Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
18 september 2019
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
€ 45.165(€ 117.823 x 115% = 135.496: 3 = gelijkelijk verdeelde voorraadcorrectie)
€ 36.424(€ 39.274 -/- € 2850, par. 3.3 rapport)
€ 1.245(overmaking privérekening)
€ 11.841
€ 2.682
€ 1.093
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
- Een naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013;
- Navorderingsaanslagen ib/pvv over de jaren 2012 tot en met 2014;
- Een (na de bezwaarfase opgelegde) belastingaanslag zvw voor het jaar 2013.
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond voor zover het ziet op de omzetbelasting (BRE 18/6980 tot en met 18/6982);
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond (BRE 18/6983 tot en met 18/6988);
- vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de omzetbelasting en de daarbij horende beschikking belastingrente;
- vermindert de naheffingsaanslag omzetbelasting tot € 71;
- vermindert de daarbij horende beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- vermindert de vergrijpboeten met 5% wegens overschrijding van de redelijke termijn;
18 september 2019door mr. A. van Dongen, rechter, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel, griffier en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: