Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
- Is in de onderhavige zaken sprake van een onttrekking aan een accijnsschorsingsregeling?
- Is belanghebbende aan te merken als belastingplichtige?
- Heeft het douanelaboratorium de juiste onderzoeksmethode gebruikt?
- Zijn de in het douanelaboratorium onderzochte monsters herleidbaar naar de schepen waaruit ze volgens de inspecteur genomen zijn?
- Is de handelwijze van de inspecteur verenigbaar met het gelijkheidsbeginsel en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur?
- Heeft de inspecteur terecht geen rekening gehouden met de teruggaafregeling van artikel 70, eerste lid, aanhef en onderdeel b van de Wet op de accijns (hierna: de WA)?
4.Beoordeling van het geschil
- schip [naam A] : 76,4%, 75,9%, 77,4% en 59,4%;
- schip [naam B] : 59%, 59%, 80%, 80%, 80%, 59%, 80%, 59%, 59% en 77%;
- schip [naam C] : 80,8%, 80,6%, 80,9% en 82%.
- op 10 augustus 2017 (de in het transportbescheid vermelde datum 05-08-2017 berust op een verschrijving) een hoeveelheid van 1.428.033 kg olie met GN-code 27101947 (gasolie) vanuit de tanker Patmos is overgeladen in het schip [naam C] ;
- van die hoeveelheid op 10 augustus 2017 door het schip [naam C] 36.540 kg olie geleverd is (in het kader van bunkering) aan het schip Gobustan en
- op 11 augustus 2017 door het schip [naam C] 150.687 kg olie geleverd is (in het kader van bunkering) aan het schip Themestern;
- bij de controle van het schip [naam C] op 11 augustus 2017 een hoeveelheid olie is aangetroffen van 737.169 kg, die door de inspecteur is gekwalificeerd als stookolie. Volgens het transportbescheid is op dat moment nog 1.240.806 kg gasolie aanwezig.
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar, de naheffingsaanslagen accijns en voorraadheffing en de boete- en rentebeschikkingen;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: