In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 november 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag Bpm. De belanghebbende had in zijn aangifte Bpm voor een Ferrari FF 6.3 een CO2-uitstoot van 350 gr/km opgegeven. De inspecteur legde echter een naheffingsaanslag op, gebaseerd op een CO2-uitstoot van 380 gr/km. Na bezwaar werd de CO2-uitstoot door de inspecteur verlaagd naar 360 gr/km. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet onterecht was geweest in zijn vaststelling van de CO2-uitstoot, aangezien de Europese typegoedkeuring een uitstoot van 380 gr/km bevestigde. De rechtbank verwierp de stelling van de belanghebbende dat de naheffingsaanslag moest worden verminderd op basis van de forfaitaire afschrijvingstabel, omdat deze tabel per definitie kan afwijken van de realiteit. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar kende de belanghebbende een immateriële schadevergoeding toe van € 500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht.