ECLI:NL:RBZWB:2018:6484

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2018
Publicatiedatum
21 november 2018
Zaaknummer
AWB 17_6897
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergoeding opleidingskosten PTSS-hulphond op grond van Wmo 2015

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat op 28 september 2017 de aanvraag voor vergoeding van de kosten van een PTSS-hulphond op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) heeft afgewezen. Eiser stelt dat de PTSS-hulphond essentieel is voor zijn zelfredzaamheid en participatie in de samenleving, en dat deze hond meer kan bieden dan een 'gewone' hond. Tijdens de zitting op 18 oktober 2018 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij onder andere verwijst naar de therapiefunctie van de hond en de noodzaak voor ondersteuning bij zijn psychische klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Centrale Raad van Beroep eerder in een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:CRVB:2018:2785) heeft geoordeeld dat de toegevoegde waarde van een PTSS-hulphond onvoldoende is aangetoond. De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de PTSS-hulphond noodzakelijk is in vergelijking met een gewone hond. De rechtbank wijst erop dat gemeenten beleidsruimte hebben en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 17/6897 WMO15

uitspraak van 19 november 2018 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. M. Roels,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 september 2017 (bestreden besluit) van het college inzake de afwijzing van een vergoeding van de kosten van een PTSS-hulphond op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 18 oktober 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is bekend met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Op 3 april 2017 heeft hij zich bij het college gemeld voor de vergoeding van de kosten voor de aanschaf van een PTSS-hulphond en een daarbij behorende training. Het college is vervolgens een onderzoek gestart, bestaande uit een huisbezoek, meerdere gesprekken met eiser en informatie van hulphondenschool [naam hulphondenschool] . Vervolgens is een plan van aanpak opgesteld, wat door het college is aangemerkt als een aanvraag voor een voorziening op grond van de Wmo 2015.
Bij besluit van 21 juni 2017 (primair besluit) heeft het college de aanvraag van eiser voor vergoeding voor de kosten van een PTSS-hulphond afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het college de kosten voor een PTSS-hulphond via de Wmo 2015 dient te vergoeden. De functie van die hond is meer dan alleen een therapeutische en signalerende functie. De PTSS-hulphond kan ervoor zorgen dat eiser beter met zijn angst- en paniekaanvallen, wanen en suïcidale gedachten kan omgaan. De PTSS-hulphond draagt bij aan de zelfredzaamheid en participatie van eiser in zijn eigen leefomgeving, omdat zich tal van situaties voordoen die hij alleen niet aan kan, maar samen met een PTSS-hulphond wel. Die hond is een belangrijke schakel in de therapie die eiser volgt. Het is verder geen absolute zekerheid dat eiser over twee tot drie jaar volledig uitbehandeld is. Daarnaast is het de vraag of PTSS wel volledig te genezen is. [naam hulphondenschool] , de inmiddels overleden PTSS-hulphond van eiser, was ten tijde van het instellen van het beroep ‘met pensioen’. Hiermee staat de noodzaak voor een nieuwe PTSS-hulphond vast. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser onder meer functieomschrijvingen van een PTSS-hulphond, besluiten van andere gemeentes, onderzoeken naar de effectiviteit van een PTSS-hulphond en verklaringen van zijn psycholoog overgelegd.
3. Op grond van artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder eenentwintigste aandachtsstreepje, sub 2, van de Wmo 2015 wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder maatschappelijke ondersteuning: ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving.
Op grond van artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder tweeëntwintigste aandachtsstreepje, van de Wmo 2015 wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen, voor zover van belang, verstaan onder maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskernmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie.
Artikel 2.3.1, eerste lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.5, vierde lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
4. De rechtbank stelt vast dat door de wijkraad vanwege het overlijden van [naam hulphondenschool] aan eiser een maatwerkbudget van € 2.500,- voor de aanschaf van een nieuwe PTSS-hulphond is toegekend. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij met dit geld inmiddels een pup heeft gekocht en dat hij deze de week na de zitting zal ontvangen. De rest van het geld is opgegaan aan zorgkosten voor [naam hulphondenschool] . Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat, zoals ook door eiser ter zitting is erkend, de vergoeding voor de aanschaf van een nieuwe PTSS-hulphond niet langer in geschil is. Eiser heeft ter zitting met een verwijzing naar pagina 4 van het plan van aanpak van 4 september 2018 verklaard dat het geschil thans beperkt is tot de kosten van de opleiding, training en andere noodzakelijke kosten van de gekochte pup, waarvan de bedoeling is dat die wordt opgeleid tot een PTSS-hulphond.
