ECLI:NL:RBZWB:2019:4810

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 oktober 2019
Publicatiedatum
4 november 2019
Zaaknummer
C/02/349811 / HA ZA 18-624
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • E.H. M. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over perceel gemeentegrond en verjaringseisen

In deze zaak vorderde eiser, wonende te Steenbergen, bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat hij door verjaring eigenaar is geworden van een perceel gemeentegrond dat grenst aan zijn woning. De gemeente Steenbergen, gedaagde in deze zaak, betwistte de eigendom van eiser en stelde dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand was gekomen. Eiser had het perceel sinds 2017 in gebruik als tuingrond en had eerder contact gehad met de gemeente over de mogelijke aankoop van het perceel. De rechtbank oordeelde dat eiser niet door verjaring eigenaar was geworden, omdat hij pas sinds 2017 eigenaar was van de woning en het perceel geen onderdeel uitmaakte van de koopovereenkomst. De rechtbank concludeerde dat de gemeente steeds eigenaar van het perceel was gebleven en dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst was gesloten, omdat de ambtenaar die namens de gemeente handelde niet bevoegd was. De vorderingen van eiser werden afgewezen en de gemeente werd in het gelijk gesteld, waarbij eiser werd veroordeeld om het perceel ontruimd aan de gemeente op te leveren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/349811 / HA ZA 18-624
Vonnis van 2 oktober 2019
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te Steenbergen,
2.
[eiseres],
wonende te Steenbergen,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. P. [voorletter] .M. Boomaars te Breda,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE STEENBERGEN,
zetelend te Steenbergen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaten mrs. K. Meijering en B.G. Ӧzdemir te Breda.
Partijen worden hierna [eiser] en de gemeente genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie, tevens houdende conclusie van repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie
  • de akte houdende aanvulling grondslag van [eiser]
  • de antwoordakte van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is sinds 10 juli 2017 eigenaar van de woning aan de [adres] te Steenbergen, hierna: de woning. Hij heeft deze gekocht van de stichting Stadlander, hierna: Stadlander. De koopovereenkomst vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

Verkoper verkoopt aan koper, die van verkoper koopt: het volgende registergoed:
De eengezinswoning voorzien van C.V., met garage, erf, ondergrond en overige aanhorigheden gelegen aan de [adres] , [postcode] te Steenbergen . De woning is kadastraal bekend gemeente Steenbergen, [perceel] , ter grootte van 1 are en 84 centiare.”
2.2.
Naast de woning bevindt zich een perceel grond, groot ca 119 m², hierna: het perceel, dat volgens de kadastrale gegevens in eigendom toebehoort aan de gemeente.
2.3.
[eiser] heeft het perceel, dat grenst aan het trottoir en daarvan is afgescheiden door een laurierhaag, in gebruik als tuingrond.
2.4.
[eiser] heeft voorafgaand aan de koop van de woning middels een e-mailbericht van 22 mei 2017 van zijn vader ( [voorletter] . [eiser] ) aan de gemeente laten weten het perceel van de gemeente te willen kopen en daarbij verzocht hem te laten weten wat daarvan de prijs is.
2.5.
Bij brief van 23 mei 2017 heeft de heer Suijkerbuijk , juridisch medewerker bij de gemeente, [eiser] , althans zijn vader, bericht dat het verzoek in behandeling wordt genomen en dat hij, als uit onderzoek blijkt dat de grond verkocht kan worden, een taxateur zal inschakelen om de waarde van het perceel te laten bepalen.
2.6.
Nadat de afdeling Beheer van de gemeente had bepaald dat de grond in aanmerking kwam voor verkoop, heeft de heer Suijkerbuijk aan Ossenblok Taxatieservices verzocht de verkoopwaarde van perceel te bepalen. Op 29 mei 2017 heeft deze taxateur de waarde van het perceel bepaald op een bedrag van [bedrag X] -.
2.7.
De door [eiser] ingeschakelde taxateur (Helmig Makelaardij) heeft het perceel op 10 juli 2017 getaxeerd op een waarde van [bedrag Y] -.
2.8.
Bij brief van 22 september 2017 heeft Suijkerbuijk aan (de vader van) [eiser] bericht dat er een groot verschil bestaat tussen de door Ossenblok Taxatieservices en Helmig Makelaardij getaxeerde verkoopprijzen en dat de gemeente niet kan instemmen met de door de heer Helmig getaxeerde verkoopprijs.
2.9.
Op 6 december 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen (de vader en oom van) [eiser] en een wethouder.
2.10.
Bij e-mailbericht van 11 januari 2018 heeft Suijkerbuijk de vader van [eiser] als volgt bericht:

Enige weken geleden heeft u gesproken met wethouder Zijlmans over het perceel gemeentegrond gelegen aan de zijkant van de woning [adres] .
Het college van burgemeester en wethouders heeft informeel gesproken over de situatie en de verkoop van het perceel grond.
Mij is verzocht u te verzoeken of u of uw neef bereid is het perceel grond te kopen voor de prijs van [bedrag Y] (omgerekend [bedrag Z] - per m² overeenkomstig de taxatie van E. Helmig).
Ik zie uw reactie met belangstelling tegemoet zo mogelijk uiterlijk voor 25 januari 2018.
Indien de bereidheid aanwezig is, zal binnen een week een verkoopbesluit en een koopovereenkomst worden toegezonden.”
2.11.
Bij e-mail van 11 januari 2018 heeft de vader van [eiser] vervolgens aan Suijkerbuijk het volgende bericht:

Dat is mooi dat de gemeente hiertoe bereid is.
Wij gaan met u voorstel akkoord maar de grond kan pas in jully passeren ivm dat er dan spaargeld los komt van mijn zoon.
Hopend dat u daar begrip voor heeft.”
2.12.
Bij brief van 23 april 2018 heeft juridisch adviseur mr. C. van Nispen het volgende aan [eiser] bericht:

In mei 2017 heeft u aan de gemeente gevraagd of het mogelijk is om een stuk gemeentegrond naast het huis aan de [adres] in Steenbergen te kopen. Hierover heeft u contact gehad met medewerkers van de gemeente.
Uw verzoek is op dit moment in behandeling. Het behandelen van uw verzoek duurt langer dan wij in eerste instantie hadden gepland. Op dit moment is taakveld juridische zaken van de gemeente uw verzoek aan het bekijken.
Zodra dit is afgerond, wordt uw verzoek voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders. Zij zullen een besluit nemen over verkoop van het stuk gemeentegrond.
2.13.
Bij e-mail van 26 april 2018 heeft de vader van [eiser] Suijkerbuijk het volgende bericht:

Wanner krijg ik de koopakte van u dan kan ik de notaris bespreken,
Heb u 11 jan een mail voor akkoord gestuurd.
Het is namelijk zo july.”
2.14.
Suijkerbuijk heeft bij e-mail van 2 mei 2018 aan de vader van [eiser] het volgende bericht:

De verkoop van gemeentegrond aan uw neef is door het college overgedragen aan de afdeling Juridische Zaken. Het college heeft om een nader juridisch advies gevraagd. Het verdere verloop van de verkoop van het perceel grond is handen van mevrouw C. van Nispen van de genoemde afdeling.
Zij zal voor zover dit nog niet gebeurd u op de kortst mogelijke termijn nader informeren.”
2.15.
Bij brief van 26 juni 2018 heeft de heer Schenk, teammanager Beheer ruimte & beheer, voor zover van belang, het volgende aan [eiser] bericht:

Het college heeft besloten overeenkomstig de door de gemeenteraad vastgestelde beleidslijn de grond te verkopen tegen de door ons vastgestelde grondprijs. Het college is van oordeel dat precedentenwerking ten opzichte van verzoeken voor het kopen van gemeentegrond in vergelijkbare situaties voorkomen dient te worden. Het college is niet bereid het perceel grond tegen een lagere grondprijs te verkopen en hierdoor af te wijken van de door de gemeenteraad vastgestelde beleidslijn.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: te verklaren voor recht dat [eiser] door middel van verjaring eigenaar is geworden van de strook grond, gelegen aan de zijkant van zijn woning ( [adres] ), en de gemeente te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis ervoor zorg te dragen dat deze eigendomsovergang in het kadaster wordt genoteerd, onder verbeurte van onmiddellijk opeisbare dwangsommen ad [bedrag A] - voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de gemeente in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
subsidiair: de gemeente te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis de strook grond, gelegen aan de zijkant van zijn woning aan [eiser] te leveren voor een koopprijs ad [bedrag Y] - onder verbeurte van onmiddellijk opeisbare dwangsommen ad [bedrag A] - voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de gemeente in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
II. de gemeente te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
[eiser] stelt primair dat hij middels verjaring eigenaar van het perceel is geworden nu de grond al meer dan 20 jaar in het bezit van hem c.q. zijn rechtsvoorgangers is. Volgens [eiser] is de woning met inbegrip van de tuin, waaronder het perceel, aan hem verkocht. Subsidiair stelt [eiser] dat tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen nu overeenstemming is bereikt over alle essentialia, namelijk het object en de koopprijs van
[bedrag Y] -. Hij verwijst daarbij naar de inhoud van de e-mailberichten van 11 januari 2018 van Suijkerbuijk aan zijn vader en de reactie daarop van zijn vader. Hij stelt dat Suijkerbuijk bevoegd was om namens de gemeente op te treden, althans dat hij er op mocht vertrouwen dat Suijkerbuijk daartoe bevoegd was. Meer subsidiair stelt [eiser] dat de gemeente jegens hem aansprakelijk is uit onrechtmatige daad. Hij stelt daartoe dat indien de uitlatingen van Suijkerbuijk waarmee hij het vertrouwen heeft gewekt dat er een koopovereenkomst was gesloten c.q. tot stand zou komen onjuist waren, Suijkerbuijk onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, voor welke onrechtmatige handelingen de gemeente aansprakelijk is.
De schadevergoeding kan volgens [eiser] overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:103 BW worden gesteld op een verplichting van de gemeente om de grond aan hem te leveren tegen de koopprijs van [bedrag Y] -.
3.3.
De gemeente voert verweer. Zij betwist dat [eiser] middels verjaring eigenaar is geworden van het perceel, nu zijn verzoek om het perceel te mogen kopen onverenigbaar is met zijn eigenaarspretentie en het perceel geen onderdeel uitmaakte van de koopovereenkomst betreffende de woning. Bovendien is er volgens de gemeente geen sprake van het voor verkrijgende verjaring vereiste bezit.
Voorts stelt de gemeente dat er geen rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen tussen haar en [eiser] , nu het bevoegde bestuursorgaan, zijnde het college van B&W, geen besluit heeft genomen tot het doen van een aanbod c.q. het aangaan van de door [eiser] beoogde koopovereenkomst. Voor zover de e-mail van Suijkerbuijk van 11 januari 2018 wel als bevoegd namens de gemeente gedaan aanbod moet worden aangemerkt, heeft [eiser] daarop een nieuw aanbod gedaan in zijn e-mail van dezelfde datum dat door de gemeente nooit is aanvaard. Verder betwist de gemeente dat er sprake is geweest van een schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid door Suijkerbuijk . Tenslotte stelt de gemeente dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen waarvoor zij aansprakelijk is en dat voorts het causaal verband ontbreekt tussen de gestelde onrechtmatige daad en de gestelde schade.
in reconventie
3.4.
De gemeente vordert, samengevat om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[eiser] hoofdelijk te veroordelen om het perceel uiterlijk binnen één maand na het te wijzen vonnis volledig leeg en ontruimd aan de gemeente op te leveren alsmede om het perceel ontruimd te houden, met machtiging van de gemeente voor het geval [eiser] niet vrijwillig aan het vonnis voldoen, de ontruiming van het perceel met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie;
[eiser] hoofdelijk te veroordelen om een dwangsom van [bedrag B] - per dag aan de gemeente te voldoen voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij nalaten om te voldoen aan het gevorderde sub i;
[eiser] hoofdelijk te veroordelen om, indien zijn niet vrijwillig voldoen aan het gevorderde sub i en de gemeente ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan de gemeente de kosten van de ontruiming te voldoen.
3.5.
De gemeente stelt daartoe, onder verwijzing naar hetgeen zij in conventie heeft aangevoerd, dat [eiser] geen eigenaar van het perceel is en derhalve inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de gemeente.
3.6.
[eiser] voert verweer. Hij stelt, onder verwijzing naar hetgeen hij in conventie heeft aangevoerd, dat hij door verjaring eigenaar van het perceel is dan wel dat er een rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen dan wel dat de gemeente wegens aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad de verplichting heeft om de grond aan hem te leveren tegen een verkoopprijs van [bedrag Y] -, zodat de vordering tot ontruiming niet kan slagen.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gezien de onderlinge samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen de vorderingen gezamenlijk worden behandeld en beoordeeld.
4.2.
Gelet op de primaire vordering van [eiser] dient eerst de vraag te worden beantwoord wie thans eigenaar is van het perceel.
4.3.
Vast staat dat de gemeente oorspronkelijk eigenaar is van het perceel en dat die toestand in het kadaster is vastgelegd. [eiser] stelt dat hij door verjaring eigenaar is geworden van het perceel, nu zijn rechtsvoorgangers en hij tenminste 25 jaar bezitter daarvan zouden zijn geweest.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser] niet door verjaring de eigendom van het perceel kan hebben verworven en overweegt daartoe het volgende. [eiser] stelt in 2018 (in de dagvaarding) dat er al tenminste 25 jaar sprake is van bezit van het perceel. Nu [eiser] pas sinds 10 juli 2017 eigenaar is van de woning waar het perceel naast is gelegen, kan hij derhalve geen bezitter zijn geweest van het perceel op het moment dat de verjaringstermijn verliep. Uitgaande van voornoemde gegevens zou dat in 2013 zijn geweest. Mocht er al sprake zijn geweest van bezit van het perceel door zijn rechtsvoorgangers gedurende een periode van minimaal 20 jaar, waardoor zij daarvan ingevolge het bepaalde in artikel 3:105 BW door verjaring eigenaar waren geworden, dan kan [eiser] de eigendom van het perceel slechts hebben verworven als dit door de eigenaar aan hem is overgedragen. Uit de tekst van de overgelegde stukken (waaronder de koopovereenkomst) blijkt niet dat het perceel onderdeel uitmaakte van de tussen [eiser] en Stadlander gesloten koopovereenkomst. Het perceel heeft een ander kadastraal nummer dan de woning en het kadastrale nummer van het perceel wordt niet genoemd in de koopovereenkomst. Uit het e-mailbericht van de makelaar van Stadlander, door de gemeente overgelegd als productie 4, volgt eveneens dat het perceel geen onderdeel uitmaakte van de koop. Voorts kan uit de kadastrale tekening, die blijkens de verklaring van de makelaar van Stadlander voorafgaand aan de koop aan [eiser] is overhandigd, ook niet worden opgemaakt dat het perceel onderdeel zou uitmaken van de koop. Het op die tekening aangeduide perceel waarop de woning zich bevindt heeft namelijk een L-vorm, terwijl wanneer het perceel erbij betrokken zou zijn er een meer vierkante vorm zou ontstaan. Daarbij komt dat het door [eiser] gekochte stuk grond met daarop de woning een grootte had van 184 m², terwijl de oppervlakte inclusief het perceel aanzienlijk veel groter zou zijn geweest (303 m²).
Tenslotte moet uit het feit dat [eiser] al voordat de woning aan hem werd geleverd aan de gemeente heeft gevraagd het perceel te mogen kopen, worden afgeleid dat hij wist dat het perceel geen onderdeel uitmaakte van de koop.
Het verzoek van [eiser] om het perceel te mogen kopen is dan ook onverenigbaar met zijn eigenaarspretentie.
4.5.
Uit het vorenstaande volgt dat [eiser] niet door verjaring eigenaar is geworden van het perceel. Dit brengt met zich dat de gemeente steeds eigenaar van het perceel is gebleven. De primaire vordering van [eiser] zal derhalve worden afgewezen.
4.6.
Vervolgens dient te worden beoordeeld of tussen [eiser] en de gemeente met betrekking tot het perceel een koopovereenkomst tot stand is gekomen.
4.7.
[eiser] stelt dat de koopovereenkomst tussen de gemeente en hemzelf op 11 januari 2018 tot stand is gekomen doordat hij, althans zijn vader namens hem, het aanbod dat Suijkerbuijk hem namens de gemeente op die datum per e-mail had gedaan heeft aanvaard bij e-mail van diezelfde datum. De rechtbank zal derhalve allereerst de vraag moeten beantwoorden of Suijkerbuijk bevoegd was de gemeente te vertegenwoordigen bij het doen van een dergelijk aanbod.
4.8.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 160 lid 1 sub e van de Gemeentewet de bevoegdheid tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente bij het college berust. De bevoegdheid tot een bepaalde privaatrechtelijke rechtshandeling te besluiten kan zijn gedelegeerd of gemandateerd.
4.9.
In artikel 171 lid 1 van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester bevoegd is de gemeente in en buiten rechte te vertegenwoordigen. In artikel 171 lid 2 van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordiging kan opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.
4.10.
De gemeente stelt dat geen besluit is genomen tot het sluiten van een koopovereenkomst met [eiser] . [eiser] heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat wel een dergelijk besluit is genomen. De rechtbank stelt verder vast dat uit de overgelegde stukken niet blijkt dat Suijkerbuijk bevoegd was tot het aangaan van de koopovereenkomst op basis van mandatering of delegatie en evenmin blijkt dat Suijkerbuijk een volmacht had de burgemeester te vertegenwoordigen tot het aangaan van een koopovereenkomst. Het feit dat de door Suijkerbuijk verstuurde brieven “
namens het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen” zijn ondertekend en dat hij daarin als contactpersoon staat vermeld kan niet worden afgeleid dat Suijkerbuijk bevoegd was tot het aangaan van een koopovereenkomst of tot het doen van een toezegging dienaangaande. Door de gemeente is onweersproken gesteld dat uit het “
Mandaat-, volmacht- en machtigingsbesluit 2016 gemeente Steenbergen” volgt dat “
koopovereenkomsten snippergroen” en “
Grondverkopen, -verhuur en ingebruikgeving groenstructuurplan” is gemandateerd aan het “Afdelingshoofd”, die deze bevoegdheid niet mag ondermandateren. Nu Suijkerbuijk geen afdelingshoofd is, maar algemeen juridisch medewerker was hij niet bevoegd tot het aangaan van een koopovereenkomst of tot het doen van een toezegging daaromtrent.
In dat verband is ook van belang dat, anders dan [eiser] stelt, de bevoegdheidsverdeling niet slechts interne werking heeft, maar voor een ieder te raadplegen is via de Gemeentewet en het Mandaatbesluit. Gelet daarop had de gemeente geen voorbehoud hoeven te maken ten aanzien van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van Suijkerbuijk .
De rechtbank is op voormelde gronden van oordeel dat Suijkerbuijk niet bevoegd was om namens de gemeente de koopovereenkomst te sluiten. Van een koopovereenkomst die door bevoegde vertegenwoordiging tot stand is gekomen is aldus geen sprake.
4.11.
De volgende vraag die ter beoordeling voorligt is of de gemeente toch is gebonden, omdat [eiser] zich jegens de gemeente met succes op de schijn van vertegenwoordigings-bevoegdheid kan beroepen. Artikel 3:61 lid 2 BW bepaalt:
"Is een rechtshandeling in naam van een ander verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan." Voor toerekening van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan ook plaats zijn ingeval de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op vertegenwoordigings- bevoegdheid van de vertegenwoordiger op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
4.12.
Van belang is aldus of [eiser] op grond van een verklaring of gedraging van de gemeente (dat wil zeggen: het wel bevoegde orgaan), althans op grond van feiten en omstandigheden die aan het bevoegde orgaan van de gemeente kunnen worden toegerekend heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat Suijkerbuijk bevoegd was de koopovereenkomst aan te gaan.
4.13.
[eiser] heeft niet gesteld op grond waarvan (het bevoegde orgaan van) de gemeente de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van Suijkerbuijk heeft gewekt. De mededeling van Suijkerbuijk in de e-mail d.d. 11 januari 2018 dat [eiser] bij aanvaarding binnen een week een verkoopbesluit en een koopovereenkomst zal ontvangen is afkomstig van Suijkerbuijk en niet van het bevoegde orgaan van de gemeente zelf. Voor zover [eiser] zich op het standpunt stelt dat de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid uit de omstandigheid dat de gemeente Suijkerbuijk heeft aangewezen als contactpersoon tot het voeren van onderhandelingen betreffende verkoop van het perceel volgt de rechtbank hem daarin niet. Zoals hiervoor reeds is overwogen onder verwijzing naar de voor ieder kenbare bevoegdheidsverdeling, houdt de omstandigheid dat een ambtenaar de gesprekken over een eventuele verkoop voert geen volmacht aan die ambtenaar in tot het sluiten van een koopovereenkomst en daarmee wordt evenmin de schijn van bevoegdheid gewekt.
4.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Suijkerbuijk niet bevoegd was het bevoegde orgaan van de gemeente te vertegenwoordigen bij het sluiten van een koopovereenkomst betreffende het perceel en dat evenmin sprake is van een door het bevoegde orgaan van de gemeente gewekte schijn dat sprake was van vertegenwoordigings-bevoegdheid. Reeds gelet daarop kan niet worden geconcludeerd dat er tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen. De overige geschilpunten betreffende de gestelde koopovereenkomst kunnen derhalve onbesproken worden gelaten.
4.15.
Aan zijn subsidiaire vordering legt [eiser] voorts ten grondslag dat de gemeente jegens hem aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad. Nu Suijkerbuijk het vertrouwen heeft gewekt dat er een koopovereenkomst was gesloten c.q. tot stand zou komen en deze uitlatingen onjuist waren heeft Suijkerbuijk onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld, voor welk onrechtmatig handelen de gemeente aansprakelijk is.
4.16.
Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad op 25 juni 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BL5420) is slechts onder bijzondere omstandigheden plaats voor het oordeel dat de gemeente aansprakelijk is uit onrechtmatige daad wegens vertrouwen dat is gewekt door een onbevoegd verrichte vertegenwoordigingshandeling. Indien zou worden aangenomen dat de gemeente onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, kan dit naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie leiden dat de gemeente jegens [eiser] aansprakelijk is voor de schade die [eiser] stelt te hebben geleden, nu het causale verband tussen de onrechtmatige daad van de gemeente (het ten onrechte het vertrouwen wekken door Suijkerbuijk dat er een koopovereenkomst zou worden gesloten) en de gestelde schade ontbreekt. Immers, indien [eiser] niet op het verkeerde been was gezet door Suijkerbuijk , zoals hij stelt, dan was er ook geen koopovereenkomst tot stand gekomen. Ook de subsidiaire vordering van [eiser] wordt derhalve afgewezen.
4.17.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de gemeente nog steeds rechthebbende is op het perceel en op haar geen verplichting rust dit aan [eiser] te leveren. Gelet daarop zal de door de gemeente gevorderde veroordeling om het perceel te ontruimen en aan haar ter beschikking te stellen worden toegewezen.
4.18.
De gevorderde dwangsommen zullen echter worden afgewezen. Nu de gemeente de mogelijkheid heeft om de ontruiming zelf te bewerkstelligen en de kosten daarvan op [eiser] te verhalen, ontbreekt het belang bij het opleggen van een dwangsom als prikkel tot nakoming van de veroordeling tot ontruiming.
4.19.
Nu de gemeente zich voor zover het betreft haar reconventionele vordering heeft gerefereerd aan het verzoek van [eiser] bij toewijzing van de reconventionele vordering het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zal de rechtbank aan dat verzoek voldoen voor zover het de hoofdveroordeling in reconventie betreft. [eiser] heeft niet onderbouwd waarom de kostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad zou moeten worden verklaard.
4.20.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
  • griffierecht € 626,--
  • salaris advocaat ( 3,5 pnt x tarief € 543)
totaal € 2.526,50
De mede verzochte veroordeling van [eiser] in de nakosten en vermeerdering van de proceskosten en nakosten met de wettelijke rente zal worden toegewezen nu daartegen geen verweer is gevoerd.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
veroordeelt [eiser] hoofdelijk om het perceel uiterlijk binnen één maand na betekening van dit vonnis volledig leeg en ontruimd (inclusief verwijdering van de daarop aanwezige beplanting, bestrating etc.) aan de gemeente op te leveren opdat de gemeente volledig vrij over het perceel zal kunnen beschikken, alsmede het perceel ontruimd te houden, met machtiging van de gemeente voor het geval [eiser] niet vrijwillig voldoet aan dit vonnis, de ontruiming van het perceel met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie;
5.2.
veroordeelt [eiser] hoofdelijk, onder bepaling dat indien de een betaalt de ander zal zijn gekweten, om, indien zij niet vrijwillig voldoen de veroordeling onder 5.1. en de gemeente de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan de gemeente de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming;
5.3.
veroordeelt [eiser] hoofdelijk, onder bepaling dat indien de een betaalt de ander zal zijn gekweten, in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 2.526,50, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [eiser] hoofdelijk, onder bepaling dat indien de een betaalt de ander zal zijn gekweten, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 246,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor zover het betreft de kostenveroordeling;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H. [voorletter] .M. Thielen en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2019. [1]

Voetnoten

1.aij