Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 4 december 2018 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Standpunt eiseres
Wettelijk kader
Oordeel van de rechtbank
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van Werkplein Hart van West-Brabant, dat haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet met ingang van 5 april 2017 heeft toegekend. Eiseres had verzocht om een uitkering met terugwerkende kracht tot 8 maart 2017, omdat zij in bijzondere omstandigheden verkeerde na het overlijden van haar man op 7 maart 2017. De rechtbank heeft op 4 december 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond is verklaard.
Eiseres had zich op 5 april 2017 bij Werkplein gemeld voor een uitkering en diende op 18 april 2017 een aanvraag in. Het primaire besluit van Werkplein kende haar een uitkering toe vanaf de datum van aanmelding, maar eiseres was van mening dat zij recht had op een eerdere ingangsdatum vanwege de bijzondere omstandigheden rondom het overlijden van haar man. De rechtbank oordeelde dat de inschatting van eiseres dat zij recht had op een andere uitkering voor rekening en risico van haarzelf blijft. De rechtbank volgde de lijn van de Centrale Raad van Beroep, die stelt dat bijstand in beginsel niet eerder kan ingaan dan de datum van aanmelding.
Eiseres voerde ook aan dat er zeer dringende redenen waren om haar bijstandsuitkering met terugwerkende kracht toe te kennen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen acute noodsituatie was die dit rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden niet als bijzonder konden worden aangemerkt en dat het beroep ongegrond werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.