Op 27 maart 2019 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige hechtenis van een verdachte die wordt verdacht van een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval met dodelijke afloop in Goes. De rechtbank heeft een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen, maar heeft het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toegewezen onder strikte voorwaarden.
De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks eerdere maatregelen en veroordelingen voor rijden onder invloed, opnieuw in aanraking was gekomen met de politie. De kans op herhaling werd als voldoende concreet en acuut beoordeeld, wat een grond voor de voorlopige hechtenis vormde. De rechtbank erkende echter ook de jonge leeftijd van de verdachte en zijn blijk van spijt, wat leidde tot de beslissing om de voorlopige hechtenis te schorsen onder voorwaarden die de kans op herhaling moesten minimaliseren.
De voorwaarden omvatten onder andere een verbod op alcohol- en druggebruik, meldplicht bij de reclassering, en een contactverbod met de nabestaanden van de slachtoffers. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich aan deze voorwaarden diende te houden en dat de reclassering toezicht zou houden op de naleving. De beslissing werd genomen in het belang van zowel de verdachte als de samenleving, waarbij de rechtbank de ernst van de zaak en de impact op de slachtoffers in overweging nam.