ECLI:NL:RBZWB:2018:6722

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
AWB 18_874
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van extra uren huishoudelijke hulp in vakantieperiodes onder de WMO

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda over zijn aanspraak op huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO). Het college had in een eerder besluit bepaald dat eiser tot 10 juli 2022 recht heeft op 3 uur huishoudelijke hulp per week. Eiser betwistte echter dat dit besluit voldoende duidelijkheid bood over de aanspraak op hulp in de vakantieperiodes, waarin hij stelt dat hij extra hulp nodig heeft omdat zijn onderhuurders dan afwezig zijn. De rechtbank heeft op 23 november 2018 uitspraak gedaan en geoordeeld dat het college onvoldoende had geconcretiseerd hoeveel extra uren huishoudelijke hulp eiser in de vakantieperiodes zou ontvangen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij zij zelf in de zaak heeft voorzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op 0,5 uur extra hulp per week in de schoolvakanties, zoals vastgesteld door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De rechtbank heeft ook bepaald dat het college het griffierecht aan eiser moet vergoeden en dat het college in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/874 WMO

uitspraak van 23 november 2018 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. M.A.E. Bol,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (het college), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 januari 2018 (bestreden besluit) van het college over zijn aanspraak op huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 1 november 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger verweerder] .

Feiten en omstandigheden

1. Eiser krijgt ondersteuning bij zijn huishoudelijke verzorging. Bij besluit van 28 november 2014 heeft het college aangegeven dat eiser zijn huishoudelijke verzorging met het aantal vastgestelde uren behoudt tot 23 maart 2015. Daarna wordt dit omgezet naar het te behalen resultaat, namelijk het schoon houden van het huis van eiser.
Eiser heeft op 25 juli 2016 verzocht het besluit van 28 november 2014 met betrekking tot de inzet van huishoudelijke verzorging te herzien. Tevens heeft hij verzocht tot uitbreiding van de inzet van huishoudelijke verzorging op grond van gewijzigde omstandigheden. Bij besluit van 22 februari 2017 (primair besluit) zijn deze verzoeken afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Daarbij is besloten dat voor het behalen van het resultaatgebied ‘een schoon en leefbaar huis’ tot en met 10 juli 2022 wekelijks een tijdsbestek van 3 uren huishoudelijke zorg wordt ingezet gedurende 1 dag in de week. Tevens heeft eiser met zijn zorgaanbieder afgesproken dat in de zomermaanden, wanneer hij geen studenten en/of onderhuurders heeft, het schoonmaken van het toilet, de badkamer, en de gang bij de wekelijkse werkzaamheden komen. Als de hulp aangeeft dat ze niet uitkomt in de 3 uur met het ondersteuningsplan, is het mogelijk om aan de hand van de taak waar ze niet aan toe komt wat extra tijd in te plannen.

Beroepsgronden

2. Eiser is van mening dat het bestreden besluit geen duidelijkheid dan wel rechtszekerheid biedt ten aanzien van de aanspraak op huishoudelijke hulp in de vakantieperiodes. De zorgaanbieder heeft per e-mail van 22 februari 2018 laten weten dat de extra werkzaamheden in de schoolvakanties niet schriftelijk zullen worden bevestigd omdat zij werken vanuit het resultaat ‘een schoon en leefbaar huis’. Eiser stelt dat hij twee HBO studenten als onderhuurders heeft die ieder 2 uur per week in huis schoonmaken. Het HBO onderwijs heeft 14 weken vakantie per schooljaar. Hij loopt in de vakantieperiodes in totaal dus 56 uur huishoudelijke hulp mis (14 maal 2 uur maal 2 studenten). De zorgaanbieder wil dit compenseren met 0,5 uur extra hulp per vakantieweek, zoals zij dat ook afgelopen zomerperiode hebben gedaan. Dat is volgens eiser onvoldoende. Bovendien is alleen in de zomermaanden 0,5 uur extra hulp verleend, in de overige vakanties gebeurt dit vooralsnog niet.

Wettelijk kader

3. Artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 definieert de maatwerkvoorziening als een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van onder andere zelfredzaamheid.
Artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 bepaalt dat het college ervoor zorgdraagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt beslist, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.7 van de Verordening WMO 2015 (de Verordening) stelt dat een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
Artikel 7.1 van de verordening stelt dat hulp bij het voeren van een huishouden is gericht op onder ander het schoon en leefbaar houden van de woning. Dit heeft betrekking op de woonkamer, slaapvertrek(ken), hal, keuken, toilet en badkamer. Daarnaast moet met thuis kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften en schone en draagbare kleding. Schone en draagbare kleding ziet op het wassen, drogen, strijken en opruimen van de was.

Beoordeling

4.1
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan over de concretisering van toegekende huishoudelijke hulp onder de WMO (ECLI:NL:CRVB:2018:3241). In die uitspraak is bepaald dat het bestuursorgaan bij de toekenning van huishoudelijke hulp niet kan volstaan met het benoemen van de activiteiten die worden ondernomen en de frequentie waarmee dat gebeurt om te komen tot het resultaat ‘een schoon en leefbaar huis’. De CRvB heeft geoordeeld dat vanwege de rechtszekerheid ook expliciet het aantal uren waar een betrokkene aanspraak op maakt benoemd dient te worden.
4.2
De rechtbank constateert dat het college in het bestreden besluit 3 uur huishoudelijke hulp per week aan eiser heeft toegekend. In zoverre voldoet het besluit aan de eisen die de CRvB daaraan stelt. Bij de toekenning is rekening gehouden met het feit dat eiser twee onderhuurders heeft die ook taken in het huishouden op zich nemen. Het college en de zorgaanbieder hebben reeds toegezegd dat eiser meer hulp zal ontvangen in de vakantieperiodes wanneer deze onderhuurders (mogelijk) afwezig zijn. Zij hebben echter niet aangegeven hoeveel uren extra in die periodes worden toegekend.
4.3.
Gelet op de uitspraak van de CRvB concludeert de rechtbank dat de aanspraak van eiser ten aanzien van de vakantieperiodes onvoldoende is geconcretiseerd. Dit betekent dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en zal de aanspraak van eiser op huishoudelijke hulp in de vakantieperiodes in het hiernavolgende vaststellen.
5.1
Tussen partijen is in geschil hoeveel uur extra huishoudelijke hulp toegekend dient te worden in de vakantieperiodes. Eiser stelt dat zijn onderhuurders in totaal 4 uur per week huishoudelijke taken buiten de door hen gehuurde kamers verrichten en dat hij deze uren volledig gecompenseerd dient te krijgen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat 0,5 uur extra huishoudelijke hulp voldoende is om het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’ in die weken te kunnen behalen. De rechtbank is van oordeel dat het college ter zitting voldoende heeft toegelicht dat dit resultaat met het verrichten van de reeds geëxpliciteerde werkzaamheden, mede gelet op het feit dat eiser in een eengezinswoning woont, zelf ook nog in staat is een beperkt deel van het huishouden te doen en de overige werkzaamheden uitgevoerd worden door een professionele partij, in 3,5 uur bereikt kan worden. Daarom oordeelt de rechtbank dat eiser in de vakantieperiodes aanspraak maakt op 0,5 uur extra huishoudelijke hulp per week.
5.2
Eveneens in geschil is wat er verstaan dient te worden onder ‘vakantieperiodes’. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij in alle schoolvakanties extra huishoudelijke ondersteuning dient te krijgen omdat zijn onderhuurders, HBO studenten, dan altijd volledig afwezig zijn. Volgens eiser betreft dit 14 weken per jaar. Het college spreekt alleen over ‘de zomermaanden’. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat de schoolvakanties dienen te worden aangemerkt als vakantieperiodes en dat hij in die weken 0,5 uur extra huishoudelijke hulp dient te krijgen in verband met de afwezigheid van zijn onderhuurders. Daarbij hanteert de rechtbank echter de door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) vastgestelde schoolvakanties voor de regio Zuid. Dit betreft 12 weken per jaar. Gezien het feit dat de indicatie van eiser loopt tot 10 juli 2022, geldt dit ook voor de extra hulp die wordt toegekend.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende schematische weergave van de weken waarin eiser extra hulp krijgt, hoeveel weken dit betreft en hoeveel uren extra huishoudelijk hulp hij in die weken dient te ontvangen:

2018.2019

Data
Aantal weken
Aantal uren
Herfstvakantie
13 oktober t/m 21 oktober 2018
1
0,5
Kerstvakantie
22 december 2018 t/m 6 januari 2019
2
1
Voorjaarsvakantie
23 februari t/m 3 maart 2019
1
0,5
Meivakantie
27 april t/m 5 mei 2019
2
1
Zomervakantie
6 juli t/m 18 augustus 2019
6
3
Totaal
12
6

2019.2020

Data
Aantal weken
Aantal uren
Herfstvakantie
12 oktober t/m 20 oktober 2019
1
0,5
Kerstvakantie
21 december 2019 t/m 5 januari 2020
2
1
Voorjaarsvakantie
22 februari t/m 1 maart 2020
1
0,5
Meivakantie
25 april t/m 3 mei 2020
2
1
Zomervakantie
11 juli t/m 23 augustus 2020
6
3
Totaal
12
6

2020.2021

Data
Aantal weken
Aantal uren
Herfstvakantie
17 oktober t/m 25 oktober 2020
1
0,5
Kerstvakantie
19 december 2020 t/m 3 januari 2021
2
1
Voorjaarsvakantie
13 februari t/m 21 februari 2021
1
0,5
Meivakantie
1 mei t/m 9 mei 2021
2
1
Zomervakantie
24 juli t/m 5 september 2021
6
3
Totaal
12
6

2021.2022

Data
Aantal weken
Aantal uren
Herfstvakantie
23 oktober t/m 31 oktober 2021
1
0,5
Kerstvakantie
25 december 2021 t/m 9 januari 2022
2
1
Voorjaarsvakantie
26 februari t/m 6 maart 2022
1
0,5
Meivakantie
30 april t/m 8 mei 2022
2
1
Zomervakantie
23 juli t/m 4 september 2022
-
-
Totaal
6
3
6. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
7. De rechtbank zal het college veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het aantal uren extra huishoudelijke hulp gedurende vakantieperiodes niet nader is gespecificeerd;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.