ECLI:NL:RBZWB:2019:1257

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
02-700224-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over voorlopige hechtenis na verkeersongeval met dodelijke afloop

Op 27 maart 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige hechtenis van een verdachte die wordt verdacht van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval met dodelijke afloop in Goes. De rechtbank heeft een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen, maar heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen onder strikte voorwaarden.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks eerdere maatregelen en veroordelingen voor rijden onder invloed, opnieuw in aanraking was gekomen met de politie. De kans op herhaling werd als voldoende concreet en acuut beoordeeld, wat een grond voor de voorlopige hechtenis vormde. De rechtbank erkende echter ook de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blijk van spijt, wat leidde tot de beslissing om de voorlopige hechtenis te schorsen onder voorwaarden die de kans op herhaling moesten minimaliseren.

De voorwaarden omvatten onder andere een verbod op alcohol- en druggebruik, meldplicht bij de reclassering, en een contactverbod met de nabestaanden van de slachtoffers. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich aan deze voorwaarden diende te houden en dat de reclassering toezicht zou houden op de naleving. De beslissing werd genomen in het belang van zowel de verdachte als de samenleving, waarbij de rechtbank de ernst van de zaak en de impact op de slachtoffers in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team strafrecht, locatie
Middelburg
Parketnummer:
02/700224-18
Afwijzing opheffing en toewijzing schorsing voorlopige hechtenis
Beslissing op het verzoek d.d.
22 maart 2019tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis en/of schorsing van de voorlopige hechtenis van:
[verdachte]
geboren op
[geboortedag] 1998, te [geboorteplaats] ,wonende te
Kloetinge [adres] ,thans gedetineerd.

1.De procedure.

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoek;
  • het bevel tot bewaring d.d.
  • het bevel tot gevangenhouding d.d.
  • het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer d.d.

2.De beoordeling.

De ontvankelijkheid
Door de officier van justitie is gesteld dat verdachte niet kan worden ontvangen in de verzoeken tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis aangezien op gelijkluidende verzoeken op 19 maart 2019 door de rechtbank is beslist. De rechtbank overweegt als volgt. Een verdachte kan op ieder gewenst moment een verzoek over de voorlopige hechtenis doen. Een andersluidende opvatting vindt geen steun in het recht. Tekst noch strekking van artikel 69 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, zoals daarvan mede blijkt uit de wetsgeschiedenis, beperken het recht van de verdachte opheffing van de voorlopige hechtenis te verzoeken (Hoge Raad 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:256). Verdachte is ontvankelijk in de verzoeken.
De ernstige bezwaren
De verdenking en bezwaren, die in het meest recente bevel tot voorlopige hechtenis zijn vermeld, bestaan nog steeds.
De recidive-grond
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis is gebaseerd op de stelling dat er geen grond is voor de voorlopige hechtenis omdat er geen kans is op herhaling (de recidive-grond). Voor het aannemen van deze grond is vereist dat de kans op herhaling voldoende concreet en acuut is. De rechtbank overweegt het volgende. Op 3 juni 2018 is verdachte als beginnend bestuurder bekeurd voor het rijden onder invloed. Aan verdachte is toen een rijverbod van 4 uren opgelegd alsmede de verplichting om de cursus Lichte Educatieve Maatregel Alcohol te volgen. Dat heeft verdachte gedaan. Verdachte heeft op
19 juni 2018 als beginnend bestuurder gevaarzettend verkeersgedrag vertoond waarvoor de Educatieve Maatregel Gedrag is opgelegd. Die cursus zou verdachte in december 2018 hebben moeten doen. Verdachte is dus eerder met politie in aanraking gekomen voor rijden onder invloed en gevaarlijk rijgedrag en hem is daarvoor telkens een maatregel opgelegd. Dat heeft hem er niet van weerhouden toch weer onder invloed van alcohol aan het verkeer deel te nemen waarbij de verdenking ook is dat hij de ter plaatse toegestane maximum snelheid fors heeft overschreden. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte kennelijk niet in staat of bereid is om zijn onverantwoorde en gevaarzettende rijgedrag in het verkeer aan te passen. De reacties hebben niet het gewenste resultaat op het gedrag van verdachte gehad. In het reclasseringsrapport van 21 maart 2019 is vermeld dat herhaling niet is uit te sluiten. In dat kader is ook vermeld dat (een deel van) het sociale netwerk van verdachte accepteert dat hij overmatig alcohol drinkt en vervolgens in een auto stapt. Over dit
onderwerp wordt volgens de reclassering weinig kritisch gesproken door de sociale omgeving van verdachte.
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, is de kans op herhaling naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet en acuut. Met de recidive-grond is er een grond voor de voorlopige hechtenis en het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal dan ook worden afgewezen.
Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis
Naar aanleiding van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank het volgende. Het uitgangspunt is dat een verdachte het recht heeft zijn berechting in vrijheid af te wachten. Verdachte wordt verdacht van een zeer ernstig feit als gevolg waarvan twee verkeersdeelnemers om het leven zijn gekomen. De ernst van het feit staat in beginsel aan een schorsing van de voorlopige hechtenis in de weg. Daar staat tegenover dat verdachte een jong volwassene is (ten tijde van het feit was hij 19 jaar), dat hij oprecht spijt lijkt te hebben van zijn handelen en lijdt onder het feit dat hij moet leven in het besef dat twee mensen door zijn toedoen zijn omgekomen. De rechtbank kent aan deze feiten en omstandigheden relevante betekenis toe en stelt vast dat met het plan van aanpak en de bijzondere voorwaarden als vermeld in het reclasseringsadvies van 21 maart 2019 de kans op herhaling tot een voor de samenleving aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht. Het gaat dan onder meer om een drugs- en alcoholverbod, een verbod zich in het centrum van Goes te bevinden en een verplichting om op vooraf vastgestelde tijden op het verblijfadres [adres] te Kloetinge te verblijven·,een en ander met elektronische controle. Om die reden zal het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis worden toegewezen. De rechtbank zal de voorlopige hechtenis schorsen op de wijze en onder de voorwaarden zoals hieronder beslist. Het belang dat verdachte bij
invrijheidstelling heeft, weegt op tegen de grond van de voorlopige hechtenis.

