Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
"Indien de horecaverstrekkingen niet afzonderlijk worden in rekening worden gebracht, vindt in deze gevallen toch correctie plaats bij de leverancier".
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
"verstrekken aan personen"zoals bedoeld in deze bepaling. Belanghebbende verdedigt de stelling dat haar situatie moet worden geschaard onder artikel 15, eerste lid, van de Wet OB, zodat volgens de hoofdregel recht op aftrek van voorbelasting bestaat. Volgens belanghebbende moet het begrip
"verstrekken aan personen"worden beperkt tot degenen die spijzen en dranken afnemen én (als eindverbruiker) consumeren. Het heffingssysteem van de omzetbelasting beoogt immers het consumptief (eind)verbruik) te belasten. Aangezien niet belanghebbende maar de business seat houders (en/of hun gasten) de spijzen en dranken hebben geconsumeerd (en daarmee eindverbruikers zijn), moet de aftrekbeperking bij belanghebbende achterwege blijven. Volgens belanghebbende wordt deze uitleg bevestigd door het feit dat aftrekbeperking bij belanghebbende leidt tot cumulatie van omzetbelasting, omdat belanghebbende de niet aftrekbare omzetbelasting (als tussenschakel) met berekening van omzetbelasting doorbelast aan de eindverbruikers (business seat houders). De rechtbank overweegt als volgt.
"Daarom mag in de situatie waarin vaststaat dat het evenementenbureau een prestatie verricht zoals bedoeld is in artikel 15 lid 5 van de Wet OB, het evenementenbureau de aan hem in rekening gebracht omzetbelasting in aftrek brengen."
"Ten einde zeker te stellen dat de afnemer van het evenementenbureau artikel 15 lid 5 Wet OB toepast dient het evenementenbureau hetzij op de uitgaande factuur te vermelden dat zijn prestatie betrekking heeft op het verstrekken van voedingsmiddelen voor gebruik ter plaatse (...) en dat de omzetbelasting op grond van artikel 15 lid 5 de Wet OB niet aftrekbaar is."Met andere woorden voor aftrek is vereist dat het evenementenbureau (in dit geval zou dat zijn: belanghebbende) de verleende diensten afzonderlijk vermeldt, zodat controleerbaar is dat de afnemer (de business seathouder) de in rekening gebrachte omzetbelasting over het consumptieve gebruik niet in aftrek brengt. Nu vaststaat dat belanghebbende dat niet heeft gedaan, kan zij ook om deze reden geen geslaagd beroep doen op dit kennisgroepstandpunt.
- € 9.295 (= € 10.936 x 85%) voor het tijdvak 2010/2011;
- € 3.203 (= € 3.769 x 85%) voor het tijdvak 2011/2012;
- € 4.116 (= € 4.843 x 85%) voor het tijdvak 2012/2013;
- € 4.182 (= € 4.920 x 85%) voor het tijdvak 2013/2014.
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 109.381 en de rente dienovereenkomstig;
- vermindert de boete tot € 9.295;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot € 37.692 en de rente dienovereenkomstig;
- vermindert de boete tot € 3.203;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: