In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda over zijn aanspraak op huishoudelijke hulp op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (WMO). Het college had in een eerder besluit bepaald dat eiser tot 10 juli 2022 recht heeft op 3 uur huishoudelijke hulp per week. Eiser betwistte echter dat dit besluit voldoende duidelijkheid bood over de aanspraak op hulp in de vakantieperiodes, waarin hij stelt dat hij extra hulp nodig heeft omdat zijn onderhuurders dan afwezig zijn. De rechtbank heeft op 23 november 2018 uitspraak gedaan en geoordeeld dat het college onvoldoende had geconcretiseerd hoeveel extra uren huishoudelijke hulp eiser in de vakantieperiodes zou ontvangen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, waarbij zij zelf in de zaak heeft voorzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op 0,5 uur extra hulp per week in de schoolvakanties, zoals vastgesteld door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De rechtbank heeft ook bepaald dat het college het griffierecht aan eiser moet vergoeden en dat het college in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld.