3.2Op grond van artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen (Wbp) – voor zover hier van belang – wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
de ingezetene:de ingeschrevene, die zijn adres heeft in een gemeente in Nederland, en op wiens persoonslijst niet het gegeven van zijn overlijden of van vertrek uit Nederland als actueel gegeven is opgenomen;
het briefadres: het adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen;
het adres:het woonadres, dan wel bij het ontbreken hiervan of bij toepassing van artikel 2.40 of 2.41, het briefadres.
4. Bij besluit van 3 juli 2012 heeft het college gelet op onder meer artikel 3 van de Wsg de Beleidsregels vastgesteld.
Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Beleidsregels hebben alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven dezelfde betekenis als in de Wgs en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Op grond van artikel 2 van de Beleidsregels kunnen alle inwoners van de gemeente [naam woonplaats 1] van 18 jaar en ouder zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening. In de toelichting bij dit artikel is vermeld dat schuldhulpverlening in beginsel openstaat voor alle inwoners van [naam woonplaats 1] van 18 jaar en ouder.
Beoordeling door de rechtbank
5. Ter beoordeling aan de rechtbank ligt de vraag voor of het college op goede gronden de aanvraag van eiser om schuldhulpverlening heeft afgewezen. Het college heeft aan de afwijzing ten grondslag gelegd dat eiser geen inwoner is van de gemeente [naam woonplaats 1] .
Op grond van artikel 2 van de Beleidsregels kunnen alle inwoners van de gemeente [naam woonplaats 1] zich tot het college wenden voor schuldhulpverlening. In de Beleidsregels is van het begrip ‘inwoner’ geen omschrijving opgenomen. In artikel 1, eerste lid, van de Beleidsregels is echter bepaald dat alle begrippen die in de Beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven dezelfde betekenis hebben als in de Wgs. In artikel 1 van de Wgs is wel een omschrijving opgenomen van wat onder het begrip ‘inwoner’ moet worden verstaan, namelijk degene die als ingezetene in de basisregistratie is ingeschreven. Uit artikel 1.1, aanhef en onder f, van de Wbp volgt vervolgens dat onder ingezetene wordt verstaan, de ingeschrevene die zijn adres heeft in een gemeente Nederland en op wiens persoonslijst niet het gegeven van vertrek uit Nederland als actueel gegeven is opgenomen. Onder het begrip ‘adres’ wordt op grond van artikel 1.1, aanhef en onder q, van de Wbp bij het ontbreken van een woonadres ook een briefadres verstaan.
Vast staat dat eiser ten tijde van zijn aanvraag om schuldhulpverlening in de basisregistratie stond ingeschreven met het briefadres [adres] te [naam woonplaats 1] . Ook ten tijde van het nemen van het primaire besluit en het bestreden besluit stond hij op dit adres ingeschreven. Dit betekent dat eiser op dat moment ingezetene was van de gemeente [naam woonplaats 1] , als bedoeld in artikel 1.1, aanhef en onder f, van de Wbp. Omdat in de Wgs en de Beleidsregels voor het begrip inwoner is aangesloten bij het begrip ingezetene was eiser op dat moment ook inwoner van de gemeente [naam woonplaats 1] . Dat bij het college twijfels bestonden over de juistheid van het postadres in de gemeente [naam woonplaats 1] en eiser nadien ook daadwerkelijk is uitgeschreven leidt niet tot een ander oordeel. Doorslaggevend zijn immers de hiervoor genoemde momenten en op die momenten was eiser nog inwoner van de gemeente [naam woonplaats 1] in de zin van de Wgs en de Beleidsregels.
Dit betekent dat het college ten onrechte aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag heeft gelegd dat eiser geen inwoner was van de gemeente [naam woonplaats 1] . Gelet hierop moet het beroep van eiser gegrond worden verklaard en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking.
6. De rechtbank ziet aanleiding te beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven, als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, van de Awb. Bij deze beoordeling moet de rechtbank uitgaan van de geldende feiten en omstandigheden en het geldende recht ten tijde van het doen van de uitspraak.
Vast staat dat eiser bij besluit van 11 juli 2018 is uitgeschreven uit de gemeente [naam woonplaats 1] en zijn adresgegevens in de basisregistratie zijn gewijzigd naar ‘onbekend’. Niet is gebleken dat eiser tegen dit besluit rechtsmiddelen heeft aangewend. Het college heeft ter zitting toegelicht dat eiser zich nog niet heeft ingeschreven op een nieuw adres in een gemeente in Nederland. Dit betekent dat eiser op dit moment niet meer kan worden aangemerkt als ingezetene van de gemeente [naam woonplaats 1] en dus ook niet meer als inwoner van de gemeente [naam woonplaats 1] , als bedoeld in de Wgs en de Beleidsregels.
Op grond hiervan moet de aanvraag van eiser om schuldhulpverlening dan ook worden afgewezen. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, inhoudende de afwijzing van de aanvraag van eiser om schuldhulpverlening, in stand kunnen blijven.
7. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat het beroep van eiser gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Zoals hiervoor is overwogen ziet de rechtbank aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.
8. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Overweging ten overvloede
10. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eiser bij het indienen van het beroepschrift het adres [adres] te [naam woonplaats 1] als correspondentieadres heeft opgegeven. Vervolgens heeft eiser de rechtbank meerdere malen verzocht om per e‑mail met hem te corresponderen, omdat hij niet meer over een adres beschikt.
Een e‑mailadres kan op grond van de Awb echter niet worden aangemerkt als adres. Op het verzoek van de rechtbank om een juist correspondentieadres door te geven heeft eiser niet gereageerd, terwijl het wel zijn verantwoordelijkheid is om een juist adres door te geven waarop de rechtbank eiser kan bereiken. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 27 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4273. De rechtbank zal deze uitspraak dan ook op de in de Awb voorgeschreven wijze aan eiser verzenden naar het in het beroepschrift aangegeven en bij de rechtbank laatste bekende adres. Om eiser enigszins tegemoet te komen zal de rechtbank ook een geanonimiseerde versie van deze uitspraak publiceren op www.rechtspraak.nl.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.M. van Lanen, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.A. Laheij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2019.
Afschrift verzonden aan partijen op: