Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 10 januari 2019 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser](eiser), te [woonplaats eisers], samen te noemen: eisers,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [naam eiseres] en [naam eiser], en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van 1 augustus 2018, waarbij Baanbrekers heeft besloten tot terugvordering van de bijstandsuitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers sinds maart 2007 een bijstandsuitkering ontvingen, maar dat er in de periode van 1 maart 2007 tot 1 januari 2009 en van 1 oktober 2010 tot en met 31 oktober 2010 herzieningen en intrekkingen van de bijstandsuitkering hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden, omdat zij niet hebben gemeld dat eiser betrokken was bij het produceren van harddrugs, wat van invloed was op hun recht op bijstand. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien en dat de besluiten van Baanbrekers om de bijstand terug te vorderen rechtmatig zijn. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard.