ECLI:NL:RBZWB:2019:3325

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
AWB- 19_3474 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van artikel 13b Opiumwet wegens vermeende hennepkwekerij voor eigen gebruik

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een woning in Terneuzen, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om zijn woning voor drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van een hennepkwekerij met 40 hennepplanten in de woning. Verzoeker stelde dat de hennep bestemd was voor eigen medicinaal gebruik vanwege zijn ernstige chronische zenuwpijn. Tijdens de zitting op 18 juli 2019 was verzoeker aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de burgemeester niet verscheen.

De voorzieningenrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de verklaring van verzoeker over zijn gebruik van hennep voor pijnbestrijding en de onderbouwing door zijn huisarts. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker aannemelijk had gemaakt dat de hennepplanten niet voor verkoop of handel waren, maar voor eigen gebruik. De burgemeester had onvoldoende gemotiveerd waarom de sluiting van de woning gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden en het ontbreken van bewijs voor drugshandel.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en de burgemeester opgedragen het griffierecht en de proceskosten van verzoeker te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij handhaving van de Opiumwet, vooral in gevallen van medicinaal gebruik van hennep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/3474 VV
uitspraak van 23 juli 2019 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,
gemachtigde: mr. W.R. Aerts,
en
de burgemeester van de gemeente Terneuzen (de burgemeester),verweerder.
Procesverloop
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 juli 2019 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de sluiting van de woning aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker] voor de duur van drie maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 18 juli 2019. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De burgemeester is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

1.Feiten en omstandigheden

Verzoeker is eigenaar van de woning aan [adres verzoeker] te [woonplaats verzoeker]. Op 15 februari 2019 heeft de politie een in werking zijnde hennepkwekerij met in totaal 40 hennepplanten aangetroffen in twee ruimtes op de zolder van de woning.
Bij brief van 28 maart 2019 heeft de burgemeester verzoeker meegedeeld van plan te zijn om gebruik te maken van zijn bevoegdheid om op grond van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang op te leggen, strekkende tot sluiting van de woning voor de duur van drie maanden. Bij brief van 8 april 2019 heeft verzoeker zijn zienswijze tegen dat voornemen kenbaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester verzoeker gelast de woning met ingang van 25 juli 2019 voor een periode van drie maanden te sluiten en afgesloten te houden. Wanneer de woning op dat moment niet is afgesloten, zal de burgemeester het pand met toepassing van bestuursdwang laten afsluiten.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en een verzoek om voorlopige voorziening (schorsing van het bestreden besluit) ingediend.

2.Standpunt verzoeker

2.1
Verzoeker stelt dat de aangetroffen hennep is bestemd voor eigen medicinaal gebruik vanwege ernstige chronische zenuwpijn. Hij betwist dat hij de hennepkwekerij heeft geëxploiteerd voor handelsdoeleinden. De politie heeft geen verpakkingsmateriaal en/of gripzakjes aangetroffen. Ook de suggestie dat klanten bij hem langskwamen en na korte tijd met sporttassen het pand verlieten, suggererend dat zich in die tassen hennep bevond, is onjuist. De twee dochters van verzoeker verblijven om de week bij hem. Zij worden na afloop van die week door de huidige partner van de ex-vrouw van verzoeker of andere familieleden opgehaald. In de sporttassen zitten spullen van zijn dochters.
2.2
Ook stelt verzoeker dat het besluit van 11 juni 2019 pas op 3 juli 2019 aangetekend naar hem is verzonden. Een reden voor de vertraging wordt niet gegeven. Er zitten slechts 22 dagen tussen de datum van ontvangst van de brief (4 juli 2019) en de datum waarop verzoeker zijn woning dient af te sluiten (25 juli 2019). Verzoeker stelt dat de burgemeester daarmee uiterst onzorgvuldig heeft gehandeld.
2.3
In het strafrechtelijke traject heeft op 9 juli 2019 een OM-zitting plaatsgevonden. De officier van justitie heeft de zaak voorwaardelijk geseponeerd op grond van het feit dat verzoekers gezondheidstoestand een vervolging in de weg staat. Verzoeker overlegt ter onderbouwing daarvan het sepotbericht en de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 december 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:14844) waar het sepotbericht naar verwijst.
2.4
Tot slot voert verzoeker aan dat de sluiting van zijn woning voor drie maanden disproportioneel is en dat een waarschuwing had moeten worden opgelegd.

3.Beoordelingskader voorlopige voorziening

3.1
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
3.3
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.

4.Wettelijk kader

Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

5.Beoordeling

5.1
De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien uit de feiten volgt dat aannemelijk is dat in woningen of lokalen drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel dat de drugs daartoe aanwezig zijn. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) kan de burgemeester bij zijn beoordeling in redelijkheid aansluiten bij de door het Openbaar Ministerie toegepaste criteria, waarbij een hoeveelheid van 5 hennepplanten als hoeveelheid voor eigen gebruik wordt aangemerkt. Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs die groter is dan 5 hennepplanten, is in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking (zie onder meer de uitspraak van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2388).
5.2
De burgemeester heeft nadere invulling gegeven aan de bevoegdheid die hem op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet toekomt, in het “Damocles Beleid 2017 Gemeente Terneuzen” (de beleidsregel). Volgens de beleidsregel volgt bij een eerste constatering van de verkoop dan wel de aanwezigheid van meer dan een kleine handelshoeveelheid softdrugs (meer dan 6 tot 20 hennepplanten) in een woning een sluiting voor een periode van drie maanden.
5.3
Niet in geschil is dat er in totaal 40 hennepplanten op de zolder van de woning van verzoeker zijn aangetroffen. Er is daarmee sprake van een overschrijding van de in de jurisprudentie van de AbRS genoemde gebruikershoeveelheid van 5 hennepplanten. Ook is daarmee de door de burgemeester in zijn beleid gehanteerde grens voor een kleine handelshoeveelheid van 20 hennepplanten overschreden. Gelet daarop was de burgemeester in beginsel bevoegd om handhavend op te treden.
5.4
In de uitspraak van 14 maart 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:738) heeft de AbRS overwogen dat het aan de rechthebbende is om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid drugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Wanneer de rechthebbende een helder en consistent betoog heeft over zijn eigen gebruik dat een geringe overschrijding van de grens vanwege dat gebruik aannemelijk maakt, geen andere zaken in het pand zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel en niet is gebleken van andere relevante feiten en omstandigheden, kan in de regel worden geoordeeld dat het tegendeel aannemelijk is gemaakt. Er is dan in beginsel toch geen bevoegdheid tot sluiting en de burgemeester zal moeten motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid drugs bestemd is voor de verkoop, aflevering en verstrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om ter zake van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.
5.5
De voorzieningenrechter dient te beoordelen of verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat de aangetroffen hennepplanten niet aanwezig waren voor de verkoop, verstrekking of aflevering daarvan maar voor eigen (medicinaal) gebruik.
5.6
Verzoeker heeft verklaard dat hij in 1998 betrokken is geraakt bij een verkeersongeval en sindsdien lijdt aan ernstige chronische zenuwpijn. Hij is zelf hennep gaan kweken om deze in olie te verwerken en te gebruiken ter pijnbestrijding en slaapbevordering. Hij heeft dit onderbouwd met verklaringen van zijn huisarts. Deze bevestigt de klachten van verzoeker en geeft aan dat hij eerder paracetamol, Diclofenac en Tramadol heeft voorgeschreven maar dat dit onvoldoende werkte voor verzoeker. De huisarts heeft bovendien medicinale cannabis in de vorm van olie van het merk Bedocran voorgeschreven. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat deze olie voor hem niet werkt omdat die slechts 2% THC bevat en dus onvoldoende slaapbevorderend werkt. Bedocran levert ook bloemtoppen, maar deze bevatten 22% THC en dat is teveel omdat hij bij gebruik daarvan steeds wakker wordt met een kater. Verzoeker heeft verklaard zelf hennep te kweken om tot de voor hem meest geschikte verhouding CBD en THC in olie te komen; ongeveer 12% CBD en 12% THC althans tussen de 10% en 15%. Daarvan gebruikt hij ongeveer 5 druppels. De huisarts kan echter geen olie met die verhouding voorschrijven. Uit een van de overgelegde verklaringen van de huisarts blijkt dat hij ervan op de hoogte is dat verzoeker zelf gekweekte olie gebruikt en dat die olie tot nu toe het meest effectieve pijnstillend middel met de minste bijwerkingen blijkt te zijn voor zijn klachten.
5.7
Uit openbare bronnen, die ook de burgemeester heeft geraadpleegd, valt af te leiden dat er diverse extractiemethodes bestaan om werkzame stoffen uit hennepplanten te halen voor de productie van olie, onder andere met behulp van (olijf)olie of alcohol. Met behulp van alcohol (20 gram hennep voor 10 ml olie) kan minder olie worden gemaakt dan op basis van (olijf)olie-extractie (5 gram hennep voor 20 ml olie). Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij de olie op basis van alcohol-extractie wenst te maken, omdat dit leidt tot productie van de meest effectieve olie met de minste bijsmaak. Uitgaande van het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ is de opbrengst per hennepplant 33,5 gram (3,1 plant per m2). Omdat er 40 hennepplanten zijn aangetroffen, zou de totale opbrengst op grond van dit rapport 1.340 gram hennep zijn. Hiervan zou 670 ml olie op alcoholbasis kunnen worden gemaakt. Volgens verzoeker is er in zijn geval sprake van nog minder opbrengst, omdat hij zogeheten landrasplanten kweekt. Deze worden beschouwd als meer zuiver of ruwer dan de gangbare hennepplanten die worden gekweekt voor commerciële doeleinden. Het merendeel van de plant is daarnaast niet geschikt om olie van te maken. Ook heeft verzoeker verklaard dat hij 5 tot 10% van de oogst wilde gebruiken met een vaporizer voor acute pijnbestrijding.
5.8
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het betoog van verzoeker over zijn gebruik van hennepolie helder en consistent en bieden de verklaringen van de huisarts voldoende onderbouwing voor zijn stelling dat hij dit gebruikt als meest effectieve middel ter pijnbestrijding en dat dit medisch noodzakelijk is. Bovendien volgt uit de sepotbrief van 9 juli 2019, met verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 14 december 2018 (ECLI:NL:RBDHA:2018:14844), dat ook de officier van justitie in de situatie van verzoeker uitgaat van het telen van hennep voor eigen medicinaal gebruik. Gelet op het voorgaande is aannemelijk dat de aangetroffen hoeveelheid hennepplanten was bedoeld voor eigen (medicinaal) gebruik. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in de woning geen andere zaken zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel, zoals weegschalen, gripzakjes of verpakkingsmateriaal. Ook is niet gebleken van andere relevante feiten en omstandigheden die zouden kunnen wijzen op drugshandel. De enkele melding van een buurtbewoner acht de voorzieningenrechter onvoldoende. De burgemeester heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom in verzoekers situatie desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hennepplanten bestemd waren voor de verkoop, aflevering en verstrekking.
5.9
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat de burgemeester onder de gegeven omstandigheden niet bevoegd was om tot sluiting van de woning van verzoeker voor drie maanden over te gaan. Het bestreden besluit kan naar verwachting geen stand houden en daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Conclusie
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit. Deze voorziening vervalt zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
8. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512, en wegingsfactor 1).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 174,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. Graumans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2019.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
BIJLAGE
Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 5:1, eerste lid, van de Awb bepaalt dat in deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Op grond van artikel 5:21 van de Awb wordt onder last onder bestuursdwang verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Op grond van artikel 5:25, eerste lid, van de Awb geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Artikel 5:31c, eerste lid, van de Awb bepaalt dat het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder bestuursdwang mede betrekking heeft op een beschikking die strekt tot toepassing van bestuursdwang of op een beschikking tot vaststelling van de kosten van de bestuursdwang, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.
Opiumwet
In artikel 3 van de Opiumwet is bepaald, dat het verboden is een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Hennep staat vermeld op lijst II.
Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bepaalt dat de burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.