Op 2 oktober 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [belanghebbende] BV en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank heeft de opgelegde verzuimboete van € 2639 wegens het niet-tijdig doen van aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2016 verlaagd naar € 1250. De rechtbank overwoog dat belanghebbende, ondanks eerdere verzuimboetes, uiteindelijk alsnog aangifte heeft gedaan naar een hogere winst dan de inspecteur had aangenomen. Dit, samen met de gedragsverbetering van belanghebbende, leidde tot de conclusie dat de oorspronkelijke boete te hoog was. De rechtbank nam daarbij ook in overweging dat de persoonlijke omstandigheden van de bestuurder van belanghebbende, die als reden voor het niet tijdig indienen van de aangifte werden aangevoerd, grotendeels vóór de aangifteperiode plaatsvonden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar tegen de boete en droeg de inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 345 te vergoeden. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.