ECLI:NL:RBZWB:2019:5574

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
11 december 2019
Zaaknummer
BRE 19_3966
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een RAAF-verzoek met betrekking tot de functieplaatsing van een ambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de korpschef van politie over de afwijzing van een verzoek om toepassing van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF). Eiseres, werkzaam als Medewerker Intake & Service, had een aanvraag ingediend om geplaatst te worden in de functie van Generalist Intake & Service, maar deze aanvraag werd door de korpschef afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de korpschef getoetst aan de voorwaarden van de RAAF, waarbij de vraag centraal stond of eiseres wezenlijk afweek van haar huidige functie. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende had aangetoond dat zij voldeed aan de niveaubepalende elementen van de gevraagde functie. De rechtbank benadrukte dat het niet voldoende is dat een leidinggevende verklaart dat eiseres aan deze elementen voldoet; er moet een duidelijke feitelijke beschrijving van de werkzaamheden zijn. De rechtbank concludeerde dat de korpschef de aanvraag op goede gronden had afgewezen en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Tevens werd overwogen dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kon slagen, omdat er geen vergelijkbare gevallen waren waarin collega's in dezelfde omstandigheden een RAAF-aanvraag succesvol hadden ingediend. De rechtbank besloot dat de weigering om eiseres te plaatsen in de functie van Generalist Intake & Service niet onhoudbaar was en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/3966 AW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 december 2019 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. K.C.T. Putman,
en

de korpschef van politie (de korpschef), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 24 mei 2018 (eerste besluit) heeft de korpschef het verzoek om toepassing te geven aan de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF) afgewezen.
In het besluit van 21 juni 2019 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar van eiseres tegen het eerste besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 21 november 2019.
Hierbij waren aanwezig eiseres en haar gemachtigde. Namens de korpschef waren aanwezig mr. N.J. Mathura en [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is met ingang van 1 juli 2016 geplaatst in de functie van Medewerker Intake & Service, gewaardeerd op schaal 6. Zij heeft op 3 juli 2017 een aanvraag op grond van de RAAF ingediend om geplaatst te worden in de functie van Generalist Intake & Service, gewaardeerd op schaal 7.
2. Op 29 november 2017 heeft haar leidinggevende, teamchef [naam teamchef] , aan eiseres het voornemen van de korpschef uitgereikt om haar aanvraag af te wijzen omdat de aan eiseres opgedragen feitelijke werkzaamheden niet in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Generalist Intake & Service.
3. Eiseres heeft een zienswijze op het voornemen naar voren gebracht bij de daartoe ingestelde Adviescommissie Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (Adviescommissie). Op 30 april 2018 heeft de Adviescommissie de korpschef geadviseerd een besluit te nemen zoals voorgenomen en de aanvraag af te wijzen.
4. In een besluit van 24 mei 2018 heeft de korpschef het advies van de Adviescommissie overgenomen en is de aanvraag afgewezen.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 mei 2018. De Bezwaaradviescommissie Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie heeft de korpschef geadviseerd om dat besluit in stand te laten. Bij het bestreden besluit heeft de korpschef met verwijzing naar de overwegingen in het advies het bezwaar ongegrond verklaard.
Voldoet eiseres aan de niveaubepalende elementen van de functie Generalist Intake & Service?
6. Partijen zijn het er over eens dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b en d, van de RAAF. Zij verschillen van mening over de vraag of de door eiseres aangedragen werkzaamheden wezenlijk afwijken van haar huidige functie, dus over onderdeel c van het eerste lid. Het moet hierbij gaan om werkzaamheden in de periode van een jaar voorafgaand aan 3 juli 2017, dus de periode van 3 juli 2016 tot en met 2 juli 2017.
Wijze van toetsen
7. Deze rechtbank heeft in haar uitspraken van 14 november 2019 (ECLI:NL:RBZWB:2019:4959 en 4960) geoordeeld dat het bij de beoordeling van een RAAF-aanvraag niet gaat om onderhoud van de voor de ambtenaar geldende LFNP-functie, maar om de vraag of de ambtenaar thuishoort in een andere LFNP-functie. Immers: volgens de RAAF-definitie van ‘wezenlijk afwijken’ gaat het niet alleen om de vraag of andere werkzaamheden worden verricht dan bij de geldende functie behoren, maar is doorslaggevend of in overwegende mate wordt voldaan aan de niveaubepalende elementen van een andere functie. De oude functie verandert niet, de nieuwe evenmin. Bij een dergelijke beoordeling is naar het oordeel van de rechtbank een terughoudende toetsing overeenkomstig de inpassingsjurisprudentie op zijn plaats. Gedoeld wordt op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) die tot uitdrukking komt in de uitspraken van 17 maart 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BP9661) en van 13 december 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY6084).