3.De beslissing.

De rechtbank
- wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte af;
- schorst onder na te noemen voorwaarden de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van
3 april 2019 te 11:00 uur;
Als voorwaarden worden gesteld:
- dat de verdachte, indien de opheffing der schorsing mocht worden bevolen, zich aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis niet zal onttrekken;
- dat de verdachte, ingeval hij wegens het feit, waarvoor de
voorlopige hechtenis is bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld, zich aan de tenuitvoerlegging daarvan niet zal onttrekken;
- dat de verdachte zich gedurende de schorsing niet aan enig strafbaar feit zal schuldig maken, noch zich op andere wijze zal misdragen;
- dat de verdachte zich bij het einde van de schorsingsperiode zal melden bij de inrichting waar hij zich laatstelijk bevond;
- dat de verdachte zich zal melden bij de politie op iedere afroep, gegeven door de politie ten behoeve van het opsporingsonderzoek.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte zich binnen twee werkdagen na ingang van de schorsing meldt bij Reclassering Nederland, op het adres Vrijlandstraat 33 te Middelburg, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat de verdachte zich laat behandelen door Emergis Forensische Zorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele schorsingsperiode of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- dat de verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt op welke wijze verdachte wordt gecontroleerd en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- dat de verdachte geen alcohol nuttigt en meewerkt aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt op welke wijze verdachte wordt gecontroleerd en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- dat de verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal zoeken, opnemen of hebben met de nabestaanden, te weten de familie [naam] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. De verslavingsreclassering en de politie zien toe op handhaving van dit contactverbod;
- dat de verdachte zich gedurende de schorsing niet zal bevinden in het verboden gebied, te weten het centrum van de gemeente Goes. Verdachte werkt mee aan elektronische controle op dit locatieverbod;
- dat de verdachte zich laat aansluiten op Elektronische Controle. De aansluiting van dit controlemiddel zal plaatsvinden in de Penitentiaire Inrichting Torentijd te Middelburg. De verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
- dat de verdachte gedurende de schorsing op vooraf gestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Het huidige verblijfadres is [adres] te Kloetinge. De verdachte werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod. Een ander adres voor dit locatiegebod is alleen mogelijk als de reclssering daarvoor toestemming geeft;
- dat de verdachte bij elke behandeling van zijn strafzaak ter zitting aanwezig zal zijn.
Deze beslissing is gegeven op 27 maart 2019 door mr
G.H. Nomes,voorzitter, en mrs
J.A. van Voorthuizen en I.M. Josten,rechters in tegenwoordigheid van
I.A. Walhout,griffier.
De officier van justitie gelast de tenuitvoerlegging van vorenstaande beschikking en brengt deze ter kennis van verdachte.
Gezien op
Middelburg,
De officier van justitie,
De directeur van het huis van bewaring, afschrift aan raadsman/vrouw mr. verstrekt op: