ECLI:NL:RBZWB:2018:6793

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2018
Publicatiedatum
12 december 2018
Zaaknummer
02-810669-17, 02-665203-18, 02-261118-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. Beudeker
  • F. Fleskens
  • M. Maandag
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en woningoverval met geweld, met meerdere slachtoffers en diefstal van kentekenplaten

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee verdachten die beschuldigd werden van een poging tot doodslag en een woningoverval met geweld. De feiten vonden plaats op 18 juni 2017 in Ulvenhout, waar de verdachten de woning binnendrongen met het doel om te stelen. Tijdens de overval werden de bewoners, waaronder [naam 1], [naam 2], en hun kinderen, met geweld bedreigd en mishandeld. [naam 1] werd meermalen met een honkbalknuppel op het hoofd geslagen, wat leidde tot ernstig letsel. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waaronder de poging tot doodslag en diefstal met geweld. De verdachten werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar en terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachten een gewelddadig plan hadden om de woning te overvallen, waarbij zij zich bewust waren van de aanwezigheid van de bewoners en het gebruik van geweld zeer voorzienbaar was. De vorderingen van de benadeelde partijen werden deels toegewezen, waarbij aanzienlijke schadevergoeding werd geëist voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/810669-17 , 02/665203-18 (ttz. gev) en 02/261118-16 (Tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 december 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende te Breda
thans gedetineerd in PI Zuid West – De Dordtse Poorten
raadsvrouw mr. Lut, advocaat te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 november 2018, waarbij de officier van justitie, mr. Van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd. Voorts is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
parketnummer 02/810669-17
Feit 1
hij op of omstreeks 18 juni 2017 te Ulvenhout, gemeente Breda, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam 1] van het
leven te beroven, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans
alleen, met dat opzet, die [naam 1] meermalen met kracht met een
(honkbal)knuppel, althans met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd
heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit te weten een diefstal al dan niet in
vereniging (artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht), immers is/heeft hij,
verdachte, toen en aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen
diverse bankpasjes en/of een of meer spaarpot(ten) ( met inhoud) en/of
diverse (gouden) munten en/of een personenauto (Volkswagen Up) en/of twee
horloges (merk IWC en/of Cartier) en/of diverse sieraden en/of een gouden
aansteker (merk Dupont) en/of een pen (merk Mont Blanc) en/of een laptoptas
(merk Mulberry) en/of een bril (merk Tom Ford) en/of een Macbook pro en/of
een set Apple Airpods en/of een oplader (merk Apple) en/of 3 sleutelbossen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van
dat feit (die diefstal al dan niet in vereniging) voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk
verkregene te verzekeren;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juni 2017 te Ulvenhout, gemeente Breda, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- diverse bankpasjes en/of een of meer spaarpot(ten) ( met inhoud) en/of
diverse (gouden) munten en/of een personenauto (Volkswagen Up) en/of twee
horloges (merk IWC en/of Cartier) en/of diverse sieraden en/of een gouden
aansteker (merk Dupont) en/of een pen (merk Mont Blanc) en/of een laptoptas
(merk Mulberry) en/of een bril (merk Tom Ford) en/of een Macbook pro en/of een
set Apple Airpods en/of een oplader (merk Apple) en/of 3 sleutelbossen
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [naam 2] en/of [naam 1] en/of [naam 3]
en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 7] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een)
andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- naar de woning gelegen aan [adres] te Ulvenhout is/zijn gegaan en/of
zich (vervolgens) aldaar de toegang tot de keuken van die woning heeft/hebben
verschaft en/of aldaar dreigend tegen die [naam 2] en/of [naam 1]
heeft/hebben gezegd/gegild: "Geld, geld", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
- die [naam 1] meermalen met kracht met een (honkbal)knuppel, althans
met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
(vervolgens) de handen/armen/polsen en/of de benen/enkels van die [naam 1]
met (een) tiewrap(s) en/of duct tape heeft/hebben vastgebonden en/of
- dreigend tegen [naam 3] (terwijl deze zijn slaapkamerdeur
dichtgetrokken hield) heeft/hebben gezegd/geroepen "geld geld open doen"
en/of "ik wil geld, doe je deur open anders vermoord ik je" en/of die [naam 3]
(na opening van zijn slaapkamerdeur) tegen de grond heeft/hebben
geduwd en/of (vervolgens) de handen/armen/polsen en/of de benen/enkels van
die [naam 3] met (een) tiewrap(s) en/of duct tape heeft/hebben
vastgebonden en/of vervolgens dreigend tegen die [naam 3] heeft/hebben
gezegd "meer geld, heb je pinpas, heb je creditcard" en/of "waar is je
telefoon" en/of
- de handen/armen/polsen en/of de benen/enkels van [naam 2] met (een)
tiewrap(s) en/of duct tape heeft/hebben vastgebonden en/of
- tegen die [naam 4] heeft/hebben geroepen/geschreeuwd "naar de
grond" en/of die [naam 4] een klap in zijn knieholte heeft/hebben
gegeven (tengevolge waarvan [naam 4] ten val kwam) en/of die
[naam 4] met kracht tegen de grond heeft/hebben geduwd en/of
(vervolgens) de handen/armen/polsen en/of de benen/enkels van die [naam 4]
met (een) tiewrap(s) en/of duct tape heeft/hebben vastgebonden en/of
- die [naam 7] meermalen met een (honkbal)knuppel op/tegen zijn hoofd
en/of lichaam heeft/hebben geslagen en/of die [naam 7] in een wurggreep
heeft/hebben genomen en/of
- die [naam 5] (meermalen) met een (honkbal)knuppel op/tegen zijn
hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen en/of meermalen met kracht tegen
zijn hoofd/gezicht en/of lichaam heeft/hebben geslagen/getrapt/geschopt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Feit 2
hij op of omstreeks 18 juni 2017 te Ulvenhout, gemeente Breda, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- diverse bankpasjes en/of een of meer spaarpot(ten) ( met inhoud) en/of
diverse (gouden) munten en/of een personenauto (Volkswagen Up) en/of twee
horloges (merk IWC en/of Cartier) en/of diverse sieraden en/of een gouden
aansteker (merk Dupont) en/of een pen (merk Mont Blanc) en/of een laptoptas
(merk Mulberry) en/of een bril (merk Tom Ford) en/of een Macbook pro en/of een
set Apple Airpods en/of een oplader (merk Apple) en/of 3 sleutelbossen
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2]
en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of
[naam 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [naam 2] en/of [naam 1] en/of [naam 3]
en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 7] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- naar de woning gelegen aan [adres] te Ulvenhout is/zijn gegaan en/of
zich (vervolgens) aldaar de toegang tot de keuken van die woning heeft/hebben
verschaft en/of aldaar dreigend tegen die [naam 2] en/of [naam 1]
heeft/hebben gezegd/gegild: "Geld, geld", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
- die [naam 1] meermalen met kracht met een (honkbal)knuppel, althans
met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
(vervolgens) de handen/armen/polsen en/of de benen/enkels van die [naam 1]
met (een) tiewrap(s) en/of duct tape heeft/hebben vastgebonden en/of
- dreigend tegen [naam 3] (terwijl deze zijn slaapkamerdeur
dichtgetrokken hield) heeft/hebben gezegd/geroepen "geld geld open doen"
en/of "ik wil geld, doe je deur open anders vermoord ik je" en/of die [naam 3]
(na opening van zijn slaapkamerdeur) tegen de grond heeft/hebben
geduwd en/of (vervolgens) de handen/armen/polsen en/of de benen/enkels van
die [naam 3] met (een) tiewrap(s) en/of duct tape heeft/hebben
vastgebonden en/of vervolgens dreigend tegen die [naam 3] heeft/hebben
gezegd "meer geld, heb je pinpas, heb je creditcard" en/of "waar is je
telefoon" en/of
- de handen/armen/polsen en/of de benen/enkels van [naam 2] met (een)
tiewrap(s) en/of duct tape heeft/hebben vastgebonden en/of
- tegen die [naam 4] heeft/hebben geroepen/geschreeuwd "naar de
grond" en/of die [naam 4] een klap in zijn knieholte heeft/hebben
gegeven (tengevolge waarvan [naam 4] ten val kwam) en/of die [naam 4]
met kracht tegen de grond heeft/hebben geduwd en/of (vervolgens) de
handen/armen/polsen en/of de benen/enkels van die [naam 4] met (een)
tiewrap(s) en/of duct tape heeft/hebben vastgebonden en/of
- die [naam 7] meermalen met een (honkbal)knuppel op/tegen zijn hoofd
en/of lichaam heeft/hebben geslagen en/of die [naam 7] in een wurggreep
heeft/hebben genomen en/of
- die [naam 5] (meermalen) met een (honkbal)knuppel op/tegen zijn
hoofd en/of lichaam heeft/hebben geslagen en/of meermalen met kracht tegen
zijn hoofd/gezicht en/of lichaam heeft/hebben geslagen/getrapt/geschopt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
a-rt 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
parketnummer 02/665203-18
hij op of omstreeks 21 augustus 2017 te Breda tezamen en in vereniging met een
ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen twee kentekenplaten (kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam 8] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Feiten 1 en 2 parketnummer 02/810669-17
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten (medeplegen van poging gekwalificeerde doodslag en medeplegen van diefstal met geweld) heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de aangiftes, de getuigenverklaringen, het proces-verbaal sporenonderzoek en de foto’s. Voorts wijst de officier van justitie op de verklaring van [verdachte] (hierna: [verdachte] ) waaruit naar voren komt dat hij betrokken is geweest bij de woningoverval en dat hij [naam 1] (hierna: [naam 1] ) één keer met een knuppel heeft geslagen. Zij wijst ook op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) waaruit naar voren komt dat ook hij betrokken is geweest bij de woningoverval. De vraag die beantwoord dient te worden is, wie van de verdachten welke rol heeft gehad. Gelet op de foto’s in het dossier, de scans van de hersenen en de foto’s van de koelkast en de muur waarop bloedsporen zijn te zien, staat voor de officier van justitie vast dat het letsel van [naam 1] niet kan zijn ontstaan door één enkele slag. In dit verband wijst de officier van justitie ook op de verklaring van zoon [naam 4] (hierna: [naam 4] ). Op basis van deze verklaring staat vast dat toen [naam 4] thuis kwam [naam 1] al overmeesterd moet zijn geweest en al minstens één keer op zijn hoofd moet zijn geslagen. Hetgeen [naam 4] gezien heeft, moet dus minstens een tweede aanval op [naam 1] zijn geweest. Ondersteunend bewijs hiervoor is het geluidsfragment. [naam 1] schreeuwt, terwijl zijn vrouw probeert uit te leggen hoe de overvallers kunnen pinnen met de pasjes. [verdachte] (volgens de officier van justitie zou dat [verdachte] zijn) roept dat de andere overvaller (volgens de officier van justitie [medeverdachte] ) [naam 1] rustig moet houden. In zo’n chaos past de aanval met de knuppel, zoals [naam 4] die beschrijft en waarbij beide overvallers aanwezig zijn. De officier van justitie gaat er vanuit dat [naam 1] meerdere keren met de knuppel op zijn hoofd geslagen is. Niet met zekerheid is vast te stellen wie van de verdachten dit feitelijk heeft gedaan.
Opzet op de diefstal met geweld
Naar de mening van de officier van justitie kan op basis van eerder genoemde bewijsmiddelen vastgesteld worden dat de verdachten met zijn tweeën naar de woning van de [familie] zijn gegaan en een honkbalknuppel hebben meegenomen. De feiten en omstandigheden hebben naar de mening van de officier van justitie de uiterlijke verschijningsvorm van een bewuste en nauwe samenwerking met betrekking tot de uitgevoerde diefstal met geweld, gepleegd volgens een plan dat vooraf aan beide deelnemers duidelijk moet zijn geweest. Uit de gedragingen van beide verdachten volgt een zo intense samenwerking dat daaraan een gezamenlijk plan vooraf moet zijn gegaan. De rol van ieder van de verdachten was ook van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Opzet op de dood
In het meenemen van een honkbalknuppel naar een beroving ligt het eventuele gebruik van die honkbalknuppel besloten. De officier van justitie is van mening dat van meet af aan sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het gebruik van die knuppel. Niet ter discussie staat dat [naam 1] door de klappen van de honkbalknuppel had kunnen overlijden. Op basis van de foto’s en de medische informatie in het dossier staat vast dat er zeer krachtig geweld is uitgeoefend op de schedel van [naam 1] . Met het voorwaardelijk opzet op het gebruik van de honkbalknuppel hadden beide verdachten daarom ook voorwaardelijk opzet op de levensberoving. Er moet vanuit worden gegaan dat het plan van de verdachten weinig concreet was en dat er nauwelijks afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop al dan niet geweld zou worden toegepast. Het gebruik van geweld is echter zeer voorzienbaar. Het gebruik van dodelijk geweld lag besloten in het plan dat de verdachten voorafgaand aan de overval hebben gemaakt en beide verdachten hebben zich aan het plan geconformeerd. De officier van justitie acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat beide verdachten in voorwaardelijk zin opzet hebben gehad op de dood van [naam 1] .
Feit onder parketnummer 02/665203-18
Met betrekking tot dit feit baseert de officier van justitie zich op de bekennende verklaring van verdachte welke hij ter zitting heeft afgelegd in combinatie met de aangifte.
Tevens kunnen de ad informandum gevoegde feiten volgens de officier van justitie worden betrokken bij de strafoplegging nu verdachte hierover eveneens een bekennende verklaring heeft afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft erkend dat hij de betreffende avond de woning in Ulvenhout is binnen gegaan om een overval te plegen. In de woning zijn beide verdachten in gevecht gekomen met de man en vrouw des huizes. Verdachte heeft daarbij de man [naam 1] met een knuppel één keer op het hoofd geslagen. Beide verdachten zijn hierna begonnen met een doorzoeking van de woning. Beide verdachten hebben naar uiterlijke verschijningsvormen hun taak en zijn blijkens de verklaringen inwisselbaar. Met betrekking tot het medeplegen refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Medeverdachte [medeverdachte] stelt dat hij niet geslagen heeft. Verdachte stelt dat hij [medeverdachte] niet de gehele tijd in de gaten heeft gehouden, maar wel de gehele tijd zicht heeft gehad op [naam 1] . Hij heeft niet gezien dat [naam 1] nogmaals is geslagen. Uit het dossier volgt dat [naam 1] stelt dat hij vermoedt dat er wel 15 keer op zijn hoofd geslagen moet zijn. Nu uit de medische stukken blijkt dat de sprake is van een forse amnesie aangaande de overval moet deze informatie achteraf zijn ingevuld. Ook getuigen spraken van meermalen op het hoofd slaan, maar hebben dit niet zelf waargenomen. Volgens de verdediging is vooralsnog onduidelijk hoe vaak er zou zijn geslagen. Er wordt wel gesproken over een frequentie, maar dit is invullen. Ter zake van het feit dat ziet op het medeplegen van diefstal van twee kentekenplaten op 21 augustus 2017 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank nu verdachte een bekennende verklaring hierover heeft afgelegd. De verdediging gaat ten slotte akkoord met de voeging van de ad informandum van de op de tenlastelegging genoemde feiten, nu verdachte bekent.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2 parketnummer 02/810669-17
Feiten en omstandigheden
Op zondag 18 juni 2017 om 00.47 uur werd er bij het Operationeel Centrum Politie Meldkamer een 112 melding gedaan van een woningoverval aan de [adres] te Ulvenhout. [1] Er was iemand ernstig gewond geraakt en bij meerdere personen waren
tiewraps omgedaan.
[naam 2] (hierna: [naam 2] ) heeft aangifte gedaan van deze woningoverval waar zij en haar gezin slachtoffer van zijn geworden. [2] [naam 2] en haar man [naam 1] waren thuis en hun zoon [naam 3] was naar bed gegaan. Ze hadden besloten nog even een wijntje te doen in afwachting van de andere kinderen die thuis zouden komen. Op dat moment stonden er twee mannen achter hen in de keuken. Ze hadden een grote tas bij zich en begonnen te gillen “geld, geld”. Eén van de overvallers is naar [naam 1] gegaan en de andere overvaller is bij haar gebleven. Degene die naar [naam 1] ging had een honkbalknuppel vast en [naam 2] hoorde hem hiermee slaan. [naam 2] heeft zich verzet op het moment dat de overvaller zich tot haar richtte, door hem te slaan en te bijten. De overvaller die bij haar was, heeft op dat moment de andere overvaller erbij gehaald. Eén van de overvallers had pepperspray bij zich waarmee [naam 2] in haar gezicht is gespoten. Ze hebben haar overmeesterd en tiewraps omgedaan. Hierna was [naam 3] (hierna: [naam 3] ) aan de beurt. Op een gegeven moment zijn zij weer terug gekomen en vroegen ze naar geld. [naam 2] heeft de overvallers toen heel gedetailleerd uitgelegd waar de kluis was en wat de code van deze kluis was. Toen het de overvallers niet lukte de kluis te openen is [naam 2] mee gegaan om de kluis open te maken. Hierna is zij weer geboeid met tiewraps aan de benen. Op de vraag of er nog meer personen thuis zouden komen heeft [naam 2] gezegd dat [naam 4] nog thuis zou komen en dat ze het voor die tijd afgehandeld wilde hebben. Over [naam 6] heeft zij gezegd dat zij uit logeren was en [naam 5] heeft zij verzwegen. Steeds hoorde zij [naam 1] vanuit de keuken roepen. Toen de overvallers de telefoon van [naam 2] wilden hebben (nu in het hoesje daarvan alle pasjes zaten) heeft zij geopperd om met de telefoon van [naam 3] haar telefoon te bellen om de telefoon op deze manier te traceren. Toen de telefoon gevonden was, heeft [naam 2] haar codes en limieten aan de overvallers doorgegeven. Hierna heeft zij voor de overvallers met haar vingers achter haar rug over de telefoon geswiped, zodat één van de overvallers in haar telefoon kon zoeken naar de code van de American Express card. Hierna is haar zoon [naam 4] thuisgekomen. De overvallers hebben ook bij hem tiewraps omgedaan. Op enig moment heeft één van de overvallers [naam 1] ook nog geducttaped. [naam 2] heeft ten slotte nog aan de overvallers laten zien welke sleutel bij welke auto hoorde en hierna zijn de overvallers naar buiten vertrokken. Buiten troffen de overvallers haar zoon [naam 5] (hierna: [naam 5] ) en haar neef [naam 7] (hierna: [naam 7] ) aan die op dat moment thuis kwamen. [naam 5] had zijn zusje [naam 6] (hierna: [naam 6] ) die bij hen was, verstopt in de bosjes. [naam 2] hoorde nog dat er buiten gevochten en gegild werd. Ze hoorde dat [naam 7] en [naam 5] in elkaar geslagen werden. Hierna zijn de overvallers gevlucht en zijn [naam 5] en [naam 7] binnen gekomen om de overige familieleden los te maken. De polsen van [naam 2] waren gevoelig van de tiewraps en daar waren striemen te zien. De overvallers hadden tijdens de overval bivakmutsen op. Over het geweld dat op [naam 2] is toegepast kon zij nog vertellen dat zij met haar hoofd tegen de grond is gekwakt. Ze hebben haar bij haar haren vastgepakt en meerdere keren met haar hoofd op de grond geduwd. Op de linkerkant van haar gezicht zaten ook blauwe plekken. Over de overvaller die als tweede naar haar toe is gekomen wist zij nog te vertellen dat hij haar op haar knieën heeft gekregen. De andere overvaller heeft ook geholpen door haar benen onder haar vandaan te trekken. Ze hebben pasjes, de spaarpotten van de kinderen, een personenauto en munten uit de kluis meegenomen.
Uit de door aangevers aangeleverde lijst met weggenomen goederen blijkt dat er bankpasjes, spaarpotten (met inhoud), gouden munten, horloges (van onder andere de merken IWC en Cartier), diverse sieraden, een gouden aansteker, een pen (Mont Blanc), een laptoptas (Mulberry), een bril (Tom Ford), een Macbook Pro, een set Apple Airpods, een oplader (Apple) en sleutelbossen zijn weggenomen. [3]
De verklaring van [naam 2] wordt in grote lijnen ondersteund door de verklaring van [naam 3] . Hij heeft verklaard dat hij op de desbetreffende avond om 23.00 uur boven naar bed is gegaan. [4] Toen hij lag te slapen werd hij plotseling gewekt door het geschreeuw van zijn moeder. [naam 3] is toen meteen uit zijn bed gesprongen en deed de deur van zijn slaapkamer open. Op het moment dat hij zijn slaapkamerdeur opende stond hij oog in oog met een persoon die een bivakmuts droeg en een ijzeren honkbalknuppel vast had. [naam 3] deed de deur dicht om iets te zoeken waar hij zich mee kon verdedigen. Hij hoorde dat de overvaller tegen hem riep: “geld geld open doen”. [naam 3] heeft hierop geantwoord: “doe rustig, doe normaal, wat wil je”. Hij heeft dit meerdere malen geroepen. De overvaller riep: “ik wil geld, doe je deur open anders vermoord ik je”. [naam 3] heeft geantwoord dat hij de deur open zou doen als hij hem niks zou doen. De overvaller antwoordde: “ik zal je niets doen”. [naam 3] deed zijn deur open en werd meteen op de grond geduwd. Hij voelde dat hij bij zijn polsen werd vastgebonden en vervolgens voelde hij ook dat zijn benen, ter hoogte van zijn enkels, heel strak werden vastgebonden. De overvaller vroeg om geld en heeft wat geld van de stoel van [naam 3] gepakt. [naam 3] hoorde dat de overvaller vervolgens riep: “meer geld, heb je pinpas, heb je creditcard”. Beneden hoorde [naam 3] dat zijn vader heel erg luidruchtig was. [naam 3] hoorde op enig moment ook een onbekende roepen of er nog telefoons in huis waren. Op dat moment kwam er een andere overvaller naar boven die naar zijn telefoon vroeg, waarna die overvaller weer de trap af liep. Hierna hoorde [naam 3] weer iemand de trap op lopen en hoorde deze persoon roepen: “maak je telefoon open”. Dat heeft hij toen gedaan. Beneden hoorde [naam 3] dat er op dat moment van alles gebeurde. Op enig moment kwam zijn broertje [naam 4] binnen en hoorde hij dat de overvallers riepen dat hij meteen op de grond moest gaan liggen. Niet veel later hoorde [naam 3] veel geschreeuw en de stemmen van [naam 5] en [naam 7] . Ondertussen had hij zijn benen een beetje losser kunnen krijgen en is hij huppelend de trap af gekomen. Beneden zag [naam 3] zijn moeder vastgebonden op de grond liggen en zag hij dat zij werd losgemaakt door [naam 5] en [naam 7] . Vervolgens werd [naam 3] ook door hen losgemaakt. Zijn vader lag op dat moment gewond op de grond. In de slaapkamerdeur van [naam 3] zit een aantal deuken, een grote scheur en een aantal bloedspatten die veroorzaakt en afkomstig kunnen zijn van een knuppel [5] .
Ondanks het verzoek van [naam 2] om dit niet te doen, hebben de overvallers gewacht tot ook zoon [naam 4] thuis kwam. [naam 4] zag dat zijn vader door een overvaller werd geslagen met een honkbalknuppel. [6] Hij zag dat zijn vader al vastgebonden op de grond lag en meerdere keren met kracht werd geslagen. Zoals hiervoor reeds gerelateerd, werd ook [naam 4] met kracht naar de grond gewerkt en werden zijn polsen op zijn rug bij elkaar gebonden. Ook zijn voeten waren gebonden. Vervolgens kwamen [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] thuis. [naam 5] heeft 112 gebeld. Hij zag dat [naam 5] en [naam 7] werden geslagen door de overvallers en knock out gingen. [naam 5] heeft verklaard dat hij, terwijl hij aan het bellen was, de twee overvallers naar buiten zag komen en dat hij een klap en een gil van [naam 7] hoorde. [7] [naam 7] werd met een honkbalknuppel op zijn hoofd geslagen en raakte bewusteloos. [8] De ander overvaller, degene zonder de knuppel, had [naam 7] op dat moment in de wurggreep. [naam 5] is op dat moment naar [naam 7] gerend en werd ook met de honkbalknuppel op zijn hoofd geslagen en is buiten westen geraakt. [9] Toen [naam 5] wakker werd, waren de twee overvallers op hem aan het inschoppen tegen zijn ribben. De ene overvaller was tegen de achterkant van zijn rug aan het schoppen en de andere overvaller was tegen voorkant van zijn ribben aan het schoppen. Vervolgens zijn de daders gevlucht met de Volkswagen Up van de familie. [naam 7] heeft verklaard dat hij naar de keukendeur rende en dat hij werd geslagen met een knuppel tegen zijn hoofd [10] . Toen hij weer bij kennis kwam, werd hij in een wurggreep gehouden en ondertussen kreeg hij klappen op zijn hoofd. De overvallers gingen er vandoor omdat de politie onderweg was en [naam 7] is samen met [naam 5] het huis in gegaan. [naam 2] , [naam 4] en [naam 3] lagen op de vloer met tiewraps om handen en voeten.
[medeverdachte] heeft verklaard de woningoverval aan de [adres] te Ulvenhout samen met [verdachte] te hebben gepleegd. [11] Ze hebben samen afgesproken een woning te gaan overvallen om daarbij waardevolle spullen en geld afhandig te maken. Dit was een dag of drie voor de overval. [medeverdachte] is in de wijk gaan kijken en de keuze viel op de boerderij van de [familie] . Het was [medeverdachte] ’s plan en hij heeft het gedeeld. Hierbij werd bewust de keus gemaakt dat de personen thuis moesten zijn omdat de buit in dat geval groter zou zijn. [verdachte] heeft een honkbalknuppel meegenomen. Ze hadden tassen meegenomen naar de overval en een spuitbus met motorolie of zoiets, tiewraps en droegen zwarte kleding en bivakmutsen. [medeverdachte] ging als eerste naar binnen. Bij binnenkomst in de woning is [medeverdachte] naar [naam 2] gegaan en [verdachte] naar [naam 1] . Hij zei dat ze voor geld kwamen. Hij heeft [naam 2] met de spuitbus gespoten en heeft haar geprobeerd naar de grond te werken. Ze stribbelde tegen en ze gaf hem een paar klappen en beet hem in zijn hand. Hij heeft de hulp van [verdachte] ingeschakeld en samen hebben ze haar vastgemaakt met tiewraps. Hij is naar boven gegaan naar zoon [naam 3] . Hij heeft boven ook nog naar spullen gezocht. Beneden zag hij vervolgens [naam 1] liggen bij de koelkast en dat vond hij heftig want er was veel bloed. [naam 1] schreeuwde en reageerde heel apart. Hij heeft [naam 1] tape om zijn mond gedaan en om zijn hoofd en handen. Daarna heeft hij gewacht op het zoontje. Ook de zoon werd op de grond gelegd. Dat ging er ruw aan toe. Daarna kwamen de twee andere jongens en is er een worsteling ontstaan. [medeverdachte] heeft de knuppel mee naar buiten genomen. Ze zijn met de auto van de familie weg gereden. Die auto hebben ze later die nacht in brand gestoken met terpentine in een bos gebied. De terpentine zat in zijn tas. Ze hebben contant geld meegenomen uit de kluis, Zwitsers geld, juwelen en gouden munten.
[verdachte] heeft aangegeven dat hij tijdens zijn verlof [medeverdachte] heeft gezien en dat [medeverdachte] het plan heeft uitgelegd wat hij wilde gaan doen. [verdachte] heeft toen van thuis een honkbalknuppel meegenomen. Ze hadden ook twee tassen met kleding, tiewraps en een mes. Ze hebben zich omgekleed en zijn ieder op de fiets en het laatste stuk te voet naar de boerderij gegaan. Ze hadden door dat die familie daar in de woning was. Ze gingen naar binnen. [medeverdachte] als eerste, hij er achteraan. Hij heeft [naam 1] een klap met een honkbalknuppel op zijn hoofd gegeven. Hij heeft recht naar beneden geslagen met de knuppel. Hierna heeft [verdachte] zich bij [naam 2] en [medeverdachte] , die aan het worstelen waren, gevoegd [12] . Hij heeft tiewraps omgedaan bij [naam 2] om haar benen en handen. Hij heeft de knuppel op de grond gelegd. [medeverdachte] ging naar boven naar de zoon. Hij heeft spullen van de zoon meegenomen. Omdat de man zo schreeuwde heeft [medeverdachte] hem getaped. Hij was in gesprek met [naam 2] en ze zijn, nadat hij haar benen los had gemaakt, naar de kluis gegaan. Ze heeft de kluiscode gegeven en hij heeft de inhoud van de kluis in de tas gestopt. Hij heeft ook de autosleutels gepakt. Hij heeft de zoon (de rechtbank begrijpt dat dit [naam 4] is) uit de auto gehaald en mee naar binnen genomen. Toen kwamen er nog twee jongens. [verdachte] zegt dat hij niet precies weet wat er buiten is gebeurd, maar dat hij wel weet dat er een telefoon was en dat hij heeft geprobeerd die kapot te maken. [medeverdachte] heeft de knuppel, die van aluminium was, in de auto gelegd. Ze hebben de Up meegenomen en in brand gestoken met terpentine.
Een dag na de woningoverval werd bekend dat tijdens de overval met de mobiele telefoon van [naam 2] een voicemailgesprek was opgenomen op het moment dat de overvallers haar telefoon zochten door met de telefoon van [naam 3] naar haar telefoon te bellen. Op die geluidsopname staat een gesprek waarin de stemmen van beide verdachten te horen zijn. [13] Uit het geluidsfragment komt naar voren dat [naam 1] schreeuwt, terwijl [naam 2] probeert uit te leggen hoe de overvallers kunnen pinnen met de pasjes die in het hoesje van haar telefoon zitten. Door één van de overvallers – die op dat moment bij [naam 2] is – wordt geroepen dat hij hem ( [naam 1] ) rustig moet houden en verder roept hij letterlijk: “ [medeverdachte] ducttape”. De rechtbank leidt hieruit af dat [verdachte] ten tijde van dit gesprek bij [naam 2] is geweest en dat [medeverdachte] op dat moment met [naam 1] bezig was. [medeverdachte] heeft in dit verband ook verklaard dat hij degene is geweest die duct tape bij [naam 1] heeft op gedaan. Gedurende het hele gesprek is te horen dat het slachtoffer aan het schreeuwen was op de achtergrond.
Tussenconclusie
Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat feit 2 (het medeplegen van een diefstal met geweld) wettig en overtuigend bewezen kan worden. Beide verdachten bekennen dit feit ook in grote lijnen.
De vraag is voorts of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Het geweld dat is toegepast op [naam 1]
[verdachte] heeft verklaard – zoals hiervoor reeds is vermeld – dat hij één keer met de knuppel heeft geslagen en niet meerdere keren. Op de foto’s die zich in het dossier bevinden, zijn op het hoofd van [naam 1] echter twee grote wonden te zien. [14] Te zien is dat [naam 1] één wond op de voorkant van zijn hoofd heeft en dat de andere wond zich bevindt op de achterzijde van het hoofd. Scans die zijn gemaakt in het ziekenhuis lieten meerdere fracturen en bloedingen in de schedel van [naam 1] zien [15] .
Naast de foto’s en de bevindingen in het ziekenhuis ligt er de verklaring van [naam 4] . Hij heeft – zoals hiervoor reeds vermeld – verklaard dat hij heeft gezien dat [naam 1] door één van de overvallers werd geslagen met een honkbalknuppel. [16] Dit gebeurde meerdere keren met kracht. Voorts heeft [naam 4] verklaard dat bij zijn thuiskomst [naam 1] al op de grond lag en zich probeerde om te draaien, terwijl hij lag vastgebonden. Op dat moment stond er één overvaller bij zijn vader. Deze persoon had op dat moment geen knuppel bij zich. Later kwam de tweede overvaller met de knuppel erbij. [naam 4] heeft verklaard dat hij zag dat deze overvaller een keer of zes zeven met de knuppel uithaalde zoals honkballers dat doen van rechtsboven naar beneden. Hierbij werd in de richting van [naam 1] geslagen. [naam 4] kon niet zien dat [naam 1] geraakt werd, maar hoorde wel doffe klappen. Hij heeft het geluid omschreven als een verschrikkelijk geluid. Van de eerste twee van die klappen heeft hij de uithalen gezien, de rest alleen gehoord. Ook [naam 2] heeft verklaard dat zij één van de overvallers heeft horen slaan toen hij bij [naam 1] was. De overvaller had op dat moment een honkbalknuppel in zijn hand.
Naar aanleiding van hetgeen hiervoor is vermeld, kan worden vastgesteld dat [naam 1] en [naam 2] zijn overmeesterd toen zij zich samen beneden in de woning bevonden. De rechtbank stelt vast dat op het moment dat [naam 4] thuis kwam, [naam 1] al overmeesterd en vastgebonden was en volgens [verdachte] daarvoor, bij binnenkomst al, één keer met de knuppel op zijn hoofd geslagen was. Hetgeen [naam 4] vervolgens gezien heeft, moet in ieder geval een tweede aanval op [naam 1] zijn geweest. Dit past ook bij hetgeen is waargenomen op het geluidsfragment. Voorts stelt de rechtbank vast dat het toegebrachte letsel, op verschillende plekken op het hoofd, niet past bij één enkele slag, zoals [verdachte] heeft verklaard. Ook het bloed dat op de koelkast is aangetroffen, past bij de verklaring van [naam 4] , dat [naam 1] op die plaats in de woning is geslagen [17] . Naar het oordeel van de rechtbank staat derhalve vast dat er in ieder geval een tweede aanval op [naam 1] heeft plaatsgevonden en dat [naam 1] meerdere keren met de knuppel op het hoofd is geslagen.
Het voorwaardelijke verzoek van de verdediging om alsnog onderzoek te laten verrichten door een forensisch arts over het vraagstuk hoe vaak er is geslagen met de knuppel zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de eerdere afwijzing van de rechtbank, afgewezen worden.
Ofschoon de verdediging heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het opzet en het medeplegen en geen verweer hierop heeft gevoerd, geeft de rechtbank toch de overwegingen weer.
Voorwaardelijk opzet op het doden van [naam 1] (feit 1 primair)
Vast staat dat verdachte en zijn medeverdachte het plan hadden de [familie] te beroven. De rechtbank gaat er niet vanuit dat verdachten vooraf de bedoeling hebben gehad om de man des huizes van het leven te beroven. Dat doet echter niet af aan het feit dat het een gewelddadig plan betrof en dat daarbij ook een aluminium knuppel, tiewraps, ducttape en een spuitbus naar de woning zijn meegenomen. Verdachten wisten toen zij de woning binnengingen dat er meerdere mensen in de woning aanwezig waren; dat was zelfs hun bedoeling. Het gebruik van geweld bij een beroving waar mensen in de woning aanwezig zijn is zeer voorzienbaar. Het gaat immers om een overval van een familie in hun eigen woning. Verzet van de zijde van de bewoners valt te verwachten nu niet iedereen direct zal accepteren dat zijn/haar spullen worden meegenomen uit de eigen woning. De rechtbank acht het in zijn geheel niet aannemelijk dat beide verdachten hier niet bij hebben stilgestaan, temeer nu zij spullen hadden meegenomen die erop duiden dat zij er vooraf rekening mee hielden dat de bewoners zich niet meteen zouden overgeven en zich zouden verzetten bij hetgeen hen overkwam. Dat de bewoners zich niet zonder meer over gaven is later ook gebleken.
In het meenemen van een honkbalknuppel naar een beroving in een woning ligt het eventuele gebruik van de honkbalknuppel besloten. Het met kracht meerdere malen slaan met een aluminium honkbalknuppel op het hoofd, een heel kwetsbaar lichaamsdeel, kan leiden tot dodelijk letsel. Dit is een feit van algemene bekendheid en helaas blijkt dit ook uit meerdere andere strafzaken. Het daadwerkelijk gevolg in dit geval is geweest dat er bij het slachtoffer [naam 1] letsel in de vorm van meerdere fracturen en bloedingen in het hoofd is geconstateerd. Er is sprake van blijvend hersenletsel. Ook op basis van de foto’s en de hiervoor genoemde medische verklaring kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat er zeer krachtig geweld is uitgeoefend op het hoofd van het slachtoffer. Er is geruime tijd voor [naam 1] leven gevreesd. Dat sprake is geweest van een gekwalificeerde poging tot doodslag staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook vast.
Is er sprake van medeplegen
Hebben beide verdachten zich schuldig gemaakt aan de poging doodslag? Vast staat dat [verdachte] de eerste klap met de knuppel op het hoofd van [naam 1] heeft gegeven. Niet vast te stellen valt wie van hen de andere klappen heeft gegeven. De betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger kan echter worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de voorgaand beschreven feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachten samen een plan hebben besproken om een overval te plegen op een huis waar op dat moment mensen aanwezig waren. Ze namen een aluminium honkbalknuppel en andere spullen mee en zijn naar binnen gegaan. Tijdens de overval is op alle familieleden geweld toegepast en zijn zij vastgebonden. Hoewel de rechtbank niet met zekerheid kan vaststellen dat allebei de verdachten [naam 1] met de knuppel hebben geslagen, blijkt wel dat er een nauwe en bewuste samenwerking tussen de twee overvallers was tijdens de gehele overval en ook bij het geweld jegens [naam 1] . [verdachte] heeft als eerste direct na binnenkomst [naam 1] geslagen met de knuppel. [medeverdachte] heeft [naam 1] later vastgebonden. Volgens [naam 4] waren beide overvallers bij [naam 1] toen er meermalen geslagen werd met de knuppel. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij boven met [naam 3] heeft gesproken. In de slaapkamerdeur van [naam 3] zitten deuken en zijn bloedspatten te zien. De knuppel moet dus ook boven zijn gebruikt. [medeverdachte] heeft de knuppel mee de woning uit genomen. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat ieder van de overvallers zich aan het plan heeft geconformeerd en is blijven conformeren. Dit blijkt ook uit het feit dat de overvallers langere tijd in de woning zijn geweest, ze zelfs nog hebben gewacht tot alle kinderen thuis waren en er op hen ook nog excessief geweld werd toegepast waarbij wederom met de knuppel is geslagen, nu tegen [naam 7] en [naam 5] .
Op grond van het voorgaande, waarbij de beide verdachten van a tot z hebben samengewerkt, is rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte ook ten aanzien van het geweld jegens [naam 1] , is komen vast te staan.
Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van een poging gekwalificeerde doodslag zoals dit onder feit 1 primair ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1 onder parketnummer 02/665203-18
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting [18] ;
- de aangifte van [naam 8] [19] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/810669-17
Feit 1
hijop
of omstreeks18 juni 2017 te Ulvenhout, gemeente Breda, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam 1] van het
leven te beroven, tezamen en in vereniging met zijn mededader
(s), althans
alleen, met dat opzet, die [naam 1] meermalen met kracht met een
(honkbal)knuppel,
althans met een hard voorwerp,op/tegen het hoofd
heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd en
/ofvergezeld en
/of
voorafgegaan van enig strafbaar feit te weten een diefstal
al dan nietin
vereniging (artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht), immers
is/heeft hij,
verdachte, toen en aldaar, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weggenomen
diverse bankpasjes en
/of een of meerspaarpot
(ten
) (met inhoud
)en
/of
diverse (gouden) munten en
/ofeen personenauto (Volkswagen Up) en
/oftwee
horloges (merk IWC en
/ofCartier) en
/ofdiverse sieraden en
/ofeen gouden
aansteker (merk Dupont) en
/ofeen pen (merk Mont Blanc) en
/ofeen laptoptas
(merk Mulberry) en
/ofeen bril (merk Tom Ford) en
/ofeen Macbook pro en
/of
een set Apple Airpods en
/ofeen oplader (merk Apple) en
/of 3sleutelbossen,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
[naam 1] ,
in elk geval aan een ander ofanderen dan aan verdachte en
/ofzijn
mededader
(s),
enwelke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van
dat feit (die diefstal al dan niet in vereniging) voor te bereiden en
/of
gemakkelijk te maken
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of
andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk
verkregene te verzekeren;
Feit 2
hijop
of omstreeks18 juni 2017 te Ulvenhout, gemeente Breda, tezamen en in
vereniging met
(een
)ander
(en), althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- diverse bankpasjes en
/of een of meerspaarpot
(ten
) (met inhoud
)en
/of
diverse (gouden) munten en
/ofeen personenauto (Volkswagen Up) en
/oftwee
horloges (merk IWC en
/ofCartier) en
/ofdiverse sieraden en
/ofeen gouden
aansteker (merk Dupont) en
/ofeen pen (merk Mont Blanc) en
/ofeen laptoptas
(merk Mulberry) en
/ofeen bril (merk Tom Ford) en
/ofeen Macbook pro en
/ofeen
set Apple Airpods en
/ofeen oplader (merk Apple) en
/of 3sleutelbossen
in elk geval enig goed,geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2]
en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of
[naam 6] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en
/ofgevolgd van geweld en
/of
bedreiging met geweld tegen [naam 2] en/of [naam 1] en/of [naam 3]
en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 7] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te
maken en
/ofom bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en
/ofaan
(een
)andere
deelnemer
(s)aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken
en/of het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld
hierin bestond
(en
), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
(s)
- naar de woning gelegen aan [adres] te Ulvenhout
is/zijn gegaan en
/of
zich (vervolgens) aldaar de toegang tot de keuken van die woning
heeft/hebben
verschaft en
/ofaldaar dreigend tegen die [naam 2] en
/of[naam 1]
heeft/hebben gezegd/gegild: "Geld, geld",
althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekkingen
/of
- die [naam 1] meermalen met kracht met een (honkbal)knuppel,
althans
met een hard voorwerp,op/tegen het hoofd
heeft/hebben geslagen en
/of
(vervolgens) de handen/armen/polsen en
/ofde benen/enkels van die [naam 1]
met
(een)tiewrap
(s
)en/of duct tape
heeft/hebben vastgebonden en
/of
- dreigend tegen [naam 3] (terwijl deze zijn slaapkamerdeur
dichtgetrokken hield)
heeft/hebben gezegd/geroepen "geld geld open doen"
en
/of"ik wil geld, doe je deur open anders vermoord ik je" en
/ofdie [naam 3]
(na opening van zijn slaapkamerdeur) tegen de grond
heeft/hebben
geduwd en
/of (vervolgens
)de
handen/armen/polsen en
/ofde benen/enkels van
die [naam 3] met
(een)tiewrap
(s
) en/of duct tape heeft/hebben
vastgebonden en
/of vervolgensdreigend tegen die [naam 3]
heeft/hebben
gezegd "meer geld, heb je pinpas, heb je creditcard" en
/of"waar is je
telefoon" en
/of
- de
handen/armen/polsen en
/ofde benen/enkels van [naam 2] met
(een)
tiewrap
(s
) en/of duct tape heeft/hebben vastgebonden en
/of
- tegen die [naam 4]
heeft/hebben geroepen/geschreeuwd "naar de
grond" en
/ofdie [naam 4] een klap in zijn knieholte
heeft/hebben
gegeven (tengevolge waarvan [naam 4] ten val kwam) en
/ofdie [naam 4]
met kracht tegen de grond
heeft/hebben geduwd en
/of (vervolgens
)de
handen/armen/polsen en
/ofde benen/enkels van die [naam 4] met
(een)
tiewrap
(s
) en/of duct tape heeft/hebben vastgebonden en
/of
- die [naam 7]
meermalenmet een (honkbal)knuppel
op/tegen zijn hoofd
en
/oflichaam
heeft/hebben geslagen en
/ofdie [naam 7] in een wurggreep
heeft/hebben genomen en
/of
- die [naam 5]
(meermalen)met een (honkbal)knuppel
op/tegen zijn
hoofd en
/oflichaam
heeft/hebben geslagen en
/ofmeermalen met kracht tegen
zijn hoofd/gezicht en
/oflichaam
heeft/hebben geslagen/getrapt/geschopt;
Parketnummer 02/665203-18
hijop
of omstreeks21 augustus 2017 te Breda tezamen en in vereniging met een
ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen twee kentekenplaten (kenteken [kenteken] ),
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam 8]
, in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie terbeschikkingstelling met dwangverpleging (hierna: TBS) op te leggen. Volgens de officier van justitie was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten sprake van een ontwikkelingsstoornis en wijst hiervoor op zowel de pro-justitia rapportage van 2013 als van 2018. In 2013 werd door de deskundigen geconcludeerd dat er sprake was van een gebrekkige ontwikkeling. En ook nu zeggen de deskundigen dat bij [verdachte] naar alle waarschijnlijkheid sprake is van een gebrekkige ontwikkeling. Aangezien de behandeling in het kader van de maatregel tot plaatsing in een instelling voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) niet voltooid is – voor zover deze ontwikkelingsstoornis überhaupt behandeld kan worden – en het PIJ-traject weinig succes heeft gekend, ligt het voor de hand dat de in de eerder geconstateerde stoornis geen wezenlijke verandering is gebracht. Ter zitting heeft de deskundige daarnaast nog verklaard dat sprake is van een ontwikkelingsstoornis. Dat verdachte tijdens de PIJ-maatregel is doorgegaan met het plegen van strafbare feiten toont volgens de officier van justitie aan dat het recidivegevaar hoog is. En gelet op het chronische karakter van de ontwikkelingsstoornis en de ernst van de feiten, is er sprake van de situatie die in artikel 37a lid 1 sub 2 wordt gesteld: de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van een TBS-maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor bepaalde tijd. Niet wordt voldaan aan de gestelde criteria om tot oplegging van een
TBS-maatregel over te gaan. Verdachte heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan enig onderzoek binnen het Pieter Baan Centrum. Niet kan worden vastgesteld of bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis. Ter zitting geeft de deskundige enkel een waarschijnlijkheidsoordeel. Wanneer wordt teruggegrepen op oude rapportages wijst de verdediging op het gegeven dat destijds sprake was van een jongeman, die inmiddels een behandeling heeft doorlopen en tegen een voorwaardelijke beëindiging aan liep. Voorts voert de verdediging aan dat zij geen kennis heeft kunnen nemen van het rapport uit 2013, nu dit niet aan het dossier is toegevoegd. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat voldaan is aan het gevaarscriterium. De enkele omstandigheid dat verdachte in het staartje van de PIJ-maatregel nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd, is daarvoor onvoldoende. Het gevaarscriterium is ook niet verder ingekleed met bijvoorbeeld het RISC-instrument. Uit het reclasseringsadvies komt zelfs naar voren dat sprake is van een matig recidiverisico. De verdediging stelt dat geen sprake is van een verminderde toerekeningsvatbaarheid ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om over te gaan tot oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden. Verdachte verklaart zich volgens zijn raadsvrouw bereid om de aan die TBS-maatregel verbonden voorwaarden na te leven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de strafbepaling rekening gehouden met de door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feiten.
De ernst van de feiten
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de bewezenverklaarde poging doodslag en de woningoverval, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Het zwaartepunt bij de strafoplegging ligt bij de poging doodslag en de zeer gewelddadige woningoverval, waarbij verdachte samen met een vriend, medeverdachte [medeverdachte] , gewapend met tiewraps, duct tape, een spuitbus en een honkbalknuppel en bedekt met bivakmutsen de woning van de [familie] is binnengedrongen. Bij de overval is grof geweld gebruikt.
Direct na binnenkomst werd [naam 1] met een honkbalknuppel zodanig op zijn hoofd geslagen dat hij ernstig (hersen)letsel heeft opgelopen. Ook zoon [naam 5] en neef [naam 7] werden geslagen met een honkbalknuppel. De familieleden die ten tijde van de woningoverval thuis waren en de familieleden die thuiskwamen (waarop de verdachten bewust hebben gewacht) werden vastgebonden met tiewraps en/of getaped met duct tape en geslagen en geschopt. [naam 1] heeft blijvend hersenletsel, is zijn geur en smaak kwijt en kan zijn linkerbeen niet meer goed gebruiken. Uit de medische verklaringen van de overige familieleden blijkt dat ook zij letsel en pijn hebben opgelopen en dat vooral de psychische schade erg groot is. Het gezin is blijvend gedupeerd. Ook de financiële gevolgen zijn groot. Hoofdverdiener [naam 1] kan niet meer werken en ook [naam 2] is daartoe nog niet in staat gebleken.
Dit alles heeft plaatsgevonden in de woning van de slachtoffers, bij uitstek de plek waar zij zich veilig zouden moeten kunnen voelen. Uit de slachtofferverklaring die [naam 2] namens de familie ter zitting heeft afgelegd blijkt dat de slachtoffers tot op de dag van vandaag de gevolgen ondervinden van het door verdachten gebruikte geweld. De periode vóór de overval vormden zij een gelukkig, gezond gezin dat genoot van het leven. Dat leven werd op 18 juni 2017 gruwelijk verstoord toen er twee mannen de woning binnen renden. Ze moest vechten voor haar leven terwijl ze haar man aan de andere kant van de keuken hoort gillen van angst en pijn. Het ging door merg en been. Haar zoon [naam 3] riep boven om hulp. Haar andere zoon [naam 4] kwam thuis en werd ook overmeesterd. Hij ligt naast haar met paniek in zijn ogen. De daders gaan naar buiten en slaan ook [naam 5] en [naam 7] nog in elkaar en gaan er vandoor. Dan wordt het stil. [naam 6] zit buiten verstopt en is ervan overtuigd dat de overvallers haar hadden willen meenemen. Ze vinden hun man en vader in een grote plas bloed en ze leven in de angst dat hij het niet zal overleven.
Na de overval stond de hele familie onder behandeling van een psycholoog, hebben de kinderen angst- en paniekaanvallen, kan haar man (voorheen een succesvol zakenman) niet meer werken en is hij zijn smaak- en reukvermogen kwijt. Daar komt nog bij dat [naam 1] zich niets meer kan herinneren van wat zich de bewuste avond heeft voorgedaan. Het leven van de slachtoffers zal als gevolg van de gebeurtenis op 18 juni 2017 nooit meer hetzelfde zijn.
Het begaan van zo’n heftige woningoverval is niet alleen zeer bedreigend en traumatiserend voor de slachtoffers, het veroorzaakt ook onrust in de samenleving. Het idee dat er ’s avonds zomaar twee mannen in je huis staan die je hele gezin toetakelen en er met je spullen vandoor gaan, is zeer beangstigend.
Verdachte heeft op geen enkel moment stilgestaan bij het persoonlijk leed voor de familie, en hij heeft samen met zijn vriend alleen het eigen financieel belang vooropgesteld.
Verdachte heeft ter zitting weliswaar verklaard onder de indruk te zijn van de gevolgen voor de familie en spijt te hebben, maar zijn gedrag na de woningoverval doet anders vermoeden. In de periode na de woningoverval maakte verdachte zich, wederom met zijn vriend, medeverdachte [medeverdachte] , meermalen schuldig aan diefstal van kentekenplaten.
De rechtbank rekent verdachte dit alles ernstig aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Op 18 oktober 2013 is aan verdachte een PIJ-maatregel opgelegd wegens een gewapende overval en een afpersing. Die PIJ-maatregel is vervolgens drie maal verlengd. Verdachte heeft de woningoverval en de diefstallen van de kentekenplaten gepleegd ten tijde van de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel, tijdens proefverloven. Bovendien was verdachte al veroordeeld tot een voorwaardelijke straf in een andere zaak.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het door Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) over verdachte opgemaakte rapport van 12 juli 2018. Het rapport bevat een rapportage van het milieuonderzoek, van de groepsobservatie, van psychiater M.D. van Ekeren, en van psycholoog M.D. Beijer-Holtman. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan de onderzoeken.
Uit het milieuonderzoek komt naar voren dat verdachte een belaste voorgeschiedenis kent. Vader was drugsverslaafd en gebruikte geweld tegen de moeder van verdachte. Moeder was alcoholverslaafd en is gediagnosticeerd met borderline persoonlijkheidsstoornis en er zou sprake zijn van paranoïde psychose. Verdachte kampte vanaf jonge leeftijd met ernstige fysieke problemen (nierproblemen en astma) en kwam al jong in aanraking met geweld. In 2008 werd bij verdachte ADHD, onveilige hechting en oppositioneel-opstandige stoornis vastgesteld.
Zowel de psychiater als de psycholoog hebben in hun rapportages verwezen naar de Pro Justitia rapportage van 23 augustus 2013, opgesteld door G.H.E. Hoecke, psychiater, welke rapportage heeft geleid tot oplegging van een PIJ-maatregel. De rechtbank beschikt niet over de rapportage uit 2013. De bevindingen uit de rapportage uit 2013 zijn echter door het PBC verwerkt in die rapportage en voorzover vermeld in het PBC rapport houdt de rechtbank rekening met de rapportage uit 2013. Van Hoecke diagnosticeert een stoornis in de ontwikkeling van het zenuwstelsel ten gevolge van prenatale blootstelling aan alcohol, hetgeen geclassificeerd kan worden als een foetaal alcoholsyndroom. Daarnaast is een gokverslaving en misbruik van cannabis vastgesteld. De diagnoses uit eerdere onderzoeken: ADHD, hechtingsstoornis, autisme-spectrumstoornis, verstandelijke beperking en leerstoornis zijn waarschijnlijk toe te schrijven aan het foetale alcoholsyndroom. Ook aanwijzingen voor een beperkte gewetensvorming, liegen, drugsgebruik, frequente justitiële contacten, impulsiviteit zijn te verklaren vanuit zijn persoonlijkheidsstoornis.
Gelet op de weigering van verdachte om aan het PBC onderzoek mee te werken is het voor beide gedragsdeskundigen van het PBC niet mogelijk gebleken om zelfstandig onderzoek te doen ter nadere diagnostisering van het foetaal alcoholsyndroom. De psychiater concludeert dat het eventueel bestaan van een foetaal alcoholsyndroom het tegelijkertijd bestaan van een persoonlijkheidsstoornis niet uitsluit.
De psychiater en de psycholoog van het PBC concluderen op basis van de gegevens uit het milieuonderzoek in combinatie met de observaties gedurende de opname van verdachte in het PBC, dat er sterke aanwijzingen zijn voor het bestaan van een gebrekkige ontwikkeling bij verdachte. Van de bij verdachte vastgestelde hechtingsstoornis en de oppositioneel opstandige gedragsstoornis is bekend dat, wanneer deze reeds in de vroege kinderjaren zijn ontstaan, zij zich in de adolescentie in het algemeen ontwikkelen tot een persoonlijkheidsstoornis met antisociale- en/of narcistische trekken. Of de waarschijnlijke gebrekkige ontwikkeling van verdachte die vorm heeft aangenomen, en in welke mate dat het geval zou zijn, kan door de beperkingen van het onderzoek, gelet op de weigering van verdachte, niet worden vastgesteld. Ook de vraag, hoe het wat dit betreft bij de verdachte was gesteld ten tijde van het ten laste gelegde, konden de deskundigen niet beantwoorden.
Ter zitting is psycholoog M.D. Beijer-Holtman als deskundige gehoord. Zij heeft bovengenoemde bevestigd en heeft aangegeven dat wat haar betreft vast staat dat er bij verdachte in ieder geval sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of een (al dan niet lange) gevangenisstraf op zijn plaats is en of er aanleiding is om verdachte (eventueel daarnaast) een maatregel, zoals terbeschikkingstelling, op te leggen.
De rechtbank stelt voorop dat bij een weigerende observandus oplegging van TBS niet in de weg staat. Dit volgt uit het bepaalde in de artikelen 37a, derde lid Sr juncto artikel 37 tweede en derde lid Sr.
Voor oplegging van de maatregel TBS is vereist dat kan worden vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het plegen van het feit. Dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft de deskundige op zitting verklaard en kan naar het oordeel van de rechtbank ook genoegzaam blijken uit het PBC rapport van 12 juli 2018 en de overige inhoud van het dossier.
Hoewel de gedragsdeskundigen in het rapport met betrekking tot de toerekenbaarheid van het ten laste gelegde feit geen standpunt hebben kunnen in nemen, acht de rechtbank het aannemelijk dat de bewezenverklaarde feiten verdachte, gelet op de in ieder geval bij hem aanwezige gebrekkige ontwikkeling en wat verder over verdachte is geschreven, in verminderde mate kan worden toegerekend.
Daarnaast is bij oplegging van een TBS vereist dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, het opleggen van die maatregel eist. Uit het strafblad komt naar voren dat verdachte meermalen is veroordeeld, ook voor ernstige geweldsdelicten en dat aan verdachte de PIJ-maatregel is opgelegd, die meermalen is verlengd. De PIJ-maatregel heeft hem niet weerhouden van het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Gedurende de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel heeft verdachte de feiten gepleegd tijdens proefverloven. De bewezenverklaarde poging doodslag en woningoverval zijn gewelddadig van aard en gelet op het strafblad van verdachte, is sprake van een escalatie in frequentie en de ernst van de feiten. Dit alles maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de kans op recidive hoog is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte en het mede daaruit voortkomende recidiverisico zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij.
De rechtbank ziet, gelet op de weigerende houding van verdachte en de eerder opgelegde PIJ-maatregel, geen andere mogelijkheid dan de terbeschikkingstelling van verdachte te gelasten en daarbij te bepalen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
Nu de TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meerdere personen, is sprake van een ongemaximeerde TBS als bedoeld in artikel 38e Sr en kan de totale duur van de op te leggen maatregel om die reden een periode van vier jaar te boven gaan. De rechtbank ziet, anders dan de verdediging heeft betoogd, geen enkele aanleiding om een advies te geven over het tijdstip waarop de TBS met dwangverpleging dient aan te vangen, zoals bedoeld in artikel 37b lid 2 Sr.
De vraag is verder of naast de maatregel van TBS met dwangverpleging een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, zoals door de officier van justitie geëist.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten niet kan worden volstaan met een TBS maatregel. Een gevangenisstraf als vergelding en als afschrikkend voorbeeld voor verdachte en anderen is op zijn plaats. Aan verdachte zal dan ook, naast voornoemde maatregel, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met alle hiervoor genoemde omstandigheden. Op grond van de rapportage van het PBC is de rechtbank verder nog van oordeel dat verdachte moet worden aangemerkt als verminderd toerekeningsvatbaar. Zij zal ook daarmee rekening houden bij de strafoplegging. Kijkend naar alle omstandigheden in dit geval en naar wat in soortgelijke zaken wordt opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Met de officier van justitie is de rechtbank wel van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is. Niet alleen hebben verdachte en zijn medeverdachte een zeer heftige woningoverval gepleegd waarbij op het hele gezin geweld is toegepast. Er was ook nog sprake van een poging doodslag en de strafverzwarende omstandigheid dat die werd gepleegd om de diefstal mogelijk te maken. Daarnaast zijn verdachte en medeverdachte doorgegaan met het plegen van diefstallen, wat niet getuigt van enig inzicht. Gelet hierop, en op de leeftijd van verdachte en het feit dat de rechtbank een tbs met dwangverpleging aan verdachte op zal leggen, komt de rechtbank tot een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.De benadeelde partij

Namens de benadeelden partijen zijn door mr. Bueters vorderingen ingediend en ter zitting toegelicht. De verdediging heeft aangevoerd dat de vorderingen vanwege het late tijdstip van indienen en het gebrek aan voorbereidingstijd daardoor, en vanwege de ingewikkeldheid een onevenredige belasting van het strafgeding vormen en niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging de vorderingen op een groot aantal punten betwist.
De rechtbank stelt vast dat de vorderingen door de benadeelde partijen tijdig zijn ingediend maar dat er daarna iets niet goed is gegaan waardoor ze niet direct bij de rechtbank en de verdediging terecht zijn gekomen. Daardoor hebben de rechtbank en de verdediging (een deel van) de vorderingen pas later ontvangen. De rechtbank is echter van oordeel dat er voldoende tijd is geweest om de vorderingen te bestuderen en dat er geen aanleiding is om de vorderingen om die reden niet-ontvankelijk te verklaren vanwege een onevenredige belasting van het strafgeding. Ook de omvang van de vorderingen kan die conclusie niet rechtvaardigen. De rechtbank zal de vorderingen daarom puntsgewijs beoordelen.
[naam 1]
De benadeelde partij [naam 1] vordert een schadevergoeding van € 1.490.003,00 voor feit 1 van parketnummer 820711-17.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor de nieuwe sloten (€ 354,65), de schoonmaakkosten (€ 939,38) en de kosten voor de concertkaarten (€ 151,80 en € 126,28) voor toewijzing in aanmerking komen. Immers, verdachte en zijn medeverdachte hadden de voordeursleutel gestolen zodat de sloten vervangen moesten worden, de politie heeft de woning schoon laten maken en het is voldoende aannemelijk dat de [familie] voor deze kosten heeft moeten opdraaien en dat [naam 1] de concerten niet heeft kunnen bijwonen vanwege zijn medische toestand is overduidelijk.
Met betrekking tot de kosten voor camera’s en verlichting (€ 4.632,63 en € 578,58) en de kosten voor de verkoop van de schuur (€ 677,60), is de rechtbank van oordeel dat dit kosten betreffen die niet rechtstreeks het gevolg zijn van het strafbare feit. Zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Medische kosten
In totaal is een bedrag van € 3.386,= gevorderd aan medische kosten. De rechtbank is van oordeel dat al deze posten voldoende aannemelijk zijn gemaakt en dat ze een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank wijst dit bedrag toe.
Medische kosten toekomst
Ten aanzien van de toekomstige kosten van € 6.999,33 is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan op grond van de aangeleverde stukken dat er schade is ontstaan aan het gebit van [naam 1] en dat hij ook in de toekomst behandelingen behoeft omdat de kronen een beperkte levensduur hebben. Deze post komt daarom voor toewijzing in aanmerking.
Ziekenhuisdaggeldvergoeding
Het bedrag van € 1.106,00 kan naar het oordeel van de rechtbank in het geheel worden toegewezen nu [naam 1] naar aanleiding van het geweld dat op hem is toegepast in het ziekenhuis en de revalidatiekliniek heeft moeten verblijven en gelet op de richtlijn ziekenhuisdaggeldvergoeding van de letselschaderaad.
Reiskosten
De rechtbank zal het bedrag van € 1.903,20 en het bedrag van €1.503,32 aan reiskosten naar het ziekenhuis en naar de revalidatiekliniek toewijzen nu deze kosten voldoende aannemelijk zijn gemaakt en het gevolg zijn van het gepleegde feit.
Ten aanzien van de maaltijdkosten ad € 980,= zal zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren nu dit geen rechtstreekse schade betreft. Dit geldt ook voor de kosten voor het parkeren ad € 244,= nu deze kosten vallen onder de ziekenhuisdaggeldvergoeding.
De reis- en parkeerkosten van [naam 1] zelf ad € 368,16 en € 48,= komen wel voor vergoeding in aanmerking.
