2.3.1Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Dienstenrichtlijn stellen de lidstaten de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk van een vergunningstelsel, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) het vergunningstelsel heeft geen discriminerende werking jegens de betrokken dienstverrichter;
b) de behoefte aan een vergunningstelsel is gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
c) het nagestreefde doel kan niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om werkelijk doeltreffend te zijn.
Artikel 10, eerste en tweede lid, van de Dienstenrichtlijn luiden als volgt:
1. Vergunningstelsels zijn gebaseerd op criteria die beletten dat de bevoegde instanties hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefenen.
2. De in lid 1 bedoelde criteria zijn:
a. a) niet-discriminatoir;
b) gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
c) evenredig met die reden van algemeen belang;
d) duidelijk en ondubbelzinnig;
e) objectief;
f) vooraf openbaar bekendgemaakt;
g) transparant en toegankelijk.
2.3.2De stelling van eiseres dat artikel 53a van de APV ongerechtvaardigd onderscheid maakt tussen bedrijven met en zonder gebouw, mist feitelijke grondslag omdat zowel gebouwen als bedrijfsmatige activiteiten kunnen worden aangewezen.
2.3.3Voor zover eiseres heeft beoogd te stellen dat een dwingende reden van algemeen belang ontbreekt, overweegt de rechtbank het volgende.
Het begrip “dwingende redenen van algemeen belang” is in de Dienstenrichtlijn gedefinieerd als: redenen die als zodanig zijn erkend in de rechtspraak van het Hof van Justitie; waaronder de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid, staatsveiligheid, volksgezondheid, handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel, bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers, eerlijkheid van handelstransacties, fraudebestrijding, bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, diergezondheid, intellectuele eigendom, behoud van het nationaal historisch en artistiek erfgoed en doelstellingen van het sociaal beleid en het cultuurbeleid.
Gelet op deze definitie heeft het begrip “dwingende redenen van algemeen belang” een ruime strekking. De bescherming van de openbare orde valt onder dit begrip. De vaststelling van artikel 53a van de APV is door de gemeenteraad geschied omdat in Tilburg branches zijn die te maken hebben met verschillende vormen van ondermijnende criminaliteit, brancheverschraling en een hoog verloop van ondernemers. Daardoor bestaat een groter risico dat malafide ondernemers zich zullen vestigen in vergunningvrije branches. Met artikel 53a van de APV wordt het volgens de gemeenteraad mogelijk om in het kader van de openbare orde, zoals een veilig, leefbaar en bonafide ondernemingsklimaat, een vergunningplicht voor bepaalde door de burgemeester aangewezen gebouwen en branches in te voeren.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het openen van de mogelijkheid om gebouwen en bedrijfsmatige activiteiten aan te wijzen waarvoor een vergunningplicht zal gelden gerechtvaardigd kan worden geacht om een dwingende reden van algemeen belang.
2.3.4In het verlengde van het vorenstaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat het nagestreefde doel niet door een minder beperkende maatregel kan worden bereikt. Eiseres heeft in dit verband gesuggereerd dat door de politie toezicht kan worden gehouden, maar gelet op de branches die te maken hebben met verschillende vormen van ondermijnende criminaliteit heeft verweerder kunnen constateren dat toezicht door de politie ontoereikend is gebleken om werkelijk doeltreffend te zijn.