ECLI:NL:CRVB:2018:4273
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en bijzondere bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 december 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep door de Raad op 14 augustus 2018. De Raad had destijds geoordeeld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak. Tijdens de behandeling van het verzet op 13 november 2018 zijn beide partijen niet verschenen.
De Raad heeft in zijn eerdere uitspraak overwogen dat appellante niet voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht en dat zij tot en met 27 juni 2018 de gelegenheid had om het griffierecht te voldoen. In het verzet is echter gebleken dat appellante, na afwijzing van haar verzoek om vrijstelling van het griffierecht, tijdig bijzondere bijstand heeft aangevraagd bij de gemeente Meierijstad. Deze aanvraag is op 27 juni 2018 gehonoreerd, waarna appellante direct het griffierecht heeft betaald.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat onder deze omstandigheden niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest. Het verzet is gegrond verklaard, de eerdere uitspraak van de Raad vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van het verzet.