Huishoudelijke hulp
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, kunnen de kosten voor huishoudelijke hulp naar het oordeel van de rechtbank wel worden toegewezen. Het betreft een bedrag van in totaal € 1.505,00,=. De benadeelde partij heeft het aantal uren dat voor vergoeding in aanmerking zou moeten komen voldoende onderbouwd en de vordering is conform de richtlijn huishoudelijke hulp van de Letselschaderaad.
Verlies aan zelfwerkzaamheid
De schadepost is voldoende aannemelijk gemaakt en conform de richtlijn verlies aan zelfwerkzaamheid van de Letselschaderaad. De kosten van verlies aan zelfwerkzaamheid van € 2.716,00 liggen daarom voor toewijzing gereed.
Verzorgingskosten
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering voor zover die ziet op kosten van verzorging. Deze post van € 9.596,00 is onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Verlies aan verdienvermogen
De benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij tot op heden niet heeft kunnen werken ten gevolge van hetgeen hem is overkomen en dat hij daardoor inkomen is misgelopen. Zijn gemiste inkomen in de afgelopen periode heeft hij voldoende onderbouwd, zodat het bedrag van € 131.166,= kan worden toegewezen.
Verlies aan verdienvermogen toekomst
Nu onzeker is of en zo ja in welke omvang er toekomstsschade geleden zal worden, zal de rechtbank de benadeelde partij met betrekking tot deze post niet-ontvankelijk verklaren.
Smartengeld
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij ten gevolge van dit feit immateriële schade heeft geleden. Gezien hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegewezen, stelt zij de schade tot nu toe vast op een bedrag van € 20.000,=. Voor het overige zal zij de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren.
Telefoon en portokosten
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost van € 50,= onvoldoende is onderbouwd zodat de benadeelde partij ten aanzien van deze kosten niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Buitengerechtelijke kosten
Deze kostenpost van € 139,= is voldoende aannemelijk gemaakt en ligt voor toewijzing gereed.
Proceskosten
De proceskosten zijn berekend op grond van het liquidatietarief in civiele rolzaken. Nu de vorderingen van de diverse benadeelde partijen niet gelijkluidend zijn kan, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet worden gezegd dat het een en dezelfde vordering betreft. De proceskosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 1.600,=.
Conclusie
In totaal is de schade van [naam 1] tot een bedrag van € 174.012,12 een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit, waarvan € 154.012,12 ter zake van materiële schade en € 20.000,= ter zake van immateriële schade. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor dat deel kan de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[naam 2]
De benadeelde partij [naam 2] vordert een schadevergoeding van € 1.019.633,00 voor feit 2 van parketnummer 820711-17 .
Medische kosten
In totaal is een bedrag van € 5.687,= gevorderd aan medische kosten. De rechtbank is van oordeel dat al deze posten voldoende aannemelijk zijn gemaakt en dat ze een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank wijst dit bedrag toe.
Medische kosten toekomst
Ten aanzien van de toekomstige kosten van € 11.659,= is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan op grond van de aangeleverde stukken dat er schade is ontstaan aan het gebit van [naam 2] Bruinhof en dat zij ook in de toekomst behandelingen behoeft omdat de spalk en het implantaat een beperkte levensduur hebben. Deze post komt daarom voor toewijzing in aanmerking.
Reiskosten
De rechtbank zal het bedrag van € 52,= aan reiskosten toewijzen nu deze kosten voldoende aannemelijk zijn gemaakt en het gevolg zijn van het gepleegde feit.
Verlies aan verdienvermogen
De benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij tot op heden niet heeft kunnen werken ten gevolge van hetgeen haar is overkomen en dat zij daardoor inkomen mis is gelopen. Haar gemiste inkomen in de afgelopen periode heeft zij voldoende onderbouwd, zodat het bedrag van € 107.540,= kan worden toegewezen.
Smartengeld
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij ten gevolge van het feit immateriële schade heeft geleden. Gezien hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegewezen, stelt zij de schade vast op een bedrag van € 7.000,=. Voor het overige zal zij de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren.
Telefoon en portokosten
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost van € 50,= onvoldoende is onderbouwd zodat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Buitengerechtelijke kosten
Deze kostenpost van € 40,= is voldoende aannemelijk gemaakt en ligt voor toewijzing gereed.
Proceskosten
De proceskosten zijn berekend op grond van het liquidatietarief in civiele rolzaken. Nu de vorderingen van de diverse benadeelde partijen niet gelijkluidend zijn kan, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet worden gezegd dat het een en dezelfde vordering betreft. De proceskosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 1.200,=.
Conclusie
In totaal is de schade van [naam 2] Bruinhof tot een bedrag van € 133.178,= een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit, waarvan € 126.178,= ter zake van materiële schade en € 7.000,= ter zake van immateriële schade. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[naam 3]
De benadeelde partij [naam 3] vordert een schadevergoeding van € 94.595,= voor
feit 2 van parketnummer 820711-17.
Medische kosten
In totaal is een bedrag van € 4.116,= gevorderd aan medische kosten. De rechtbank is van oordeel dat het eigen risico van € 885,= kan worden toegewezen. Tevens kan het bedrag van € 253,80 met betrekking tot kosten die niet voor vergoeding door de zorgverzekeraar in aanmerking kwamen worden toegewezen. De tandartskosten die tot nu toe zijn gemaakt te weten € 353,57 en € 422,77 liggen eveneens voor toewijzing gereed. Dat is anders voor wat betreft de toekomstige tandartskosten van € 2.169,40 nu onduidelijk is of en zo ja in welke omvang die behandelingen daadwerkelijk noodzakelijk zullen zijn. De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Toekomstige medische kosten
Ten aanzien van de toekomstige medische kosten van € 8.678,00 is de rechtbank eveneens van oordeel dat onduidelijk is of en zo ja in welke omvang die behandelingen daadwerkelijk noodzakelijk zullen zijn. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Reiskosten
De rechtbank zal het bedrag van € 58,= aan reiskosten toewijzen nu deze kosten voldoende aannemelijk zijn gemaakt en het gevolg zijn van het gepleegde feit.
Studievertraging
De rechtbank is van oordeel dat onduidelijk is of [naam 3] ten gevolge van het strafbare feit zijn studie in het geheel niet meer af kan maken. Daarnaast is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de studieschuld niet meer kan of zal worden omgezet naar een gift. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering.
Verlies aan verdienvermogen
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 13.000,= nu hij werkzaamheden van zijn vader voor het bedrijf [bedrijf] heeft overgenomen terwijl hij hiervoor niet betaald heeft gekregen. De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering nu onvoldoende is komen vast te staan dat dit rechtstreekse schade betreft ten gevolge van het strafbare feit.
Smartengeld
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij ten gevolge van dit feit immateriële schade heeft geleden. Gezien hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegewezen, stelt zij de schade vast op een bedrag van € 5.000,=. Voor het overige zal zij de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren.
Telefoon en portokosten
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost van € 50,= onvoldoende is onderbouwd zodat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Buitengerechtelijke kosten
Deze kostenpost van € 105,= is voldoende aannemelijk gemaakt en ligt voor toewijzing gereed.
Proceskosten
De proceskosten zijn berekend op grond van het liquidatietarief in civiele rolzaken. Nu de vorderingen van de diverse benadeelde partijen niet gelijkluidend zijn kan, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet worden gezegd dat het een en dezelfde vordering betreft. De proceskosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 800,=.
Conclusie
In totaal is de schade van [naam 3] tot een bedrag van € 7.878,14 een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit, waarvan € 2.878,14 ter zake van materiële schade en € 5.000,= ter zake van immateriële schade. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[naam 4]
De benadeelde partij [naam 4] vordert een schadevergoeding van € 28.787,= voor
feit 2 van parketnummer 820711-17.
Medische kosten
In totaal is een bedrag van € 46,= gevorderd aan medische kosten die niet door de verzekeraar worden vergoed. Deze kosten zijn een rechtstreeks gevolg van het strafbare feit en voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal deze kosten toewijzen.
Reiskosten
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van het bedrag van € 622,= voor reiskosten nu deze kosten geen direct gevolg zijn van het strafbare feit.
Studievertraging
De kosten met betrekking tot de studievertraging ad € 17.478,= zijn een rechtsreeks gevolg van het strafbare feit en voldoende aannemelijk gemaakt. Ze zijn gebaseerd op de richtlijn studievertraging van de letselschaderaad en de rechtbank zal deze post dan ook toewijzen.
Verzorgingskosten
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering voor zover die ziet op kosten van verzorging. Deze post van € 3.250,00 is onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Verlies aan verdienvermogen
De benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij tot 1 september 2018 niet heeft kunnen werken ten gevolge van hetgeen hem is overkomen en dat hij daardoor inkomen is misgelopen. Zijn inkomen in de afgelopen periode heeft hij voldoende onderbouwd zodat het bedrag van € 1.701,= kan worden toegewezen.
Smartengeld
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij ten gevolge van dit feit immateriële schade heeft geleden. Gezien hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegewezen, stelt zij de schade vast op een bedrag van € 5.000,=. Voor het overige zal zij de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren.
Telefoon en portokosten
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost van € 50,= onvoldoende is onderbouwd zodat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Buitengerechtelijke kosten
Deze kostenpost van € 40,= is voldoende aannemelijk gemaakt en ligt voor toewijzing gereed.
Proceskosten
De proceskosten zijn berekend op grond van het liquidatietarief in civiele rolzaken. Nu de vorderingen van de diverse benadeelde partijen niet gelijkluidend zijn kan, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet worden gezegd dat het een en dezelfde vordering betreft. De proceskosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 600,=.
Conclusie
In totaal is de schade van [naam 4] tot een bedrag van € 24.865,= een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit, waarvan € 19.865,= ter zake van materiële schade en € 5.000,= ter zake van immateriële schade. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[naam 7]
De benadeelde partij [naam 7] vordert een schadevergoeding van € 6.424,= voor feit 2 van parketnummer 820711-17.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft aangegeven dat zijn kleding door de politie is ingenomen. Gesteld nog gebleken is dat hij deze kleding niet terug kan krijgen danwel dat deze kleding beschadigd is. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk verklaren.
Medische kosten
In totaal is een bedrag van € 410,= gevorderd aan medische kosten ten aanzien van het eigen risico en medicatie. Deze kosten zijn een rechtstreeks gevolg van het strafbare feit en voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal deze kosten toewijzen. .
Reiskosten
De rechtbank zal het bedrag van € 58,= aan reiskosten toewijzen nu deze kosten voldoende aannemelijk zijn gemaakt en het gevolg zijn van het gepleegde feit.
Verlies aan verdienvermogen
De benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een maand niet heeft kunnen werken ten gevolge van hetgeen hem is overkomen en dat hij daardoor inkomen is misgelopen. Zijn inkomen in de afgelopen periode heeft hij voldoende onderbouwd zodat het bedrag van € 329,= kan worden toegewezen.
Smartengeld
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij ten gevolge van dit feit immateriële schade heeft geleden. Gezien hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegewezen, stelt zij de schade vast op een bedrag van € 5.000,=. Voor het overige zal zij de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren.
Telefoon en portokosten
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost van € 25,= onvoldoende is onderbouwd zodat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Proceskosten
De proceskosten zijn berekend op grond van het liquidatietarief in civiele rolzaken. Nu de vorderingen van de diverse benadeelde partijen niet gelijkluidend zijn kan, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet worden gezegd dat het een en dezelfde vordering betreft. De proceskosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 500,=.
Conclusie
In totaal is de schade van [naam 7] tot een bedrag van € 6.297,= een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit, waarvan € 1.297,= ter zake van materiële schade en
€ 5.000,= ter zake van immateriële schade. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[naam 5]
De benadeelde partij [naam 5] vordert een schadevergoeding van € 16.650,= voor
feit 2 van parketnummer 820711-17.
Medische kosten
In totaal is een bedrag van € 1.454,= gevorderd aan medische kosten ten aanzien van het eigen risico en bedragen die niet door de verzekeraar werden vergoed. Deze kosten zijn een rechtstreeks gevolg van het strafbare feit en voldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank zal deze kosten toewijzen.
Reiskosten
De rechtbank zal het bedrag van € 100,= aan reiskosten toewijzen nu deze kosten voldoende aannemelijk zijn gemaakt en het gevolg zijn van het gepleegde feit.
Verlies aan zelfwerkzaamheid
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd welke werkzaamheden [naam 5] in en om het ouderlijk huis verrichtte en welke werkzaamheden hij niet meer kon doen. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze post niet-ontvankelijk verklaren.
Verlies aan verdienvermogen
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd. Zo is niet onderbouwd waar hij werkzaam was, wat hij verdiende en dat hij gedurende zijn periode (terwijl hij zoals gesteld in loondienst was) niet doorbetaald heeft gekregen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in deze vordering.
Smartengeld
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij ten gevolge van dit feit immateriële schade heeft geleden. Gezien hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegewezen, stelt zij de schade vast op een bedrag van € 5.000,=. Voor het overige zal zij de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren.
Telefoon en portokosten
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost van € 50,= onvoldoende is onderbouwd zodat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Buitengerechtelijke kosten
Deze kostenpost van € 122,= is voldoende aannemelijk gemaakt en ligt voor toewijzing gereed.
Proceskosten
De proceskosten zijn berekend op grond van het liquidatietarief in civiele rolzaken. Nu de vorderingen van de diverse benadeelde partijen niet gelijkluidend zijn kan, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet worden gezegd dat het een en dezelfde vordering betreft. De proceskosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 600,=.
Conclusie
In totaal is de schade van [naam 5] tot een bedrag van € 7.276,= een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit, waarvan € 2.276,= ter zake van materiële schade en € 5.000,= ter zake van immateriële schade. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen
[naam 6]
De benadeelde partij [naam 6] vordert een schadevergoeding van € 24.426,= voor
feit 2 van parketnummer 820711-17.
Reiskosten
De rechtbank zal het bedrag van € 77,= aan reiskosten toewijzen nu deze kosten voldoende aannemelijk zijn gemaakt en het gevolg zijn van het gepleegde feit.
Studievertraging
De kosten met betrekking tot de studievertraging ad 17.630,= zijn een rechtsreeks gevolg van het strafbare feit en voldoende aannemelijk gemaakt. Ze zijn gebaseerd op de richtlijn studievertraging van de letselschaderaad en de rechtbank zal deze post dan ook toewijzen.
Verzorgingskosten
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering voor zover die ziet op kosten van verzorging. Deze post van € 1.069,00 is onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Smartengeld
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij ten gevolge van dit feit immateriële schade heeft geleden. Het bedrag voor [naam 6] is lager dan voor de andere kinderen omdat tegenover haar geen fysiek geweld is gepleegd. Gezien hetgeen in soortgelijke zaken wordt toegewezen, stelt zij de schade vast op een bedrag van
€ 3.000,=. Voor het overige zal zij de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren.
Telefoon en portokosten
De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost van € 50,= onvoldoende is onderbouwd zodat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Proceskosten
De proceskosten zijn berekend op grond van het liquidatietarief in civiele rolzaken. Nu de vorderingen van de diverse benadeelde partijen niet gelijkluidend zijn kan, anders dan de verdediging heeft betoogd, niet worden gezegd dat het een en dezelfde vordering betreft. De proceskosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 600,=.
Conclusie
In totaal is de schade van [naam 6] tot een bedrag van € 21.307,= een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit, waarvan € 18.307,= ter zake van materiële schade en € 3.000,= ter zake van immateriële schade. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van alle vorderingen benadeelde partij
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank zal, gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de straf die hem zal worden opgelegd, de vervangende hechtenis beperken tot 1 dag per vordering.
Daarnaast wordt de wettelijke rente over de materiële schade toegewezen vanaf de datum van het indienen van de vordering tot aan het moment dat de vordering volledig wordt voldaan. De wettelijke rente over de immateriële schade zal worden toegewezen vanaf de datum van het plegen van het feit. Er zal geen wettelijke rente worden toegewezen over de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
De rechtbank zal bepalen dat allebei de verdachten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
8.2
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring nu de fietsen zijn gebruikt om de strafbare feiten te begaan.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 1 maand gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 31 januari 2018 ten uitvoer zal worden gelegd.
Gelet op artikel 14b van het Wetboek van Strafrecht loopt de proeftijd niet gedurende de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat door de opgelegde PIJ-maatregel (onder parketnummer 02/800294-13) de proeftijd niet liep. Daaraan doet niet af dat de veroordeelde in de extramurale fase van zijn detentie zat nu hij al verlof genoot. Uit de memorie van toelichting blijkt immers dat de wetgever bewust heeft gekozen voor de terminologie ‘rechtens zijn vrijheid is ontnomen’ om daarmee duidelijk te maken dat ook degene die tijdens zijn detentie met verlof is, in de zin van deze bepaling van zijn vrijheid beroofd is.
Nu de bewezen verklaarde feiten dus niet zijn gepleegd tijdens de proeftijd, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14b, 14g, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 45, 47, 57, 63, 287, 288, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02/810669-17
Feit 1 primair:
Medeplegen van poging doodslag, vergezeld van een strafbaar feit en gepleegd met het
oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
Feit 2 primair:
Medeplegen van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging
met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere
deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken;
parketnummer 02/665203-18:
Diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van acht (8) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte,
met verplegingvan overheidswege;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1.00 STK Sleutelbos (G1776152);
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1.00 STK fiets dames kl: grijs, Leader Elegance (G1737023);
* 1.00 STK fiets dames kl: grijs, Batavus Holiday (G1737024)
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;

Benadeelde partijen

[naam 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van
€ 172.273,12waarvan
€ 152.273,12ter zake van materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 januari 2018, datum van het voorlopige schaderapport, tot aan de dag der algehele voldoening en
€ 20.000,=ter zake van immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de buitengerechtelijke kosten en in de kosten die de benadeelde partij ter zake van proceskosten heeft gemaakt, te weten
€ 139,=en
€ 1.600,=;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] ,
€ 174.012,12te betalen, bij niet betaling te vervangen door
1dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
[naam 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 2] van
€ 131.938,=waarvan
€ 124.938,=ter zake van materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en
€ 7.000,-ter zake van immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de buitengerechtelijke kosten en in de kosten die de benadeelde partij ter zake van proceskosten heeft gemaakt, te weten
€ 40,=en
€ 1200,=;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 2] ,
€ 133.178,=te betalen, bij niet betaling te vervangen door
1dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
[naam 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 3] van
€ 6.973,14waarvan
€ 1.973,14ter zake van materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en
€ 5.000,=ter zake van immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de buitengerechtelijke kosten en in de kosten die de benadeelde partij ter zake van proceskosten heeft gemaakt, te weten
€ 105,=en
€ 800,=;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 3] ,
€ 7.878,14te betalen, bij niet betaling te vervangen door
1dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
[naam 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van
€ 24.225,=waarvan
€ 19.225,=ter zake van materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en
€ 5.000,=ter zake van immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de buitengerechtelijke kosten en in de kosten die de benadeelde partij ter zake van proceskosten heeft gemaakt, te weten
€ 40,=en
€ 600,=;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 4] ,
€ 24.865,=te betalen, bij niet betaling te vervangen door
1dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
[naam 7]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 7] van
€ 5.797,=waarvan
€ 797,=ter zake van materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en
€ 5.000,=ter zake van immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van proceskosten heeft gemaakt, te weten €
500,=;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 7] ,
€ 6.297,=te betalen, bij niet betaling te vervangen door
1dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
[naam 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 5] van
€ 6.554,=waarvan
€ 1.554,=ter zake van materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en
€ 5.000,=ter zake van immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de buitengerechtelijke kosten en in de kosten die de benadeelde partij ter zake van proceskosten heeft gemaakt, te weten
€ 122,=en
€ 600,=;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 5] ,
€ 7.276,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door
1dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
[naam 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 6] van
€ 20.707,=waarvan
€ 17.707,=ter zake van materiele schade, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 24 januari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en
€ 3.000,=ter zake van immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 18 juni 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van proceskosten heeft gemaakt, te weten
€ 600,=;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam 6] ,
€ 21.307,=te betalen, bij niet betaling te vervangen door
1dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04A)
Dit vonnis is gewezen door mr. Beudeker, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Maandag, rechters, in tegenwoordigheid van De Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 december 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2017142486/ZB3R017065 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 620.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , pagina 35-37.
3.Het geschrift, te weten een goederenbijlage van de weggenomen goederen, pagina 158 en 159.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , pagina 62-63.
5.Het proces-verbaal van Forensische Opsporing, pagina 11.
6.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] , pagina 94.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , pagina 63.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 7] , pagina 80 en 81.
9.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , pagina 63.
10.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 7] , pagina 79.
11.Het proces-verbaal van verhoor van J. [medeverdachte] , pagina 594 en verder.
12.De verklaring van verdachte ter zitting en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van 13 november 2017 (lees: 2018), los bij het eindproces-verbaal.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 231-232.
14.het geschrift, te weten een foto van het letsel van [naam 1] , pagina 134.
15.Medische informatie [naam 1] , pagina 139-145.
16.Het proces-verbaal van verhoor van getuige van [naam 4] , pagina 100-101
17.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 10 en 11
18.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 27 november 2018.
19.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] , pagina 33.