Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de vraag of de participatie in een Filmfonds kan worden aangemerkt als een bron van inkomen. De inspecteur had aan de belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting opgelegd, waarbij de participatie in het Filmfonds niet als bron van inkomen werd erkend. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat er objectief bezien een voordeel te verwachten viel uit de participatie in het Filmfonds. De rechtbank concludeerde dat de participatie geen bron van inkomen vormt, omdat de verwachte opbrengsten niet voldoende waren om een positief rendement te behalen zonder rekening te houden met fiscale faciliteiten. Daarnaast werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel door de rechtbank verworpen, omdat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.