De definitie van ‘wezenlijk afwijken’
8. Volgens artikel 1, aanhef en onder i, van de RAAF wordt onder ‘wezenlijk afwijken’ verstaan: ‘het in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van een andere functie (…)’. De rechtbank heeft in de hiervoor genoemde uitspraken overwogen dat de tekst van de toelichting van de RAAF niet strijdig is met de tekst van de RAAF zelf. Uitgangspunt is dat de aanvrager aantoont dat aan alle niveaubepalende elementen van een andere functie wordt voldaan.
9. Daarvan kan worden afgeweken wanneer zich de situatie voordoet als beschreven vanaf de zesde alinea van de toelichting bij artikel 1 van de RAAF. Het gaat hierbij om situaties waarbij grond van bedrijfsvoeringsargumenten aan alle in de organisatorische eenheid van de aanvrager werkzame collega’s (met dezelfde LFNP-functie als de aangevraagde functie) bepaalde niveaubepalende elementen niet zijn opgedragen omdat deze werkzaamheden bij een hogere (of andere) functie zijn neergelegd. Het ligt op de weg van de aanvrager om dat aan te tonen.
Het onderscheidende verschil in niveaubepalende elementen van de functies
10. Wat de kern van de functie van Generalist Intake & Service onderscheidt van de kern van de functie Medewerker Intake & Service is:
a. het zelfstandig verrichten van Intake & Service activiteiten;
b. het participeren in bestaande netwerken ten behoeve van gezamenlijke aanpak van die activiteiten en het maken van afstemmingsafspraken;
c. het doen van voorstellen vanuit de uitvoeringspraktijk tot verbeteringen in de uitvoering van de Intake & Service activiteiten;
d. het geven van instructies en handreikingen aan (Assistenten en) Medewerkers Intake & Service.
11. Volgens de korpschef voldoet eiseres niet aan deze niveaubepalende elementen. De rechtbank zal onderdeel a niet bespreken. Eiseres moet namelijk ook voldoen aan de niveaubepalende elementen b, c en d. Zij heeft echter onvoldoende feiten naar voren gebracht waaruit blijkt dat zij in de periode van 3 juli 2016 tot en met 2 juli 2017 hieraan heeft voldaan. Het is niet voldoende dat een leidinggevende verklaart dat eiseres voldoet aan de niveaubepalende elementen van de functie. Dit moet blijken uit een duidelijke feitelijke beschrijving van de werkzaamheden en die ontbreekt voor de niveaubepalende elementen b, c en d. Tijdens de zitting heeft eiseres voorbeelden genoemd, maar onvoldoende is gebleken dat deze in de referteperiode zijn verricht en dat zij daarmee zelf aan de niveaubepalende elementen voldoet. Eiseres heeft niet aangevoerd dat deze elementen op grond van bedrijfsvoeringsargumenten bij een hogere of andere functie zijn neergelegd. Daarom kan niet worden gezegd dat eiseres de niveaubepalende elementen van de gevraagde functie in de referteperiode heeft uitgevoerd.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel
12. Eiseres stelt in 2012 in de functie Medewerker Intake & Service te zijn geplaatst in schaal 6. Dit samen met nog een collega, in dezelfde functie. Nadien zijn er echter ook nog collega’s aangenomen, die wel weer in schaal 7 zijn geplaatst. Ook de betreffende collega die tegelijk met eiseres is aangenomen zit inmiddels in schaal 7. Eiseres is nog de enige die in schaal 6 zit, hoewel zij dezelfde werkzaamheden doet als haar collega’s die geplaatst zijn in schaal 7 in de functie van Generalist Intake & Service.
13. Ervan uitgaande dat eiseres dezelfde werkzaamheden verricht als haar collega’s, is het begrijpelijk dat eiseres dat een onrechtvaardige situatie vindt. Maar toch kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slagen. Daarvoor is nodig dat een collega in vergelijkbare omstandigheden naar aanleiding van een RAAF-aanvraag in de functie van Generalist Intake & Service is geplaatst. Die situatie doet zich echter niet voor.
14. Wel overweegt de rechtbank - ten overvloede - nog het volgende. In de beroepsgrond van eiseres ligt ook besloten dat zij een beroep doet op het algemeen rechtsbeginsel dat gelijke arbeid onder gelijke omstandigheden op gelijke wijze beloond moet worden. Dit is een eis van goed werkgeverschap, hetgeen tot uitdrukking komt in artikel 125ter van de Ambtenarenwet en de onder toepassing van artikel 7:611 BW ontwikkelde civiele rechtspraak van de Hoge Raad (vgl. HR 30 januari 2004, NJ 2008, 536). Dit valt echter buiten de omvang van het geding, omdat in de RAAF-procedure alleen wordt beoordeeld of eiseres aanspraak kan maken op de aangevraagde functie.
Slotoverwegingen
15. De rechtbank is van oordeel dat de weigering eiseres te plaatsen op de functie van Generalist Intake & Service op voldoende gronden berust en niet onhoudbaar is.
16. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
17. Er is geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.