3.1[eiser] vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
I. [eiser] binnen 24 uur na het in deze procedure te wijzen vonnis, toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of per deel van een dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan het vonnis te voldoen;
II. tot betaling van een bedrag aan [eiser] van € 2.653,72 bruto aan achterstallig loon over de maand juni 2016;
III. tot betaling van een bedrag aan [eiser] van € 29.774,69 bruto aan achterstallig loon over de maanden juli 2016 tot en met mei 2017;
IV. tot betaling van een bedrag aan [eiser] van € 2.590,03 bruto aan achterstallige vakantietoeslag voor de periode van 1 mei 2016 tot en met 30 april 2017;
V. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% over de onder punt II tot en met IV genoemde posten;
VI. tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die bedragen zijn verschuldigd;
VII. tot betaling aan [eiser] van het voor hem geldende loon conform CAO, vanaf 1 juni 2017;
VIII. tot verstrekking aan [eiser] van een deugdelijke bruto-/netto-specificatie ter zake de onder punt II tot en met IV genoemde bedragen alsmede een jaaropgave over 2016;
IX. betaling aan [eiser] van een bedrag van € 1.361,47 ter zake buitengerechtelijke incassokosten:
X. betaling aan [eiser] van de kosten van het geding, het salaris van zijn gemachtigde en het griffierecht daaronder begrepen.
3.2.1[eiser] legt aan zijn vordering – samengevat – het volgende ten grondslag.
[eiser] is voor zijn geplande vakantie naar Guinee afgereisd. Daar is hij op 25 mei 2016 bewusteloos geraakt na een val. Hij is naar een ziekenhuis ter plaatse gebracht, waar hij eerst op 7 juni 2016 weer bij bewustzijn is gekomen. In het ziekenhuis is gebleken dat hij besmet was geraakt met malaria. Hij is daarvoor ter plaatse behandeld tot en met 5 september 2016. Hij moest eerst genezen zijn voordat hij terug naar België mocht reizen. Zijn visum is om die reden met drie maanden verlengd. Ter onderbouwing legt [eiser] een verklaring over van de longarts die hem in Guinee heeft behandeld en een kopie van het verlengde visum.
Op 13 september 2016 is [eiser] teruggekomen in België. Hij was toen nog steeds arbeidsongeschikt en is dat gebleven tot 1 mei 2017. [eiser] heeft verklaringen overgelegd van diverse artsen.
3.2.2Volgens [eiser] heeft zijn vriendin vanuit Guinee op 7 juni 2016, telefonisch contact gehad met [gedaagde] , in de persoon van de heer [naam 2] , om te melden dat [eiser] ziek was. Voor de zekerheid heeft zij op 13 juni 2016, de dag dat [eiser] weer had moeten beginnen na zijn vakantie, nogmaals gebeld met [gedaagde] . Toen heeft zij gesproken met de heer [naam 3] . Beide keren is gezegd dat de ziekmelding akkoord was en dat [eiser] bij terugkomst de benodigde medische stukken zou moeten toesturen aan [gedaagde] .
3.2.3Na terugkomst in België heeft [eiser] op 15 september 2016 gebeld met [gedaagde] , met [voornaam] [naam 2] en met [naam 4] . Hem is meegedeeld dat hij gegevens aangaande zijn ziekte moest opsturen. [eiser] heeft op 4 oktober 2016 de gevraagde stukken aan [gedaagde] gestuurd. Daarna heeft hij van [gedaagde] niets meer vernomen. Omdat ook de loonbetaling uitbleef heeft hij juridische bijstand ingeschakeld. Zijn gemachtigde heeft [gedaagde] bij brieven van 14 december 2016, 3 januari 2017 en 24 februari 2017 gesommeerd tot betaling van het achterstallige loon. Aan die sommaties is niet voldaan. Er is op 9 februari 2017 telefonisch contact geweest tussen een collega van zijn gemachtigde en mevrouw [naam 5] van [gedaagde] , waarin namens [gedaagde] is meegedeeld dat de vordering van de hand werd gewezen en dat de zaak was voorgelegd aan haar rechtbijstandverzekeraar. Voor het overige is door [gedaagde] op de brieven niet inhoudelijk gereageerd.
3.2.4[eiser] stelt zich op het standpunt dat hij heeft voldaan aan de geldende controlevoorschriften bij arbeidsongeschiktheid en dat [gedaagde] de loonbetaling ten onrechte heeft opgeschort en gestaakt. De brieven die [gedaagde] heeft gestuurd aan het adres [adres 3] heeft hij niet ontvangen. Hij woont al sinds 2014 niet meer op dat adres. Dat moet [gedaagde] ook bekend zijn geweest aangezien tijdens een eerdere ziekteperiode door iemand van [gedaagde] een huisbezoek is gebracht op zijn nieuwe adres. De enige brief die volgens [gedaagde] ook is gestuurd naar het adres dat [eiser] als verpleegadres had opgegeven, te weten de brief gedagtekend 28 september 2016, heeft hij ook niet ontvangen. Het verbaast [eiser] verder dat [gedaagde] niet, zoals tussen partijen gebruikelijk was, per e-mail met hem contact heeft gezocht.
3.3.1[gedaagde] verweert zich tegen de vordering en voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
[gedaagde] stelt dat zij pas op of omstreeks 20 juni 2016 voor het eerst iets heeft vernomen over ziekte van [eiser] . Dat was in een telefonisch contact met een vrouw, die zich presenteerde als de vriendin van [eiser] , met de heer [naam 4] van [gedaagde] . Daarvóór heeft [gedaagde] op 15 juni 2016 en op 17 juni 2016 brieven gestuurd naar [eiser] , geadresseerd aan [adres 4] . In die brieven heeft zij [eiser] erop aangesproken dat hij op 13 juni 2016 zijn werk had moeten hervatten na zijn vakantie en hem verzocht contact op te nemen. Op 17 juni 2016 heeft zij hem ook een e-mail gestuurd. Daarnaast heeft zij meermaals geprobeerd hem telefonisch te bereiken.
3.3.2[naam 4] heeft in zijn gesprek met voornoemde vrouw meegedeeld dat de ziekmelding op deze wijze niet in behandeling kon worden genomen en verzocht om binnen drie werkdagen de nodige documenten toe te sturen. Ook is gevraagd om [eiser] zelf te laten bellen met [gedaagde] , dan wel zijn behandelend arts te laten bellen. Een bevestiging van dat gesprek is bij brief van 21 juni 2016 gestuurd. Daarbij is meegedeeld:
“Wij houden ons aan artikel 12. Overtreding t.b.v. loonopschorting."De gevraagde documenten zijn nooit ontvangen. Er is ook na die brief door middel van huisbezoeken en brieven geprobeerd met [eiser] in contact te komen, maar tevergeefs. In een brief van 3 augustus 2016 heeft [gedaagde] aan [eiser] onder meer bericht:
“Wij willen erop wijzen dat u nog steeds in verzuim ben, niet ziek staat geregistreerd en u dus geen recht hebt op een loon doorbetaling.”
3.3.3Pas op 19 september 2016 heeft [gedaagde] telefonisch contact kunnen krijgen met [eiser] , en dat was op haar initiatief, niet andersom zoals [eiser] stelt. In dat gesprek is nogmaals gevraagd om de nodige bewijsstukken aan te leveren. In een brief van 20 september 2016 is dat bevestigd en is gevraagd om afschriften te sturen van beide retourvlucht tickets, zowel het oorspronkelijke als het later naar aanleiding van de ziekte geboekte ticket, een geldige doktersverklaring met de data van het ziekteverzuim en een verklaring dat [eiser] niet in staat was eerder naar huis te vliegen en verder alle documenten betreffende de ziekte. Hoewel [eiser] stelt deze op 4 oktober 2016 te hebben gestuurd, heeft [gedaagde] geen van deze stukken ontvangen. In de brief van 20 september is [eiser] uitgenodigd voor een gesprek op 27 september 2016. Hij is zonder bericht niet verschenen. Vervolgens heeft [gedaagde] in een brief van 28 september 2016 onder meer geschreven:
Wij willen vragen contact met ons op te nemen om een afspraak in te plannen, hierbij willen wij het gaan hebben over het stoppen met de samenwerking.”Daarop heeft [eiser] niet gereageerd.
3.3.4[gedaagde] stelt dat de door [eiser] in het geding gebrachte verklaringen van artsen, over zijn ziekte in Guinee en zijn voortdurende arbeidsongeschiktheid na terugkeer in België, niet overtuigend zijn. Zij heeft deze verklaringen ook niet eerder dan in deze procedure gezien.
3.3.5[gedaagde] beroept zich erop dat ingevolge het bepaalde in artikel 7:627 BW geen loon verschuldigd is voor de tijd gedurende welke de werknemer de bedongen arbeid niet heeft verricht. Dat is alleen anders indien er sprake is van een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever hoort te komen. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat van [eiser] verwacht mocht worden dat hij voorzorgsmaatregelen zou nemen als hij 1,5 maand gaat verblijven in een land, Guinee, waarvan bekend is dat malaria daar veel voorkomt. Niet gebleken is dat [eiser] dat heeft gedaan, en de gevolgen daarvan moeten voor zijn risico komen.
3.3.6Verder beroept [gedaagde] zich op artikel 7:628 lid 2 BW dat bepaalt dat indien een werknemer krachtens enige wettelijke voorgeschreven verzekering of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is overeengekomen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst, een geldelijk uitkering toekomt, het loon wordt verminderd met het bedrag van die uitkering. [gedaagde] vermoedt, vanwege het feit dat [eiser] zo lang heeft gewacht met het instellen van een loonvordering, dat [eiser] andere inkomsten heeft gehad. Als dat niet zo is, is het aan hem om dat aan te tonen.
3.3.7Voor zover de loonvordering van [eiser] is gebaseerd op artikel 7:629 BW, beroept [gedaagde] zich op artikel 7:629a lid 1 BW, waarin is bepaald dat de rechter een dergelijke loonvordering afwijst indien bij de eis niet een verklaring is gevoegd van een deskundige benoemd door het UWV. Een dergelijke verklaring ontbreekt.
3.3.8Verder stelt [gedaagde] dat zij [eiser] voldoende heeft gewaarschuwd, eerst voor de loonopschorting en vervolgens voor de loonstop. Door niet te verschijnen op de uitnodiging voor de afspraak op 27 september 2016, terwijl hij daartoe volgens de verklaring van zijn arts wel in staat was, heeft hij zonder deugdelijke grond geweigerd mee te werken aan door de werkgever gegeven redelijke voorschriften (artikel 7:629 lid 3 sub d), en aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak (artikel 7:629 lid 3 sub e). Op dat moment is de loonopschorting overgegaan in een loonstop en is ook over de voorliggende periode geen loon verschuldigd.
3.3.9Ten slotte heeft [eiser] zich niet gehouden aan de regels die zijn opgenomen in het verzuimreglement, dat als aanhangsel is toegevoegd aan de arbeidsovereenkomst. Hij heeft zich niet vanuit het buitenland persoonlijk ziekgemeld, noch door middel van een telegram of telefaxbericht, hij heeft niet direct bij thuiskomst een medisch attest overgelegd waaruit blijkt dat hij niet reisvaardig was en hij heeft niet gedurende zijn verlengde verblijf in het buitenland om de twee weken een attest omtrent zijn reisvaardigheid toegezonden.
3.3.10Om al deze redenen dienen de loonvordering en de daarmee samenhangende nevenvorderingen volgens [gedaagde] te worden afgewezen.
3.3.11Over de vordering tot wedertewerkstelling stelt [gedaagde] dat zij inmiddels geen werk meer heeft en is verworden tot een lege BV. De opdracht bij [naam 1] , waar [gedaagde] op draaide, is per februari 2017 overgedragen aan [minderjarige] . Een groot deel van de werknemers van [gedaagde] is overgenomen door [minderjarige] . Omdat [eiser] niet op het object werkzaam was op het moment dat [minderjarige] de opdracht verkreeg, hoefde [minderjarige] hem, op grond van artikel 38 lid 2 van de CAO in het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf, niet over te nemen.
3.3.12Voor het geval de vordering van [eiser] wordt toegewezen maakt [gedaagde] bezwaar tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Subsidiair vordert zij dat aan een eventuele uitvoerbaar bij voorraad verklaring overeenkomstig artikel 233 lid 3 Rv de voorwaarde wordt verbonden dat [eiser] zekerheid stelt.