ECLI:NL:RBZWB:2018:7306
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Geheimhoudingsbeslissing
- Rechtspraak.nl
Geheimhoudingsbeslissing inzake privacy-gevoelige informatie in belastingzaak
In deze zaak heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2018 een beslissing genomen over een verzoek tot geheimhouding van privacy-gevoelige informatie door de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had bij brief van 7 maart 2018 een verzoek ingediend om bepaalde delen van stukken niet aan de wederpartij, belanghebbende, te overleggen, op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de inspecteur niet alleen de verzoekbrief in een gesloten envelop had moeten indienen, maar dat belanghebbende ook kennis moet kunnen nemen van de motivering van het verzoek. Dit is essentieel voor een eerlijke procesvoering.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur delen van bijlagen onleesbaar heeft gemaakt en dat deze onleesbare delen privacy-gevoelige informatie bevatten. De geheimhoudingskamer oordeelt dat het privacybelang in dit geval zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van de stukken. Belanghebbende heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op het geheimhoudingverzoek, waardoor de rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een schending van haar verdediging.
De rechtbank beslist dat de weigering van de inspecteur om bepaalde stukken aan de wederpartij over te leggen gerechtvaardigd is. De beslissing benadrukt het belang van privacy en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met gevoelige informatie in belastingzaken. De rechtbank wijst erop dat de geheimhoudingsprocedure zorgvuldig moet worden gevolgd en dat belanghebbende altijd op de hoogte moet zijn van de motivering van geheimhoudingsverzoeken, zodat zij haar rechten kan uitoefenen.