3.3De kantonrechter overweegt het volgende.
3.3.1Partijen zijn allereerst verdeeld over het huurregime dat op de huurovereenkomst van toepassing is. [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] voert aan dat sprake is van huur van onbebouwde grond en wijst op het bepaalde in de aanhef en in artikel 1 van de huurovereenkomst van 29 juli 2001, de reactie van [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] op de opzeggingsbrief en overige aanwijzingen in voornoemde huurovereenkomst zoals de artikelen 4b, 4e, 6a, 6d en 7a. [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] stelt daartegenover dat zij een tankstation is gaan huren in 1993 maar dat alles dat zij heeft toegevoegd aan of vervangen heeft van dat tankstation van haar is. In de huurovereenkomst staat dat [naam 4] over het perceel c.a. wenst te beschikken. C.a. kan volgens [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] alleen de opstallen betreffen en er uit de huurovereenkomst blijkt ook dat er opstallen zijn. Indien de bedoeling was uitsluitend de grond te verhuren zonder de opstallen, had dat in de huurovereenkomst moeten staan, aldus [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] .
3.3.2Vast staat dat zich voor aanvang van de huurovereenkomst in 1993 op het gehuurde een BP tankstation bevond en dat de rechtsvoorganger van [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] van BP de pompen en de automaat en de andere aanwezig zaken, waaronder een luifel heeft overgenomen. Dat de bebouwing is opgericht voor aanvang van de huurovereenkomst in 1993 tussen de rechtsvoorgangers van partijen en het feit dat [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] , althans zijn rechtsvoorganger, door natrekking eigenaar is geworden van de bebouwing, leidt er op zichzelf niet toe dat sprake is van een huurovereenkomst in de zin van artikel 7:290 BW. Alleen een afwijkende partijbedoeling kan in het toepasselijke huurregime verandering brengen (HR 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7172). Uit de huurovereenkomsten – in het licht van hetgeen ter zitting door [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] is gesteld over de vervanging van de onderdelen van het tankstation – blijkt naar het oordeel van de kantonrechter echter niet van een afwijkende partijbedoeling. De enkele verwijzing naar de toevoeging ‘c.a.’ in de aanhef is in het licht van de inhoud van de bepalingen in de huurovereenkomsten onvoldoende om aan te nemen dat de rechtsvoorganger van [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] heeft beoogd ook het tankstation te huren en de rechtsvoorganger van [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft beoogd ook het tankstation te verhuren. Dit betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van huur van onbebouwde grond en dat dus aan [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] geen bescherming als huurder van 7:290 BW-bedrijfsruimte toekomt. 3.3.3[gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] voert voorts aan dat sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde tijd en dat de redelijkheid en billijkheid aan opzegging van de huurovereenkomst in de weg staan. Dit is ook het geval indien sprake is van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd, aldus [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] . [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] voert aan dat sprake is van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd en dat de redelijkheid en billijkheid bij dergelijke overeenkomsten geen rol spelen.
3.3.4De tekst van de huurovereenkomsten uit 1993 en 2001 komt grotendeels met elkaar overeen maar verschilt daar waar het de duur van de huurovereenkomsten betreft en de periode waartegen opgezegd kan worden. Daaruit blijkt dat (de rechtsvoorgangers van) partijen met elkaar hebben onderhandeld over de verlenging van de huurovereenkomst. Van een huurder die een overeenkomst als de onderhavige sluit worden verwacht er mee bekend te zijn dat aan haar weinig huurbescherming toekomt. De huurder dient dus bedacht te zijn op opzegging door de verhuurder (en vice versa). Gelet op de duur van de opzegtermijn die door [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] in acht is genomen, namelijk het contractueel overeengekomen jaar, is de kantonrechter van oordeel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is om de huurovereenkomst op te zeggen. De duur van de huurrelatie tussen partijen maakt dat niet anders. [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] wijst nog op de investeringen die zij in 2016 heeft gedaan aan het tankstation in ruil voor een langjarige zekerheid, maar deze omstandigheid, die door [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] wordt betwist, leidt niet tot een ander oordeel nu partijen die afspraak niet schriftelijk hebben vastgelegd en zij ook geen nieuwe huurovereenkomst hebben gesloten. Dit dient voor rekening en risico van [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] te komen aangezien zij die langjarige zekerheid wenste.
3.3.5Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen behoeft de vraag of sprake is van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd geen beantwoording meer.
3.3.6De opzegging door [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft tot gevolg dat de huurovereenkomst tussen partijen eindigt per 1 januari 2019 en dat [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] de grond aan [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] ter beschikking dient te stellen. Het onder I gevorderde is aldus toewijsbaar, met als enige aanpassing dat – zoals volgt uit wat hierna wordt overwogen – aan [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] een ontruimingstermijn zal worden gegund tot 1 april 2019. De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen gelet op hetgeen hierna onder 3.3.11 wordt overwogen, alsmede nu gesteld noch gebleken is dat [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] geen uitvoering aan dit vonnis zal geven. De vraag die vervolgens ter beantwoording voorligt luidt of [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] feitelijk ook het tankstation aan [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] ter beschikking dient te stellen.
3.3.7[gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] beroept zich op het wegbreekrecht van artikel 7:216 BW en voert daartoe aan dat zij alle onderdelen van het tankstation heeft vervangen zodat deze aan haar toebehoren. [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] betwist dat aan [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] een wegbreekrecht toekomt omdat dit recht aan BP toekwam, BP daarvan geen gebruik heeft gemaakt en het wegbreekrecht niet overdraagbaar is. Voorts is het wegbreekrecht weggecontracteerd in artikel 7a van de huurovereenkomst en tot slot maakt [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] misbruik van recht als zij over gaat tot uitoefening van het wegbreekrecht omdat zij uitsluitend tot doel heeft [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] te schaden, aldus [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] .
3.3.8Tussen partijen is niet in geschil dat bij aanvang van de huurovereenkomst in 1993 op het gehuurde een tankstation aanwezig was dat door BP daarop is geplaatst. Uit de parlementaire geschiedenis volgt uitdrukkelijk dat het wegbreekrecht niet overdraagbaar is en het Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden heeft dit bevestigd in het arrest van 14 februari 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:1289). In dit arrest kwam het hof uiteindelijk tot de conclusie dat de huurder wel een wegbreekrecht toekwam maar in die situatie werd de oorspronkelijke huurovereenkomst voortgezet door een nieuwe huurder. Daarvan was in 1993 tussen [naam 1] en [naam 2] geen sprake. Ook indien [naam 2] destijds aan BP een vergoeding zou hebben betaald voor het aanwezige tankstation, zou daarmee het wegbreekrecht niet aan haar zijn overgedragen. Tussen [naam 1] en [naam 2] is immers een volledig nieuwe huurovereenkomst gesloten. 3.3.9Echter, in artikel 7a van de huurovereenkomst uit 2001 hebben partijen andere afspraken gemaakt op basis waarvan de kantonrechter van oordeel is dat aan [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] wel gedeeltelijk een wegbreekrecht toekomt. In dat artikel is immers bepaald dat [naam 4] eigenaar blijft van de fuel pos, elektronische pompen en luifel. Ten aanzien van die zaken geldt dat [naam 4] gelet op die bepaling een wegbreekrecht toekwam welk wegbreekrecht op basis van het bepaalde in voornoemd arrest ook aan [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] toekomt. Anders dan [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft aangevoerd, is geen sprake van misbruik van recht als [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] haar wegbreekrecht uitoefent. [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] heeft immers een rechtens te respecteren belang bij bescherming van haar commerciële belang om aan de opvolgend huurder geen voordeel te verschaffen door een volledig functionerend tankstation beschikbaar te stellen en bij het kunnen meenemen van haar contractuele eigendommen. De vordering van [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] inhoudende een verbod aan [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] om gebruik te maken van een wegbreekrecht is aldus niet toewijsbaar ten aanzien van de fuel pos, elektronische pompen en de luifel. Ook aan dit verbod aan [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] zal, om dezelfde reden als is overwogen in 3.3.6, geen dwangsom worden verbonden.
3.3.10Wat betreft de stelling van [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] dat haar wegbreekrecht zich uitstrekt tot het volledige tankstation omdat inmiddels alle onderdelen door haar zijn vervangen en het dus gaat om door haarzelf aangebrachte veranderingen en toevoegingen, geldt het volgende. [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft weersproken dat alle onderdelen inmiddels vervangen zouden zijn. Dat zou kunnen betekenen dat [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] toegelaten zou moeten worden tot het leveren van bewijs van haar stelling. De kantonrechter laat [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] echter niet toe tot dat bewijs. Ook als [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] inderdaad alle onderdelen inmiddels zelf heeft vervangen, mag zij niet al die onderdelen wegbreken. In dat geval kan zij immers niet voldoen aan haar verplichting uit artikel 7:216 BW om het gehuurde – kort gezegd – weer in de oorspronkelijke toestand te brengen. Bij aanvang van de eerste huurovereenkomst tussen (de rechtsvoorgangers van) partijen stond immers een volledig onbemand tankstation op het gehuurde. Zoals in 3.3.9 is overwogen, is alleen wat betreft de daar genoemde onderdelen afgeweken van die verplichting.
3.3.11Ter zitting is door [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad verklaring van dit vonnis. [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] heeft aangevoerd dat dit verweer bij conclusie van antwoord had moeten worden gevoerd, maar de kantonrechter constateert dat hij tijdens de zitting wel inhoudelijk op dit verweer heeft gereageerd, zodat ook op dit verweer zal worden beslist. Gezien dit verweer dienen de belangen van partijen te worden afgewogen. De kantonrechter is van oordeel dat het belang van [eiser in conventie/verweerder in voorwaardelijke reconventie] om het gehuurde aan de nieuwe huurder ter beschikking te kunnen stellen prevaleert boven het belang van [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] om haar wegbreekrecht te kunnen uitoefenen. [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] wist immers sinds 7 december 2017 dat de huurovereenkomst mogelijk zou eindigen zodat zij daarop had kunnen anticiperen. Echter, gelet op de korte termijn die [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] gezien de datum van dit vonnis thans resteert als huurder, ziet de kantonrechter aanleiding [gedaagde in conventie/eiseres in voorwaardelijke reconventie] tot 1 april 2019 de tijd te gunnen om de fuel pos, elektronische pompen en luifel te verwijderen. Mede om die reden zullen, zoals in 3.3.6 en 3.3.9 al is overwogen, geen dwangsommen aan de veroordeling en het verbod in dit vonnis worden verbonden.
In voorwaardelijke reconventie