ECLI:NL:RBZWB:2019:1331

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
C/02/349809 JERK 18-1717 en C/02/354013 JERK 19-56
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en aanhouding verzoek tot uithuisplaatsing in het kader van onderzoek naar ouderverstoting

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 januari 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam] en het verzoek tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling (GI) Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, ernstige zorgen met betrekking tot haar ontwikkeling en opvoeding vertoont. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam] te verlengen voor de duur van één jaar en om haar uithuisplaatsing te verzoeken in een pleegzorgvoorziening of jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de verzoeken gelijktijdig behandeld, waarbij de ouders van [naam] aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaat, mr. W.E. de Wit-de Witte.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de zorgen van de GI over de gezondheid van [naam], die lijdt aan obesitas, en de problematische relatie tussen [naam] en haar moeder in overweging genomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, gezien de ernstige zorgen omtrent de ontwikkeling van [naam] en de signalen van ouderverstoting. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen, maar het verzoek tot uithuisplaatsing aan te houden, omdat het nog niet duidelijk is of het onderzoek naar ouderverstoting vanuit de huidige situatie kan plaatsvinden.

De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om samen te werken aan de verbetering van hun relatie en de situatie van [naam]. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
zaakgegevens : C/02/349809 / JE RK 18-1717 (ondertoezichtstelling)
zaakgegevens : C/02/354013 / JE RK 19-56 (uithuisplaatsing)
datum uitspraak : 17 januari 2019

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Eindhoven,
betreffende
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [naam].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1], hierna te noemen de moeder,

wonende te Goes,

[belanghebbende 2], hierna te noemen de vader,

wonende te Goes,
advocaat: mr. W.E. de Wit-de Witte te Goes.

Het (verdere) procesverloop

Het procesverloop in de zaak
JE RK 18-1717blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter d.d. 19 oktober 2018 en de daarin vermelde stukken;
- de brief van de GI d.d. 27 december 2018 met aanvullende stukken, ingekomen bij de griffie op 3 januari 2019;
- de op 7 januari 2019 van de GI ontvangen aanvullende stukken;
- de brief van mr. De Wit-de Witte d.d. 14 januari 2019 met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 14 januari 2019.
Het procesverloop in de zaak
JE RK 19-56blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de GI d.d. 15 januari 2019 en gewijzigd d.d. 17 januari 2019, ingekomen bij de griffie op 17 januari 2019;
- het verweerschrift van mr. De Wit-de Witte d.d. 17 januari 2019, ingekomen bij de griffie per faxbericht op 17 januari 2019.
Op 17 januari 2019 heeft de kinderrechter de verzoeken gelijktijdig ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door mr. De Wit-De Witte,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam] woont bij de vader.
De kinderrechter heeft [naam] bij beschikking van 1 november 2016 onder toezicht gesteld met ingang van 1 november 2016 en tot 1 november 2017.
Bij beschikking van 19 oktober 2018 is de ondertoezichtstelling van [naam] laatstelijk verlengd met ingang van 1 november 2018 en tot 1 februari 2019.

De verzoeken

JE RK 18-1717:
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam] te verlengen voor de duur van één jaar.
Thans ligt ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek, te weten voor de periode van 1 februari 2019 en tot 1 november 2019.
JE RK 19-56:
De GI heeft de uithuisplaatsing van [naam] verzocht in een voorziening voor pleegzorg danwel een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.

De standpunten

De GI heeft ter zitting gesteld ernstige zorgen te hebben omtrent de situatie van [naam]. Inmiddels is gebleken dat de bevindingen van de jeugdverpleegkundige haaks staan op de stelling van de vader dat het gewicht van [naam] zou zijn afgenomen. [naam] kent een ernstige vorm van obesitas, hetgeen een behoorlijk risico vormt voor haar gezondheid. Het is dan ook noodzakelijk dat onderzocht wordt waar de oorzaak van het overgewicht ligt en wat in dit kader nodig is. Daarnaast is de relatie tussen [naam] en de moeder zorgelijk. [naam] toonde hevige gedragsproblemen gedurende de omgangsmomenten, waardoor uit veiligheidsoverweging het noodzakelijk was om de omgang tussen de moeder en [naam] (tijdelijk) te staken. Vanuit Agathos worden er signalen van ouderverstoting gesignaleerd. De GI acht continuering van het gedwongen kader alsmede de uithuisplaatsing van [naam] noodzakelijk. De GI is van mening dat het onderzoek naar de vraag of er daadwerkelijk sprake is van ouderverstoting dient te gebeuren vanuit een neutrale setting, nu [naam] steeds meer lijkt te verharden in haar houding jegens de moeder.
Ter zitting heeft de vader verklaard dat de ouderbemiddeling inmiddels is gestart en dat de hulpverlening vanuit Ithaka binnenkort zal aanvangen, nu de vader zijn toestemming en de huisarts een verwijzing heeft gegeven. De vader deelt de zorgen omtrent het overgewicht van [naam], maar volgens de vader zit er een positieve lijn in haar gewicht. Er is geen medische oorzaak gevonden. Volgens de arts zal de groei een positief effect hebben op haar gewicht. Het gezondheidsrisico is niet dermate ernstig dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is. De vader wil graag een kans om samen met [naam] hier aan te werken. Het is vooralsnog niet duidelijk of er sprake is van ouderverstoting. Een uithuisplaatsing van [naam] met als reden om een onderzoek beter uit de verf te laten komen buiten de vertrouwde opvoedomgeving is een te ver gaande maatregel. Volgens de vader is dit niet in het belang van [naam] en zal dit haar meer schade toebrengen. Ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling voert de vader geen verweer. Het verzoek strekkende tot de uithuisplaatsing dient te worden afgewezen.
De moeder heeft ter zitting aangevoerd dat de vader nog altijd geen emotionele toestemming geeft aan [naam] voor het contact met de moeder. Agathos heeft de contacten stopgezet, omdat zij niet langer de veiligheid kunnen waarborgen. [naam] staat onder druk van de vader en wordt door hem belast. [naam] wordt niet door de vader gemotiveerd om het contact met de moeder aan te gaan en de vader maakt het welzijn van [naam] ondergeschikt aan zijn eigen belangen. De moeder is van mening dat de GI in deze situatie betrokken moet blijven en acht verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk. Tevens acht zij van belang dat het onderzoek naar ouderverstoting plaatsvindt vanuit een neutrale setting. Zij kan zich dus ook vinden in een uithuisplaatsing van [naam].

De beoordeling

Ondertoezichtstelling
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de gronden voor een ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn. Er zijn ernstige zorgen omtrent de ontwikkeling en opvoedsituatie van [naam]. De GGD heeft geconstateerd dat [naam] een ernstige vorm van obesitas heeft. Deze diagnose is in strijd met de eerdere verklaring van de vader dat het gewicht van [naam] inmiddels zou afnemen. Tevens is zorgelijk dat het in de afgelopen periode niet gelukt is om de omgang tussen [naam] en de moeder tot stand te laten komen. Agathos heeft als gevolg van de hevige gedragsproblemen van [naam] tijdens de omgangsmomenten met de moeder besloten de omgang (tijdelijk) stop te zetten. [naam] lijkt te verharden in haar houding jegens de moeder en door Agathos worden er signalen van ouderverstoting geconstateerd. Voor de identiteitsontwikkeling van [naam] is het contact met de moeder van belang. Hoewel de vader heeft verklaard [naam] te stimuleren in het contact met de moeder, blijkt uit de vermoedens van Agathos anders. De opvatting van de Ambulante Spoedhulp lijkt beperkt, aangezien zij alleen hebben gesproken met de vader en zij uitsluitend bezien hebben hoe de vader met [naam] omgaat. Dit neemt niet weg dat er - onder meer door IPT, Agathos en Prokino – ook waarnemingen zijn gedaan die minder positief zijn. Gezien de voornoemde zorgen is de kinderrechter van oordeel dat continuering van het gedwongen kader langer noodzakelijk is. In de komende periode moet er meer gebeuren om de situatie ten goede te keren. De ouders dienen hun medewerking te verlenen aan hetgeen de GI noodzakelijk acht. Indien nodig, dient de GI hiertoe de geëigende middelen in te zetten, bijvoorbeeld een schriftelijke aanwijzing. De verhouding tussen de ouders behoeft structurele verbetering met als doel dat beide ouders in staat zijn om samen afspraken te maken en zij [naam] de emotionele toestemming kunnen geven voor het contact met de andere ouder. Het is dan ook een positief gegeven dat de ouders inmiddels zijn gestart met een traject ouderbemiddeling bij Juvent. In dit kader is het ook van belang dat het onderzoek omtrent de vermoedens van ouderverstoting door Ithaka zal plaatsvinden. De kinderrechter zal het onweersproken verzoek zoals verzocht toewijzen.
Machtiging tot uithuisplaatsing
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, de belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
De kinderrechter overweegt als volgt. De GI acht noodzakelijk dat het onderzoek naar ouderverstoting plaatsvindt vanuit een neutrale setting. Een uithuisplaatsing is erg ingrijpend voor een minderjarige. Het is een uiterste maatregel en kan indien noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid worden ingezet. De kinderrechter acht dit verzoek thans te prematuur. Op dit moment is (nog) niet duidelijk of Ithaka voldoende gelegenheid ziet om het onderzoek naar ouderverstoting vanuit de huidige situatie uit te voeren. De kinderrechter zal het verzoek voor de resterende duur van de ondertoezichtstelling aanhouden. Indien blijkt dat de ouders hun medewerking niet verlenen danwel dat Ithaka aangeeft het onderzoek niet vanuit de thuissituatie bij de vader te kunnen uitvoeren, dient de GI dit alsnog voor te leggen aan de kinderrechter. De kinderrechter acht van cruciaal belang dat het onderzoek plaatsvindt en wenst dan ook zicht op te houden op de voortgang hiervan. De kinderrechter zal het verzoek tot uithuisplaatsing aanhouden tot de zitting van
15 oktober 2019 PRO FORMA, teneinde de GI in de gelegenheid te stellen de kinderrechter te informeren omtrent de bereikte resultaten. Tevens dient de GI zich uit te laten omtrent het gewenste procesverloop.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam] met ingang van 1 februari 2019 en tot 1 november 2019;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het verzoek tot uithuisplaatsing van [naam] aan tot
de zitting van 15 oktober 2019 PRO FORMA.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2019 door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, in tegenwoordigheid van W. Bakker-Maljers, als griffier.
(wb)
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 6 februari 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch