4.1.Door verzoekster worden in haar wrakingsverzoek de volgende gronden aangevoerd.
a. Verzoekster is van oordeel dat de rechter in haar vonnis van 24 oktober 2018 aan relevante stellingen van verzoekster ongemotiveerd is voorbijgegaan. Zo overweegt de rechter dat verzoekster haar vorderingen op [verweerster] op drie gronden zou hebben gebaseerd, terwijl zij dit heeft gedaan op een zestal gronden. Een belangrijk deel van door verzoekster aangedragen omstandigheden heeft de rechter ongemotiveerd buiten haar oordeel gelaten, zodat het vonnis op een aantal belangrijke onderdelen onbegrijpelijk is.
b. Daarnaast voert verzoekster aan dat de rechter relevante documenten, die zij in het geding heeft gebracht en die ter zitting zijn besproken, niet bij haar oordeel heeft betrokken. Zo zijn volgens verzoekster cruciale documenten door de rechter buiten beschouwing gelaten. Deze documenten tonen volgens verzoeksters aan dat het bestuur van [naam] en [verweerster] een voorheen winstgevend deel van de onderneming van [naam] , direct nadat verzoekster jegens [naam] rechtsmaatregelen had aangezegd, heeft overgeheveld naar [verweerster] , zonder aan [naam] daarvoor te betalen. Daarmee is het voor verhaal vatbaar vermogen van [naam] ten nadele van verzoekster uitgehold.
c. Voorts heeft naar de mening van verzoekster de rechter toegelaten dat [verweerster] fundamentele beginselen van een goede procesorde, het procesreglement, artikel 117 Rv en het beginsel van een eerlijk proces vastgelegd in artikel 6 EVRM, met voeten heeft getreden. Zo heeft de rechter geaccepteerd dat [verweerster] eerst 2 dagen voor de mondelinge behandeling van het kort geding aan verzoekster een grote hoeveelheid stukken heeft toegezonden, terwijl verzoekster al sinds 10 oktober 2018 op toezending van stukken had aangedrongen. Verzoekster is hierdoor ernstig in haar belangen geschaad en heeft zich hierdoor niet behoorlijk op de mondelinge behandeling kunnen voorbereiden. Volgens verzoekster lijkt het bewust laattijdig toezenden van een grote hoeveelheid, voor verzoekster onbekende stukken, een vooropgezet plan van [verweerster] om verzoekster te belemmeren in haar verweer.
d. Het door de rechter op 24 oktober 2018 gewezen vonnis in kort geding maakt volgens verzoekster evident dat de rechter de visie van [verweerster] en [naam] omarmt en het niet eens is met de standpunten van verzoekster. De verzoekschriftprocedure ex artikel 474g Rv is een verlengstuk van de procedure tussen [verzoekster] enerzijds en [naam] en [verweerster] anderzijds. In de kort gedingprocedure was de executie van de aandelen van [naam] in [verweerster] ook onderwerp van debat en ook daarover heeft de rechter in haar vonnis al een oordeel gevormd, welk oordeel niet in het voordeel van verzoekster is uitgevallen.