ECLI:NL:RBZWB:2019:2897

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
1 juli 2019
Zaaknummer
02-821196-17
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Goossens
  • A. Schild
  • J. Mullers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van witwassen van Bitcoins en voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 juni 2019, staat de verdachte terecht voor het medeplegen van witwassen van een bedrag van € 102.037,90 en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelt dat de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld, dat hij zegt te hebben ontvangen via donaties op het deepweb, volslagen onaannemelijk is. De verdachte heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn stelling te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat het geld afkomstig is uit misdrijf, en dat de verdachte hiervan op de hoogte was. Daarnaast is de verdachte in het bezit van een geladen vuurwapen aangetroffen, wat de situatie verergert. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaart het bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van het witgewassen bedrag af, omdat dit bedrag inmiddels is uitgegeven door de verdachte en zijn mededader.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/821196-17
vonnis van de meervoudige kamer van 28 juni 2019
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1987 te [Geboorteplaats] ,
wonende aan [Adres]
raadsman mr. M.A. Prins, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juni 2019. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. Schreurs, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
1.
hij, op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 2 januari 2012 tot en met 13 december 2017, te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, van (een) geldbedrag(en) te weten 102.037,90 euro althans (een) geldbedrag(en), althans een goed, de herkomst en/of vindplaats en/of de verplaatsing en/of de rechthebbende, heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of voornoemd goed, voorhanden heeft gehad en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig (eigen) misdrijf;
2.
hij, op of omstreeks 11 december 2017, te Tilburg, althans in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool van het merk Beretta, model Corto 1934, kaliber 9x 17 mm kort (.380), serienummer [Nummer 2] te weten een vuurwapen en/of munitie van categorie III, te weten een patroonmagazijn met zeven eenheidspatronen en twee losse
eenheidspatronen voorhanden heeft gehad (in de woning aan [Adres] ).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij voor feit 1 op de verklaring van verdachte dat hij de gebruiker was van de Bitcoin debitkaart of Bitcoin prepaid creditcard eindigend op nummer [Nummer 1] (verder: Bitcoinkaart), het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van de met deze kaart begane transacties en het proces-verbaal betreffende de door [Naam 1] aangeleverde gegevens. De officier van justitie stelt dat er door de afwezigheid van legale inkomsten en legaal vermogen in combinatie met de tekortkomingen in de verklaring van verdachte over de herkomst van het geld, voldoende mate van zekerheid is verkregen om te kunnen stellen dat de gelden een illegale herkomst hebben en dat verdachte daarvan op de hoogte was.
Ten aanzien van feit 2 baseert de officier van justitie zich op de bekennende verklaring van verdachte, het rapport van The Maastricht Forensic Institute en het proces-verbaal van het wapenonderzoek.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 1 en wijst daarbij op het volgende. Verdachte geeft aan dat er advertenties zijn geplaatst op het deepweb, waarin om donaties wordt gevraagd. Aan deze advertenties is het adres van de bitcoinwallet van verdachte gekoppeld. De ontvangen Bitcoins zijn dus niet afkomstig uit misdrijf maar uit liefdadigheid. Ter onderbouwing van deze stelling heeft verdachte getracht informatie over de advertenties op het deepweb en de informatie met betrekking tot de gebruikte Bitcoinwallet aan de politie te doen toekomen. Deze informatie is niet meer beschikbaar.
Vervolgens stelt de verdediging dat geen sprake is van enige witwastypologie. De conclusie dat Bitcoins, afkomstig van darkwebmarkets altijd een criminele herkomst hebben, is onjuist. Evenmin onderbreekt door het omwisselen van Bitcoins naar contant geld op de manier zoals in de onderhavige zaak heeft plaatsgevonden de ‘papertrail’. Het hele proces is immers herleidbaar. Daar komt bij dat geen sprake is van het ontbreken van een economische noodzaak voor contante geldopnames. Verdachte en zijn partner leefden van een klein inkomen. De contante opnames waren benodigd om rond te komen.
Tot slot merkt de verdediging op dat verdachte niet wist, en ook niet hoefde te vermoeden dat de gelden van misdrijf afkomstig waren. De gestorte bedragen waren telkens klein van omvang, waardoor de stelling dat ze gegeven werden uit altruïsme aannemelijk is.
Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken ten aanzien van het witwassen.
Subsidiair stelt de verdediging dat er geen transacties zijn gevonden voor 2016, waardoor er partiële vrijspraak dient te volgen voor de periode voorafgaand aan 2016.
Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Uit een ander onderzoek is een aantal Bitcoinkaarten in beeld gekomen, waaronder een kaart eindigend op [Nummer 1] . Uit hetzelfde onderzoek bleek dat verdachte deze kaart in bezit had en hiervan, in ieder geval op 25 juli 2016, gebruik maakte. [1] Verdachte heeft verklaard de enige gebruiker te zijn van deze Bitcoinkaart en deze vanaf het moment dat deze actief werd in bezit heeft. Anders dan zijn verklaring dat het geld afkomstig is uit donaties van onbekenden, kan verdachte niet aangeven waar het geld vandaan komt. [2] Verdachte verklaart dat hij de gedoneerde Bitcoins heeft omgezet naar courante valuta en vervolgens heeft gepind en uitgegeven. [3] Uit de transactiegegevens van de Bitcoinkaart is gebleken dat er in totaal 158 geslaagde geldopnames zijn uitgevoerd. Hierbij werd in de periode van 3 juli 2017 tot en met 10 december 2017 voor een totaal aan € 84.381,59 opgenomen. [4] Zowel verdachte [5] als medeverdachte [Medeverdachte] [6] (hierna: [Medeverdachte] ) wordt op camerabeelden van pinautomaten herkend terwijl er opnames worden gedaan met de Bitcoinkaart.
Uit het onderzoek naar de inkomsten van verdachte is gebleken dat hij in de periode van 2012 tot en met 2016 geen inkomsten had uit loon of onderneming, geen voertuigen of onroerend goed in zijn bezit had, geen erfenissen of schenkingen heeft ontvangen en zijn banksaldi jaarlijks rond het nulpunt schommelden. Zijn fiscaal partner [Medeverdachte] verdiende gemiddeld ruim € 19.000,- bruto in de jaren 2012 tot en met 2017. Ook zij heeft geen voertuigen of onroerend goed in bezit gehad, ontving geen erfenissen of schenkingen en had jaarlijks een negatief banksaldo. [7] Uit de bankgegevens van verdachte en [Medeverdachte] is verder gebleken dat er van 25 januari 2015 tot en met 4 juli 2016 in totaal
€ 17.656,31 door het bedrijf [Naam 1] naar hun rekeningen werd overgemaakt. Daarbij constateert [Naam 1] , na eigen onderzoek, dat met vrijwel alle uitgekeerde Bitcoins direct dan wel indirect eerdere transacties hebben plaatsgevonden ten aanzien van zogenaamde mixingservices of darkweb marketplaces. [8]
Het netto maandinkomen van [Medeverdachte] bedroeg in de maanden juni 2016 tot en met juli 2017 € 1.356,84. Van de rekening waarop dit werd gestort, werd ook de huur betaald. Deze bedroeg in de periode 14 januari 2016 tot en met 2 oktober 2017 maandelijks € 710,-. [9] Uit de verklaring van [Medeverdachte] komt naar voren dat verdachte een auto huurt bij [Naam 2] te Tilburg voor een bedrag van € 800,- per maand. [10]
Er bestaat geen discussie over de stelling dat het inkomen van [Medeverdachte] ontoereikend is om de vaste lasten van het gezin van verdachte te dragen. De huur van de woning en de auto zorgen voor een tekort van ongeveer € 100,- per maand. Verder staat vast dat de Bitcoinkaart door verdachte en [Medeverdachte] is gebruikt en dat [Naam 1] geldbedragen op de rekeningnummers van verdachte en [Medeverdachte] heeft gestort. Deze feiten zijn door verdachte niet ontkend en worden door de rechtbank dan ook als vaststaand aangenomen. Dat maakt dat verdachte ondanks het beperkte inkomen van zijn gezin kon beschikken over een bedrag van € 102.037,90.
Volgens inmiddels vaste jurisprudentie, laatstelijk bevestigd door de Hoge Raad op 18 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2352), kan witwassen bewezen worden verklaard indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Om daartoe te kunnen concluderen dient allereerst op grond van wettige bewijsmiddelen een ernstig vermoeden van witwassen te worden aangenomen (stap I). Indien dit ernstig vermoeden wordt aangenomen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld (stap II). Die herkomst moet vervolgens concreet, min of meer verifieerbaar, en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk zijn aan te merken (stap III). Als de verdachte een zodanige verklaring geeft kan (om desondanks toch tot een veroordeling te komen) van het Openbaar Ministerie worden verlangd daarnaar vervolgens onderzoek te doen (stap IV). Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat verdachte zelf geen bekende legale inkomsten heeft. Uit het dossier blijkt verder dat verdachte over tegoeden beschikte om (luxe) goederen te kopen, vliegvakanties te ondernemen en een auto te huren, waarbij het huurcontract op naam staat van zijn vrouw. Verder is verdachte een zogenoemd “full color member” van [Naam 3] , een inmiddels verboden motorclub, met een uitgebreid strafblad. Verdachte heeft verklaard dat hij voor zijn dagelijkse uitgaven gebruik maakt van tegoeden uit het omzetten van Bitcoins. Ten aanzien van deze Bitcoins blijkt uit onderzoek van [Naam 1] dat eerdere transacties met deze bitcoins - direct dan wel indirect - via Bitcoinmixers of darkweb marketplaces plaatsvonden. Tot slot had verdachte in zijn woning een geladen vuurwapen onder zijn bed liggen. De combinatie van deze factoren maakt dat de rechtbank van oordeel is dat minstgenomen sprake is van een ernstig vermoeden van witwassen. Hiermee is aan stap I voldaan.
Het is vervolgens (stap II) aan verdachte om een verklaring te geven over de herkomst van het geldbedrag. Verdachte heeft hiertoe aangevoerd dat hij op een forum op het deepweb een aantal Israëlische en Russische personen heeft leren kennen. Deze personen hebben voor hem een advertentie opgesteld en op het deepweb gepubliceerd. Aan deze advertentie, waarin om donaties wordt gevraagd, is het Bitcoinadres van de Bitcoinwallet van verdachte gekoppeld. Het geld dat verdachte heeft uitgegeven, is allemaal afkomstig uit donaties naar aanleiding van deze advertentie.
De rechtbank dient (stap III) te toetsen of deze verklaring over de herkomst voldoende concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk is aan te merken.
Verdachte heeft verklaard zijn vermogen te danken te hebben aan onbekenden die hem bitcoins hebben geschonken uit liefdadigheid na een door hem op het deepweb geplaatste advertentie. Verdachte zou meer dan € 100.000,- aan donaties hebben ontvangen, met volgens hem veelal € 5,- tot € 10,- per donatie. Dat zou betekenen dat er duizenden anonieme weldoeners op het deepweb surfen die – uitgekomen bij de advertentie van verdachte – zich hebben laten overtuigen geld op de bitcoinwallet van verdachte te storten. Niet is toegelicht waarom zoveel onbekenden op het deepweb verdachte uit liefdadigheid zoveel geld hebben doen toekomen. De rechtbank acht deze door verdachte gegeven verklaring over de herkomst van zijn vermogen volslagen onwaarschijnlijk.
Overigens overweegt de rechtbank dat stellingen omtrent het bestaan van advertenties op het deepweb en Bitcointransacties in beginsel te verifiëren zijn, indien hiervoor de juiste informatie wordt gegeven. Het bekijken van een pagina op het deepweb, of onderzoek aan een Bitcointransactiegeschiedenis, is niet ingewikkeld. Verdachte heeft aangegeven dat de website(s) met daarop de advertentie(s) inmiddels uit de lucht zijn. De gekoppelde Bitcoinwallet staat op een USB-stick die niet (meer) in zijn bezit is. Verdachte heeft tot op heden geen enkele poging ondernomen om zijn verklaring voor de herkomst van het geld verifieerbaar te maken. Door de politie is geprobeerd om de summiere aanwijzingen die verdachte heeft gegeven na te gaan. Dit heeft geen resultaat opgeleverd.
Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er in redelijkheid geen andere conclusie mogelijk is dan dat het in de tenlastelegging genoemde bedrag – middellijk dan wel onmiddellijk – van misdrijf afkomstig is en dat verdachte daarvan op de hoogte was.
Ten aanzien van het medeplegen overweegt de rechtbank dat verdachte getrouwd is met [Medeverdachte] , met wie hij ook twee kinderen heeft, en dat zij samen één huishouden voeren. Ondanks het bescheiden salaris van [Medeverdachte] als enige bron van inkomen rijdt het gezin in een relatief dure huurauto, dragen ze merkkleding en gaan ze op vliegvakanties. Ook nemen zowel verdachte als [Medeverdachte] geld op met de Bitcoinkaart. De rechtbank gaat daarom uit van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het witwassen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt in bewuste en nauwe samenwerking met [Medeverdachte] aan het medeplegen van witwassen van genoemd geldbedrag.
Ten aanzien van de pleegperiode zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken voor de periode voor 25 januari 2015, nu uit het dossier blijkt dat op deze datum voor het eerst een storting uit een Bitcointransactie is binnengekomen op de rekening van verdachte.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie [11] ;
- de kennisgeving van inbeslagneming van het pistool [12] en de munitie [13] ;
- het proces-verbaal vuurwapen met munitie [14] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van
25 januari 2015tot en met 13 december 2017, te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander, van een geldbedrag, te weten
in totaal102.037,90 euro, de herkomst heeft verhuld en voornoemd goed, voorhanden heeft gehad en daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dit geldbedrag geheel, onmiddellijk of middellijk, afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
op 11 december 2017, te Tilburg, een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Beretta, model Corto 1934, kaliber 9x 17 mm kort (.380), serienummer [Nummer 2] te weten een vuurwapen en munitie van categorie III, te weten een patroonmagazijn met zeven eenheidspatronen en twee losse eenheidspatronen voorhanden heeft gehad (in de woning aan [Adres] ).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Daarnaast vordert de officier dat er een bedrag ter hoogte van € 102.037,90 verbeurd wordt verklaard, ondanks het feit dat dit geldbedrag niet in beslag is genomen. De officier van justitie verwijst daartoe naar artikel 34 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat verdachte primair volledig, en subsidiair partieel vrijgesproken dient te worden voor het witwassen, waardoor een langdurige gevangenisstraf niet op zijn plaats is. Daarbij komt nog dat er ten aanzien van verdachte rekening dient te worden gehouden met artikel 63 Sr en het feit dat verdachte vader is van twee kleine kinderen. Een (langdurige) gevangenisstraf zou het gezin ontwrichten.
Ten aanzien van de verbeurdverklaring voert de verdediging aan dat de doelmatigheid van deze bijkomende straf niet duidelijk is, nu de officier ook heeft aangekondigd dat er een ontnemingsvordering zal worden ingediend. Gelet daarop verzoekt de verdediging om af te zien van de verbeurdverklaring.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen van een bedrag van € 102.037,90. Daarnaast was hij in het bezit van een doorgeladen pistool, wat hij onder zijn bed bewaarde. Blijkbaar beschikt verdachte over veel geld, waarvan de herkomst verdoezeld moest worden, en verkeert hij in een situatie waarin hij de noodzaak voelt om zichzelf te moeten kunnen verdedigen. Dit zijn op zichzelf al ernstige feiten, maar de combinatie van deze twee maakt de situatie des te meer zorgelijk. Te meer, nu dit alles plaatsvindt in een woning waarin zich ook twee jonge kinderen bevinden. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan. Een andere of lagere straf dan een gevangenisstraf acht de rechtbank dan ook niet passend.
Om gelijke gevallen gelijk te kunnen bestraffen, kent de rechtbank oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Voor het witwassen van een bedrag tot 100.000 euro, wordt een gevangenisstraf van vijf tot negen maanden passend geacht en voor het voorhanden hebben van een pistool een gevangenisstraf van drie maanden. Het door verdachte witgewassen bedrag overstijgt de bovengrens van het oriëntatiepunt, waardoor een gevangenisstraf tegen het maximum van het oriëntatiepunt voor de hand ligt. De rechtbank gaat als startpunt voor het bepalen van de strafhoogte dan ook uit van een gevangenisstraf van 12 maanden.
De rechtbank houdt bij de straftoemeting verder rekening met het feit dat artikel 63 Sr van toepassing is. De rechtbank verdisconteert dit echter met de strafverzwarende omstandigheden dat het wapen werd aangetroffen in de huiselijke kring, waarbij tevens twee kinderen aanwezig waren, en de leidende rol van verdachte ten aanzien van het witwassen en zijn uitgebreide documentatie.
De rechtbank heeft, mede gelet op het verweer van de verdediging dat een lange gevangenisstraf negatief zou zijn voor het gezin van verdachte, overwogen om de gevangenisstraf deels voorwaardelijk op te leggen. In dat kader stelt de rechtbank vast dat verdachte onlangs, daags nadat zijn voorwaardelijke invrijheidstelling in ging, is gaan rijden zonder rijbewijs. Ook is verdachte niet verschenen bij de inhoudelijke behandeling van de onderhavige strafzaak. Beide incidenten betekenen een overtreding van de aan verdachte gestelde voorwaarden. Verdachte geeft hiermee te kennen dat hij kennelijk lak heeft aan voorwaarden die aan hem gesteld worden. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen ruimte voor het opleggen van een deels voorwaardelijke straf.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden is.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Voor het verbeurdverklaren van een niet onder verdachte in beslag genomen bedrag van € 102.037,90, ziet de rechtbank geen aanleiding. Hoewel de wet deze mogelijkheid biedt, is de rechtbank van oordeel dat dit hier niet passend is. Het bedoelde geld is blijkens het dossier inmiddels uitgegeven door verdachte en zijn mededader. Zij hebben er, in ieder geval in de ten laste gelegde periode, onder andere gebruik van gemaakt om in hun dagelijkse levensonderhoud te voorzien en er een luxe levensstijl op na te houden. In deze situatie acht de rechtbank het meer passend om een eventueel voordeel dat de verdachten hebben genoten door middel van het bewezenverklaarde witwassen in de inmiddels aangekondigde, vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te bepalen.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van het in beslag genomen voorwerp nummer 11.
Verder zijn de voorwerpen 12 en 14 van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
7.3
De teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de, tot zover nog onbekend gebleven, rechthebbende.
Ten aanzien van de Nexus telefoons overweegt de rechtbank daarbij nog dat het feit dat deze volledig te versleutelen zijn, niet automatisch de conclusie rechtvaardigt dat het bezit er van in strijd is met het algemeen belang. Nu er verder geen aanwijzingen zijn gevonden dat er met deze telefoons strafbare feiten zijn gepleegd, zal de rechtbank de teruggave gelasten.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24, 36b, 36c, 36d, 47, 58, 63, 91 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van witwassen
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot munitie van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 11, 12 en 14;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 5, 6 en 17.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Schild en mr. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rensch, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 juni 2019.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZBRDC17038 (Klinker) van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 622.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 510
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 516
4.Proces-verbaal van bevindingen totaaloverzicht transactiegegevens, pag. 162
5.Proces verbaal van bevindingen camerabeelden, pag. 190
6.Proces verbaal van bevindingen camerabeelden, pag. 193
7.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 48-49
8.Proces-verbaal van bevindingen [Naam 1] , pag. 142
9.Proces-verbaal van bevindingen financiële analyse, pag. 74
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Medeverdachte] , pag. 487
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [Verdachte] , pag. 499
12.Kennisgeving van inbeslagneming, pag. 454
13.Kennisgeving van inbeslagneming, pag. 456
14.Proces-verbaal Wapens, Munitie en Explosieven, pag. 479 e.v.