ECLI:NL:RBZWB:2019:3785

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
BRE 19_2148
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit minister voor Medische Zorg en Sport inzake aanvraag opleidingsinstelling gezondheidszorgpsycholoog

In deze zaak heeft [Naam b.v.] b.v. beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister voor Medische Zorg en Sport op een aanvraag tot aanwijzing als opleidingsinstelling voor de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog. De minister heeft op 31 juli 2019 alsnog een beslissing genomen, maar het beroep heeft ook betrekking op dit besluit. De rechtbank heeft op 12 augustus 2019 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van [Naam b.v.] en vertegenwoordigers van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat [Naam b.v.] geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijk oordeel over het niet tijdig nemen van een beslissing, omdat de minister inmiddels een besluit heeft genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft vervolgens het bestreden besluit van de minister beoordeeld en geconcludeerd dat de aanvraag van [Naam b.v.] is afgewezen omdat deze niet voldoet aan de vereisten uit het Besluit gezondheidszorgpsycholoog. De rechtbank stelt vast dat het cursorisch onderwijs niet door [Naam b.v.] zelf wordt verzorgd, maar wordt uitbesteed aan externe opleidingsorganisaties, wat in strijd is met de regelgeving.

De rechtbank wijst erop dat de minister verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de opleiding en dat de aanvraag van [Naam b.v.] niet vergelijkbaar is met die van andere opleidingsinstellingen die wel zijn aangewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de minister in de proceskosten van [Naam b.v.]. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 augustus 2019.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2148 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2019 in de zaak tussen

[Naam b.v.] b.v., [plaatsnaam], eiseres

gemachtigde: mr. K.J. Breedijk,
en

de minister voor Medische Zorg en Sport, verweerder.

Procesverloop

[Naam b.v.] heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister op een aanvraag die door [Naam b.v.] was ingediend.
Op 31 juli 2019 heeft de minister alsnog een beslissing genomen op de aanvraag. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ook betrekking op het besluit van 31 juli 2019 (bestreden besluit) [1] .
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 12 augustus 2019. Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van [Naam b.v.] , [naam gemachtigde] (bestuurder van [Naam b.v.] ), en mr. M.A.H. Gatzen en mr. M.E. Egbers namens de minister.

Overwegingen

1. [Naam b.v.] heeft op 1 augustus 2018 aan de minister gevraagd om haar aan te wijzen als opleidingsinstelling voor het verzorgen van de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog.
Beroep niet tijdig beslissen
2. De minister heeft met het bestreden besluit alsnog beslist op de aanvraag. De rechtbank is van oordeel dat [Naam b.v.] geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijk oordeel van het beroep, voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag. Het beroep van [Naam b.v.] dient in zoverre dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dit betekent dat het beroep op dit punt niet inhoudelijk zal worden beoordeeld.
Bestreden besluit
3. De minister heeft de aanvraag van [Naam b.v.] afgewezen. Dit omdat de aanvraag niet zou voldoen aan de vereisten uit het Besluit gezondheidszorgpsycholoog.
[Naam b.v.]
4. [Naam b.v.] heeft bij de aanvraag een opleidingsplan overgelegd. Uit dit opleidingsplan komt naar voren dat iedere gezondheidszorgpsycholoog in opleiding een individueel opleidingsplan krijgt voor wat betreft het ‘cursorische’ gedeelte van de opleiding
(theoretisch en praktisch onderwijs). Voor het cursorisch onderwijs zal [Naam b.v.] samenwerken met externe opleidingsorganisaties. De examencommissie van [Naam b.v.] zal voor aanvang van de opleiding het individuele opleidingsplan beoordelen en bevestigen dat de inhoud daarvan voldoet aan de gestelde eisen, voordat kan worden gestart met de opleiding.
Inhoudelijke beoordeling rechtbank
5. Uit het opleidingsplan blijkt dat [Naam b.v.] het cursorisch onderwijs niet zelf zal verzorgen, maar zal uitbesteden aan externe opleidingsorganisaties. Daarbij wordt geen gebruik gemaakt van een vaststaand curriculum, maar van een individueel opleidingsplan. De minister stelt zich op het standpunt dat [Naam b.v.] hiermee niet voldoet aan de vereisten uit het Besluit gezondheidszorgpsycholoog. Partijen verschillen hierover dus van mening. Dit is waar het in de kern in deze beroepszaak over gaat.
6. In het Besluit gezondheidszorgpsycholoog staat aan welke regels moet worden voldaan om aangewezen te kunnen worden als opleidingsinstelling. De relevante artikelen uit dit besluit zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
7. Uit het Besluit gezondheidszorgpsycholoog blijkt dat de opleidingsinstelling de (gehele) opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog dient te verzorgen [2] en dat het cursorisch onderwijs aan de opleidingsinstelling moet worden gevolgd [3] . Daarnaast moet het opleidingsplan duidelijkheid geven over de structuur, vorm en inhoud van het onderwijs [4] . De rechtbank vindt dat aan deze eisen in ieder geval niet is voldaan. Het cursorisch onderwijs wordt immers uitbesteed aan externe opleidingsorganisaties. Ook het curriculum van de opleiding ontbreekt in het opleidingsplan.
8. [Naam b.v.] heeft tijdens de zitting aangevoerd dat andere opleidingsinstellingen ook niet de gehele opleiding verzorgen, maar de praktijkopleiding uitbesteden aan een praktijkopleidingsinstelling. [Naam b.v.] is van mening dat de omgekeerde situatie dan ook mogelijk zou moeten zijn: een (praktijk)opleidingsinstelling die het cursorische gedeelte uitbesteedt aan een opleidingsorganisatie.
De rechtbank ziet in het Besluit gezondheidszorgpsycholoog echter geen ruimte voor een dergelijke constructie. Het cursorisch onderwijs moet immers gevolgd worden aan de opleidingsinstelling en daarvan is bij [Naam b.v.] geen sprake.
De minister heeft tijdens de zitting bovendien toegelicht dat door opleidingsinstellingen vaak contracten worden afgesloten met een praktijkinstelling, maar dat de opleidingsinstelling verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de praktijk. Dit past binnen de regelgeving van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog. Uit de aanvraag van [Naam b.v.] blijkt echter dat het cursorisch onderwijs niet onder haar verantwoordelijkheid valt. De rechtbank vindt daarom dat de situatie van [Naam b.v.] niet vergelijkbaar is met die van andere opleidingsinstellingen die wél door de minister zijn aangewezen.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten en griffierecht
10. De rechtbank veroordeelt de minister in de door [Naam b.v.] gemaakte proceskosten in verband met het instellen van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Het bestreden besluit is immers te laat genomen en [Naam b.v.] heeft terecht beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen.
De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 256,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 512,- en een wegingsfactor 0,5). Daarnaast dient het griffierecht aan [Naam b.v.] te worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar van [Naam b.v.] niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 345,- aan [Naam b.v.] te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van [Naam b.v.] tot een bedrag van € 256,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:20, derde lid:
Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt.
Besluit gezondheidszorgpsycholoog
Artikel 1, aanhef en onder b:
In dit besluit wordt verstaan onder opleidingsinstelling: een rechtspersoon die een opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog verzorgt.
Artikel 1, aanhef en onder d:
In dit besluit wordt verstaan onder cursorisch onderwijs: theoretisch en praktisch onderwijs dat aan de opleidingsinstelling wordt gevolgd.
Artikel 3:
1. De opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog bestaat uit ten minste 3600 uren, die als volgt zijn verdeeld:
a. 810 uren theoretisch en praktisch onderwijs op het gebied van de gezondheidszorg-psychologie;
b. 2790 uren werkervaring op het gebied van de gezondheidszorgpsychologie.
2. Het onderwijs, bedoeld in het eerste lid, onder a, omvat in elk geval psychodiagnostiek, indicatiestelling en het toepassen van psychologische, pedagogische en psychotherapeutische behandelingsmethoden ten aanzien van de volgende categorieën van personen:
a. kinderen en jeugdigen;
b. volwassenen en ouderen.
3. De werkervaring, bedoeld in het eerste lid, onder b, is gespreid over ten minste twee jaren en wordt in elk geval opgedaan met het uitvoeren van psychodiagnostisch onderzoek, het stellen van indicaties en het toepassen van psychologische, pedagogische en psychotherapeutische behandelingsmethoden.
Artikel 4, eerste lid:
Het onderwijs, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, omvat ten minste:
a. 480 uren cursorisch onderwijs;
b. 90 uren supervisiesessies;
c. 240 uren praktijkopdrachten.
Artikel 6, eerste lid:
Onze Minister kan, op hun daartoe strekkende verzoek, opleidingsinstellingen aanwijzen die een opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog verzorgen die naar zijn oordeel voldoet aan de artikelen 3 en 4.
Artikel 8, eerste lid:
De opleidingsinstelling stelt jaarlijks een plan vast waarin de in de artikelen 3 en 4 omschreven opleidingsonderdelen nader zijn uitgewerkt.
Toelichting op artikel 8:
Dit artikel bepaalt dat een opleidingsinstelling, om in aanmerking te komen voor een aanwijzing krachtens artikel 6, een opleidingsplan moet vaststellen. Het opleidingsplan biedt zowel de opleidingsinstelling als de gezondheidszorgpsycholoog-in-opleiding duidelijkheid omtrent structuur, vorm en inhoud van het onderwijs.
NvT bij het besluit van 17 maart 1998, Stb. 1998, 156, p. 8

Voetnoten

1.Dit is gebaseerd op artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Dit blijkt uit artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog.
3.Dit blijkt uit artikel 1, aanhef en onder d, in combinatie met artikel 3 en 4 van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog.
4.Zie de toelichting op artikel 8 van het Besluit gezondheidszorgpsycholoog (NvT bij het besluit van 17 maart 1998, Stb. 1998, 156, p. 8).