ECLI:NL:RBZWB:2019:5433
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugvordering na intrekking uitkering Participatiewet
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat op 8 november 2018 is genomen, betreffende de terugvordering van haar uitkering op grond van de Participatiewet. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 2 december 2019 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de vraag of de terugvordering terecht is opgelegd. Eiseres heeft aangevoerd dat zij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden en dat de terugvordering onterecht is, omdat deze leidt tot onaanvaardbare financiële en sociale gevolgen voor haar en haar minderjarig kind. Eiseres heeft ook gewezen op de schending van haar rechten onder internationale verdragen, zoals het Internationaal verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR) en het Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college op basis van artikel 58 van de Participatiewet gerechtigd was om de terugvordering op te leggen, aangezien eiseres wel degelijk de inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 6 september 2018 weer een Participatiewetuitkering ontvangt en dat zij door haar kinderen wordt ondersteund. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien en dat de internationale verdragsbepalingen geen directe werking hebben in deze zaak. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard.