Op 19 juni 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in de zaak van de besloten vennootschap OSURO HOLDING BV, gevestigd te Leiden, uitspraak gedaan. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, had een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die woonachtig was in een niet gespecificeerde woonplaats en werd bijgestaan door advocaat mr. Z.M. Alaca. De procedure volgde op een tussenvonnis van 24 april 2019, waarin de eiseres was opgedragen bewijs te leveren van een geldlening van € 10.000,- die op 18 juni 2015 aan de gedaagde zou zijn verstrekt. De eiseres heeft echter afgezien van bewijsvoering, waardoor de rechtbank concludeerde dat niet was komen vast te staan dat er sprake was van een geldlening en dat de gedaagde verplicht was tot terugbetaling. Hierdoor werden alle vorderingen van de eiseres afgewezen. De rechtbank heeft de eiseres, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die tot op heden zijn begroot op € 3.043,00. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat er geen sprake was van misbruik van procesrecht, aangezien de gedaagde niet had aangetoond dat de vordering van de eiseres evident ongegrond was. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Van 't Nedereind.