Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 9 januari 2019 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,
het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen (waterschap), verweerder.
Procesverloop
.
Overwegingen
[naam adviseur] ( [naam adviseur] ) in de periode van augustus tot en met september 2015.
“Inhoudelijk heeft [naam eiseres](eiseres, de rechtbank
) de capaciteiten om haar werk zelfstandig en goed uit te voeren. Dit jaar is haar gedrag richting leidinggevende, team en afdeling onacceptabel. Dit leidt tot een eindbeoordeling ‘E’. Er zijn (vertrouwens)conflicten tussen [naam eiseres] en leidinggevende en enkele collega’s. Via een traject met managementstrategen is geprobeerd hier verbetering in te brengen. Dit heeft echter niet het beoogde resultaat opgeleverd. Voor [naam eiseres] wordt een outplacement traject opgestart. Dit hoeft niet per definitie te leiden tot daadwerkelijke outplacement. Van [naam eiseres] wordt dan wel verwacht dat ze actief stappen onderneemt om haar gedrag dusdanig aan te passen dat ze binnen het team en de afdeling een duidelijke meerwaarde levert. Hiertoe worden afspraken met HR Consultancy gepland om te zien op welke wijze dit verbeter- en outplacementtraject verder opgepakt kan worden.”
D-beoordeling.
“Na rijp beraad heb ik besloten de opdracht met betrekking tot het coachingstraject dat ik in maart jl. op jullie verzoek ben opgestart met [naam eiseres] terug te geven of in elk geval voor te stellen enige tijd te onderbreken. Reden hiervoor is dat ik op dit moment onvoldoende mogelijkheden zie om tot gewenste resultaten te komen.
“Voor de goede orde bevestig ik hiermee dat ik op 16 augustus jl. aan [naam eiseres] heb laten weten dat het coachingstraject op dit moment te beëindigen en dat ik jullie (…) daarover heb geïnformeerd. Tot mijn spijt bleven er voor [naam eiseres] vragen bestaan over de (achtergrond van) de drie door de organisatie geformuleerde doelen met betrekking tot zelfreflectie, luisteren en conformeren aan besluiten. Er ontwikkelde zich - mogelijk hierdoor - geen basis die voldoende was om adequaat aan deze doelen te werken. Resultaten kunnen dus ook niet worden geëvalueerd. Mocht in de toekomst - wat ik oprecht hoop - alsnog met [naam eiseres] over de doelen overeenstemming gevonden worden, dan ben ik uiteraard bereid mij daar alsnog voor in te zetten.
“Met verbazing en onbegrip zag ik op 8 september 2016 een afschrift van de mail gericht aan (…) In uw sms bericht van 9 september 2016 aan mij, geeft u aan dat u vindt dat de mail geen afwijkende informatie bevat. Ik deel uw mening hierover niet. Ik heb begrepen dat volgens de regels van vertrouwelijkheid de coach geen inhoudelijke informatie kan vertrekken buiten de coach. In mijn beleving is dat nu wel gebeurd. Volgens mij kan de informatie die nu is vertrekt reden geven voor miscommunicatie. Hierbij wil ik aangeven dat het duidelijk moet worden dat aan de voorwaarden voor coaching niet of en in elk geval onvoldoende is voldaan (zoals u aangeeft in de mail van 16 augustus t.a.v. het teruggeven van de opdracht aan de organisatie). Het voldoen aan voorwaarden bij coaching ligt niet alleen bij de coachee, maar ook bij de opdrachtgever en de coach, volgens mij. T.a.v. de punten die de organisatie heeft gemaild heeft u in uw evaluatieverslag van 24 mei 2016 een korte uitleg gegeven. Voor de goede orde zal ik deze zaak bespreken met mijn raadsheer van het CNV.”
“Hoi [naam eiseres] , Via deze mail wil ik je nog even herinneren aan wat ik je vanmiddag heb gevraagd. Gezien het punt dat [naam externe coach] de opdracht om jou te coachen voortijdig heeft teruggegeven heb ik je gevraagd om na te denken hoe jij verder zou willen met de besproken ontwikkelingen. Die zijn in de opdracht aan [naam externe coach] beschreven (oa zelfreflectie/luisteren). Vandaag tijdens de lunch heb ik geprobeerd dat verder te verduidelijken, met name het punt dat je inzicht krijgt in je eigen rol bij interacties met anderen, waarbij de verwachte ontwikkeling er met name in ligt dat je niet alleen kijkt wat anderen niet goed doen en hoe ze moeten verbeteren, maar dat je veel meer bij jezelf kijkt wat je eigen rol is en hoe je daar kan verbeteren (ik heb daarbij ook termen als overassertiviteit, minder streng zijn voor de anderen en compassie genoemd). Binnenkort zal intern de situatie die is ontstaan nadat [naam externe coach] de opdracht heeft teruggegeven, worden besproken. Het is denk ik van belang dat je nadenkt over de ontwikkelpunten waar we het over gehad hebben (en die eerder al in de opdracht aan [naam externe coach] zijn geformuleerd) en de manier waarop jij daar verder invulling aan zou willen geven. Als je behoefte hebt aan om dit verder te bespreken, laat het dan vooral weten.”
“Hoi [naam afdelingshoofd] , Naar aanleiding van jouw mailtje zou ik dit graag samen met de vertrouwenspersoon van het waterschap, verder willen bespreken. Dit om miscommunicatie te voorkomen. Zal ik een afspraak met de vertrouwenspersoon maken?”
“Hoi [naam eiseres] , In reactie op mijn mail geeft je aan dat je een gezamenlijke afspraak wilt inplannen met de vertrouwens-persoon. Gelet op de diverse ontwikkelprojecten en gesprekken die we reeds gevoerd hebben ben ik van mening dat een gesprek in aanwezigheid van de vertrouwenspersoon niets zal toevoegen. Het geeft bovendien geen invulling aan de vraag die ik aan je gesteld.
28 januari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:198 en van 22 januari 2015, ECLI:NL:CRVB: 2015:137) kan een ontslaggrond als die van (thans) artikel 8:10 van de SAW worden toegepast als voortzetting van het dienstverband redelijkerwijs niet van het bestuursorgaan kan worden verlangd, omdat op de datum van het ontslagbesluit sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en/of als een in de loop der tijd ontstane impasse in de weg staat aan vruchtbare verdere samenwerking en voortzetting van het dienstverband redelijkerwijs niet van het bestuursorgaan kan worden verlangd. Dit impliceert dat ten tijde van het ontslag duidelijk moet zijn dat herplaatsing elders binnen de organisatie niet mogelijk is of dat van verdere inspanningen daartoe geen resultaat te verwachten is.
Om eiseres te helpen hieraan te werken, heeft het waterschap verschillende trajecten ingezet: zo hebben er, naast veelvuldige gesprekken tussen eiseres en haar leidinggevende en/of het afdelingshoofd, in een vroeg stadium gesprekken plaatsgevonden met [naam adviseur] , is een extern coachingstraject ingezet en is daarnaast een interne coach/sparringpartner aangewezen.
BeslissingDe rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
mr. W. Toekoen, leden, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2019.