ECLI:NL:RBZWB:2019:3824
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de kinderrechter inzake ondertoezichtstelling van een minderjarige met verblijf in België
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2019 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in België, die momenteel bij zijn vader in België verblijft. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met het argument dat de kinderrechter bevoegd is omdat het perspectief van de minderjarige nog niet is bepaald en hij nog ingeschreven staat in Nederland. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de feitelijke aanwezigheid van de minderjarige in België, samen met de overeenstemming van de ouders over zijn verblijf daar, een doorslaggevende rol speelt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in België heeft, ondanks zijn inschrijving in Nederland.
De kinderrechter heeft de ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De moeder stelde dat het verblijf van de minderjarige in België tijdelijk is, terwijl de vader aangaf dat hij de zorg voor de minderjarige op zich kan nemen. De kinderrechter heeft de argumenten van de moeder niet gevolgd en geconcludeerd dat er geen concrete plannen zijn voor een terugkeer naar Nederland. De kinderrechter heeft zich daarom onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek van de Raad en heeft bepaald dat het aan de Raad is om een verzoek in te dienen bij het bevoegde Belgische gerecht.