ECLI:NL:CRVB:2018:4273

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
18/734 NIOAW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en bijzondere bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep door de Raad op 14 augustus 2018. De Raad had destijds geoordeeld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de behandeling van het verzet op 13 november 2018 zijn beide partijen niet verschenen.

De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak overwogen dat appellante niet voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht en dat zij tot en met 27 juni 2018 de gelegenheid had om het griffierecht te voldoen. In het verzet is echter gebleken dat appellante, na afwijzing van haar verzoek om vrijstelling van het griffierecht, tijdig bijzondere bijstand heeft aangevraagd bij de gemeente Meierijstad. Deze aanvraag is op 27 juni 2018 gehonoreerd, waarna appellante direct het griffierecht heeft betaald.

De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat onder deze omstandigheden niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest. Het verzet is gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de Raad vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van het verzet.

Uitspraak

Datum uitspraak: 27 december 2018
18/734 NIOAW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 25 januari 2018, 17/1927 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 14 augustus 2018 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 13 november 2018, waar beide partijen niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 14 augustus 2018 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Daartoe heeft de Raad onder meer overwogen dat bij brief van 12 april 2018 aan appellante is meegedeeld dat zij niet voldoet aan de criteria voor betalingsonmacht en dat zij tot en met 27 juni 2018 de gelegenheid krijgt om het griffierecht te voldoen.
In verzet is gebleken dat appellante, na afwijzing van haar verzoek om vrijstelling van het griffierecht binnen de termijn waarin het griffierecht moest worden betaald, tijdig bij de gemeente Meierijstad bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor de kosten van het griffierecht. Bij besluit van 27 juni 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meierijstad deze aanvraag gehonoreerd en te kennen gegeven het gevraagde bedrag over te maken op het rekeningnummer van appellante. Direct na ontvangst van de bijzondere bijstand heeft appellante het griffierecht overgemaakt. Op maandag 2 juli 2018 is het griffierecht ontvangen.
Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
14 augustus 2018 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van M.A.E. Lageweg als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) M.A.E. Lageweg

NW