring van aangeefster dat haar op gebiedende toon werd gezegd dat ze moest pijpen ondersteunt, is de rechtbank van oordeel dat deze handelingen op zichzelf onvoldoende zijn om van dwang te kunnen spreken in de zin van artikel 242 Sr. Hij zal dan ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
De verklaringen van [slachtoffer ] over het op slot doen van de deur, het naar beneden trekken van haar (onder)broek, het haar bij de nek vastpakken en de dreiging met het bekendmaken van de eerder door haar ondergane abortus, worden evenmin ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank zal verdachte van deze onderdelen dan ook vrijspreken.
ConclusieOp grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer ] dat er sprake is geweest van dwang door verdachte, dan wel in het kader van medeplegen door één of meer van de medeverdachten, onvoldoende steun vinden in de overige bewijsmidde-len. Wel leidt de rechtbank uit het dossier af dat verdachte geprofiteerd heeft van de situatie en de kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid van [slachtoffer ] . Hij heeft hier op geen moment bij stilgestaan en heeft enkel aan zijn eigen gerief gedacht. Ten slotte is [slachtoffer ] door verdachte en zijn medeverdachten met weinig respect behandeld. De rechtbank acht dit laakbaar. De rechtbank acht echter niet bewezen dat de seksuele handelingen op zodanige wijze hebben plaatsgevonden dat sprake is geweest van verkrachting in de zin van artikel 242 Sr. Dit maakt dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Feit 2
[slachtoffer ] heeft aangifte gedaan van diefstal gepleegd op 9 februari 2017 in haar woning aan de [adres 3] te Tilburg. [slachtoffer ] woonde op dit adres samen met haar man. Bij deze diefstal zijn een televisie, een Samsung Galaxy Tab, een trouwring, een horloge merk Esprit, en een geldbedrag weggenomen.
Op donderdag 6 juli 2017 was [verbalisant 1] belast met het uitkijken van camerabeelden afkomstig van het camerasysteem aanwezig bij de flat aan de [adres 3] te Tilburg. Dit betreft de flat waarin [adres 3] is gevestigd. Hij deed dit in het kader van het onderzoek naar de voormelde aangifte van diefstal door [slachtoffer ] . Bij het uitkijken van de camerabeelden werd door de verbalisant gezien dat er op 9 februari 2017 tussen 15:09 uur en 17:00 uur, onder andere, de navolgende personen zichtbaar waren.
Persoon 1:
- Man; negroïde, zwarte gewatteerde jas met capuchon die de persoon op heeft, blauwe spijkerbroek, zwarte Nike sportschoenen, wit Nike logo en witte zolen, slank postuur.
Persoon 2:
- Man; negroïde, grijze capuchon van zijn trui op zijn hoofd, zwarte gewatteerde jas met capuchon, donkerkleurige broek, zwarte schoenen, slank postuur.
De verbalisant zag dat om 15:12:39 uur personen 1 en 2 de centrale toegangshal binnen liepen. Zij liepen vervolgens de trap op. Om 16:49:46 uur kwamen deze personen de trap af. De verbalisant zag dat ze samen een rechthoekig plat groot voorwerp vasthielden. Ook zag hij dat dit voorwerp was ingepakt in een lichtblauwe overtrek van een matras. De verbalisant schat dat het voorwerp een afmeting had van 150 centimeter bij 60 centimeter. Links onderin was een stuk zichtbaar van het voorwerp. De verbalisant zag dat dit deel zwart van kleur was. Hij zag dat deze personen met het voorwerp naar buiten liepen. De verbalisant heeft persoon 1 als medeverdachte [medeverdachte 1] en persoon 2 als verdachte herkend. Persoon 1 wordt ook door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , beiden jeugdagent in Tilburg Noord en in die hoedanigheid meerdere keren in contact geweest met [medeverdachte 1] , herkend als [medeverdachte 1]. Persoon 2 wordt door verbalisant [verbalisant 3] herkend als verdachte. Hij is in zijn hoedanigheid als jeugdagent veelvuldig in contact geweest met verdachte. Door [verbalisant 4] wordt de lichtblauwe matrashoes waarin het voorwerp dat door deze personen de flat uit werd getild herkend als de matrashoes van het bed van [slachtoffer ].
Op 26 september 2017 werd tijdens de insluitingsfouillering van verdachte een Esprit dameshorloge aangetroffen en in beslag genomen. Een afbeelding van dit horloge werd via [gezinsbegeleider] aan [slachtoffer ] getoond. [gezinsbegeleider] gaf aan dat [slachtoffer ] haar horloge had herkend op de vertoonde afbeelding.
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen staat voor de rechtbank in voldoende mate vast dat verdachte samen met [medeverdachte 1] op 9 februari 2017 uit de woning van [slachtoffer ] aan de [adres 3] te Tilburg een televisie heeft weggenomen, die zij in een lichtblauwe matrashoes van [slachtoffer ] hebben ingepakt. De rechtbank heeft, gelet op de eerdere contacten tussen de verbalisanten en verdachte en [medeverdachte 1] , geen reden om te twijfelen aan de herkenning door deze verbalisanten van verdachte en [medeverdachte 1] als de personen die op de camerabeelden zijn te zien. Ook stelt de rechtbank vast dat zij op die dag het horloge van [slachtoffer ] hebben weggenomen, dat later bij [verdachte] is aangetroffen. De rechtbank heeft daarnaast geen reden om aan de geloofwaardigheid van de aangifte van [slachtoffer ] ten aanzien van de overige weggenomen goederen te twijfelen.