Op 7 november 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een inwoner van de gemeente Reimerswaal, bezwaar maakte tegen een besluit van de burgemeester. Dit besluit betrof een last onder bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet, waarbij de burgemeester de sluiting van verzoekers woning voor drie maanden en de sluiting van een portacabin voor zes maanden gelastte. De burgemeester baseerde zijn besluit op de aantreffen van een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder 2,1 kilo afvalproducten van de productie van medicinale cannabisolie en 80 milliliter hennepolie. Verzoeker stelde dat hij de hennepolie uitsluitend voor eigen (medicinaal) gebruik produceerde en dat er geen sprake was van drugshandel. Tijdens de zitting op 29 oktober 2019 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester werd vertegenwoordigd door twee ambtenaren. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat de aangetroffen drugs uitsluitend voor eigen gebruik waren bestemd. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de hoeveelheid aangetroffen drugs en de omstandigheden van de zaak. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, waardoor de sluiting van de woning en de portacabin in stand bleef. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.