4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Uit een ander onderzoek is een aantal Bitcoinkaarten in beeld gekomen, waaronder een kaart eindigend op [Nummer 1] . Uit hetzelfde onderzoek bleek dat medeverdachte [Medeverdachte] (hierna: [Medeverdachte] ) deze kaart in bezit had en hiervan, in ieder geval op 25 juli 2016, gebruik maakte.[Medeverdachte] heeft verklaard de enige gebruiker te zijn van deze Bitcoinkaart en deze vanaf het moment dat deze actief werd in bezit heeft. Anders dan zijn verklaring dat het geld afkomstig is uit donaties van onbekenden, kan [Medeverdachte] niet aangeven waar het geld vandaan komt.[Medeverdachte] verklaart dat hij de gedoneerde Bitcoins heeft omgezet naar courante valuta en vervolgens heeft gepind en uitgegeven.Uit de transactiegegevens van de Bitcoinkaart is gebleken dat er in totaal 158 geslaagde geldopnames zijn uitgevoerd. Hierbij werd in de periode van 3 juli 2017 tot en met 10 december 2017 voor een totaal aan € 84.381,59 opgenomen.Zowel [Medeverdachte]als verdachtewordt op camerabeelden van pinautomaten herkend terwijl er opnames worden gedaan met de Bitcoinkaart.
Uit het onderzoek naar de inkomsten van [Medeverdachte] is gebleken dat hij in de periode van 2012 tot en met 2016 geen inkomsten had uit loon of onderneming, geen voertuigen of onroerend goed in zijn bezit had, geen erfenissen of schenkingen heeft ontvangen en zijn banksaldi jaarlijks rond het nulpunt schommelden. Verdachte, fiscaal partner van [Medeverdachte] , verdiende gemiddeld ruim € 19.000,- bruto in de jaren 2012 tot en met 2017. Ook zij heeft geen voertuigen of onroerend goed in bezit gehad, ontving geen erfenissen of schenkingen en had jaarlijks een negatief banksaldo.Uit de bankgegevens van verdachte en [Medeverdachte] is verder gebleken dat er van 25 januari 2015 tot en met 4 juli 2016 in totaal € 17.656,31 door het bedrijf [Naam 1] naar hun rekeningen werd overgemaakt. Daarbij constateert [Naam 1] , na eigen onderzoek, dat met vrijwel alle uitgekeerde Bitcoins direct dan wel indirect eerdere transacties hebben plaatsgevonden ten aanzien van zogenaamde mixingservices of darkweb marketplaces.
Het netto maandinkomen van verdachte bedroeg in de maanden juni 2016 tot en met juli 2017 € 1.356,84. Van de rekening waarop dit werd gestort, werd ook de huur betaald. Deze bedroeg in de periode 14 januari 2016 tot en met 2 oktober 2017 maandelijks € 710,-.Uit de verklaring van verdachte komt naar voren dat [Medeverdachte] een auto huurt bij [Naam 2] te Tilburg voor een bedrag van € 800,- per maand.
Er bestaat geen discussie over de stelling dat het inkomen van verdachte ontoereikend is om de vaste lasten van het gezin van [Medeverdachte] te dragen. De huur van de woning en de auto zorgen voor een tekort van ongeveer € 100,- per maand. Verder staat vast dat de Bitcoinkaart door verdachte en [Medeverdachte] is gebruikt en dat [Naam 1] geldbedragen op de rekeningnummers van verdachte en [Medeverdachte] heeft gestort. Verdachte heeft zich over deze feiten niet uitgelaten. De rechtbank heeft ze dan ook als vaststaand aangenomen. Dat maakt dat verdachte ondanks het beperkte inkomen van het gezin kon beschikken over een bedrag van € 102.037,90.
Volgens inmiddels vaste jurisprudentie, laatstelijk bevestigd door de Hoge Raad op 18 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2352), kan witwassen bewezen worden verklaard indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Om daartoe te kunnen concluderen dient allereerst op grond van wettige bewijsmiddelen een ernstig vermoeden van witwassen te worden aangenomen (stap I). Indien dit ernstig vermoeden wordt aangenomen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld (stap II). Die herkomst moet vervolgens concreet, min of meer verifieerbaar, en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk zijn aan te merken (stap III). Als de verdachte een zodanige verklaring geeft kan (om desondanks toch tot een veroordeling te komen) van het Openbaar Ministerie worden verlangd daarnaar vervolgens onderzoek te doen (stap IV). Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat [Medeverdachte] zelf geen bekende legale inkomsten heeft. Uit het dossier blijkt verder dat [Medeverdachte] over tegoeden beschikte om (luxe) goederen te kopen, vliegvakanties te ondernemen en een auto te huren, waarbij het huurcontract op naam staat van verdachte. Verder is [Medeverdachte] een zogenoemd “full color member” van [Naam 3] , een inmiddels verboden motorclub, met een uitgebreid strafblad. [Medeverdachte] heeft verklaard dat hij voor zijn dagelijkse uitgaven gebruik maakt van tegoeden uit het omzetten van Bitcoins. Ten aanzien van deze Bitcoins blijkt uit onderzoek van [Naam 1] dat eerdere transacties met deze bitcoins - direct dan wel indirect - via Bitcoinmixers of darkweb marketplaces plaatsvonden. Tot slot had [Medeverdachte] in zijn woning een geladen vuurwapen onder zijn bed liggen. De combinatie van deze factoren maakt dat de rechtbank van oordeel is dat minstgenomen sprake is van een ernstig vermoeden van witwassen. Hiermee is aan stap I voldaan.
Het is vervolgens (stap II) aan verdachte om een verklaring te geven over de herkomst van het geldbedrag. [Medeverdachte] heeft hiertoe aangevoerd dat hij op een forum op het deepweb een aantal Israëlische en Russische personen heeft leren kennen. Deze personen hebben voor hem een advertentie opgesteld en op het deepweb gepubliceerd. Aan deze advertentie, waarin om donaties wordt gevraagd, is het Bitcoinadres van de Bitcoinwallet van [Medeverdachte] gekoppeld. Het geld dat hij heeft uitgegeven, is allemaal afkomstig uit donaties naar aanleiding van deze advertentie. Verdachte heeft omtrent de herkomst van het geld in het geheel niets verklaard.
De rechtbank dient (stap III) te toetsen of deze verklaring over de herkomst voldoende concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk is aan te merken.
[Medeverdachte] heeft verklaard zijn vermogen te danken te hebben aan onbekenden die hem bitcoins hebben geschonken uit liefdadigheid na een door hem op het deepweb geplaatste advertentie. Hij zou meer dan € 100.000,- aan donaties hebben ontvangen, met volgens hem veelal € 5,- tot € 10,- per donatie. Dat zou betekenen dat er duizenden anonieme weldoeners op het deepweb surfen die – uitgekomen bij de advertentie van [Medeverdachte] – zich hebben laten overtuigen geld op zijn bitcoinwallet te storten. Niet is toegelicht waarom zoveel onbekenden op het deepweb verdachte uit liefdadigheid zoveel geld hebben doen toekomen. De rechtbank acht deze door [Medeverdachte] gegeven verklaring over de herkomst van zijn vermogen volslagen onwaarschijnlijk.
Overigens overweegt de rechtbank dat stellingen omtrent het bestaan van advertenties op het deepweb en Bitcointransacties in beginsel te verifiëren zijn, indien hiervoor de juiste informatie wordt gegeven. Het bekijken van een pagina op het deepweb, of onderzoek aan een Bitcointransactiegeschiedenis, is niet ingewikkeld. [Medeverdachte] heeft aangegeven dat de website(s) met daarop de advertentie(s) inmiddels uit de lucht zijn. De gekoppelde Bitcoinwallet staat op een USB-stick die niet (meer) in zijn bezit is. [Medeverdachte] heeft tot op heden geen enkele poging ondernomen om zijn verklaring voor de herkomst van het geld verifieerbaar te maken. Door de politie is geprobeerd om de summiere aanwijzingen die hij heeft gegeven na te gaan. Dit heeft geen resultaat opgeleverd.
Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er in redelijkheid geen andere conclusie mogelijk is dan dat het in de tenlastelegging genoemde bedrag – middellijk dan wel onmiddellijk – van misdrijf afkomstig is en dat [Medeverdachte] daarvan op de hoogte was.
Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank dat verdachte getrouwd is met [Medeverdachte] , met wie zij ook twee kinderen heeft, en dat zij samen één huishouden voeren. Ondanks het bescheiden salaris van verdachte als enige bron van inkomen rijdt het gezin in een relatief dure huurauto, dragen ze merkkleding en gaan ze op vliegvakanties. Ook nemen zowel [Medeverdachte] als [Verdachte] geld op met de Bitcoinkaart. De rechtbank gaat daarom uit van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het witwassen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt in bewuste en nauwe samenwerking met [Medeverdachte] aan het medeplegen van witwassen van genoemd geldbedrag.
Ten aanzien van de pleegperiode zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken voor de periode voor 25 januari 2015, nu uit het dossier blijkt dat op deze datum voor het eerst een storting uit een Bitcointransactie is binnengekomen op de rekening van [Medeverdachte] .
Feit 2
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 2 nu uit het dossier niet kan worden afgeleid dat zij wetenschap had van het wapen.