5.1
Niet in geschil is dat eiser PTSS heeft en als gevolg daarvan klachten heeft zoals het niet naar buiten durven, problemen in de omgang met anderen, nachtmerries en suïcidegedachten. Tevens is niet in geschil dat eiser hiervoor een behandeling volgt bij een psycholoog.
5.2
De rechtbank stelt vast dat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op 12 september 2018 uitspraak heeft gedaan in een vergelijkbare kwestie (ECLI:NL:CRVB:2018:2785). Uit deze uitspraak blijkt dat wanneer de toegevoegde waarde van een PTSS-hulphond - voor zover die zou zijn gelegen in het wegnemen van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie - onvoldoende is gebleken, dit voor het college een toereikende grondslag kan vormen voor het niet toekennen van de gevraagde maatwerkvoorziening.
Weliswaar zijn door eiser in beroep samenvattingen van twee onderzoeken overgelegd, maar deze zijn te algemeen geformuleerd en bovendien voornamelijk gebaseerd op de ervaringen van mensen met een PTTS-hulphond. In het eerste onderzoek was er geen controlegroep aanwezig en in het tweede onderzoek is weliswaar een vergelijking gemaakt met een groep zonder hond op de wachtlijst, maar niet met een groep met een ‘gewone’ hond. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de conclusies van deze onderzoeken dan ook niet afdoende voor de onderbouwing van de toegevoegde waarde van een PTSS-hulphond.
De rechtbank sluit zich dan ook aan bij de voornoemde uitspraak van de CRvB en ziet geen aanleiding om hierover thans anders te oordelen, temeer omdat de betreffende kwestie grote overeenkomsten vertoont met het onderhavige geschil en eiser geen andere, individuele gronden heeft aangevoerd die aanleiding geven om van dit standpunt af te wijken.
5.3
Ten aanzien van de door eiser aangevoerde individuele gronden wordt voorop gesteld dat een beslissing op een aanvraag een voor de aanvrager begunstigend besluit is. Het ligt dan ook op de weg van de aanvrager om de benodigde duidelijkheid te verschaffen.
De rechtbank merkt op dat het opleiden van een PTSS-hulphond minimaal anderhalf jaar duurt. Eiser heeft gesteld dat zijn therapie ook nog minimaal deze periode in beslag zal nemen. Deze stelling wordt echter niet onderbouwd door de overgelegde verklaring van de psycholoog. De rechtbank overweegt verder dat niet afdoende is gebleken dat de gekochte pup na de opleidingsduur en/of het beëindigen van de behandeling als PTSS-hulphond nog noodzakelijk zal zijn voor eiser. Eiser heeft hiertoe onvoldoende informatie overgelegd. Aan de verklaring van de psycholoog kan niet de waarde worden gehecht die eiser eraan gehecht wenst te zien, nu deze in algemene termen is opgesteld en eiser bovendien ter zitting heeft toegelicht dat de psycholoog maar één andere cliënt heeft met een PTSS-hulphond en dat hij dus ook veel leert van eiser over de functie van zo’n hond. De psycholoog kan hier daarom niet afdoende vanuit zijn eigen expertise over verklaren. Zijn verklaring is dan ook niet voldoende als onderbouwing voor de noodzaak van een PTSS-hulphond, temeer omdat hij niet ingaat op de voordelen van zo’n hond ten opzichte van een ‘gewone’ hond. Aangenomen kan worden dat een hond een stabiliserende functie heeft, waardoor eiser niet verder in psychische nood raakt, maar hij heeft niet afdoende aangetoond waarin het voordeel is gelegen van een PTSS-hulphond in vergelijking met een ‘gewone’ hond als huisdier. Immers, deze kan ook optreden als maatje en moet uitgelaten worden, waardoor eiser buiten komt en een dagstructuur heeft.
Verder merkt de rechtbank op dat eiser na het overlijden van [naam hulphondenschool] de beschikking heeft gekregen over een tijdelijke hulphond, waarover hij ter zitting heeft verklaard dat die hond hem ook kan helpen, ondanks dat die hond niet geschikt is om als PTSS-hulphond te fungeren, niet al vanaf het zijn van pup bij hem is geweest en dus ook geen band met hem heeft opgebouwd.
5.4
Ten aanzien van eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel verwijst de rechtbank ook naar voormelde uitspraak van de CRvB. Het feit dat wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van een PTSS-hulphond nog niet is afgerond, laat onverlet dat in gemeenten goede nota wordt genomen van ervaringsverhalen van mensen die met assistentiehonden werken en kan worden geconcludeerd dat een PTSS-hulphond een maatwerkvoorziening is die goed bij de burger past. Het is dus mogelijk dat de ene gemeente een andere afweging maakt dan een andere gemeente. In dit verband is mede van belang dat, daargelaten of sprake is van vergelijkbare gevallen, dat gemeenten beleidsruimte hebben. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt derhalve.
5.5
Gelet op het voorgaande heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet afdoende onderbouwd dat een PTSS-hulphond de meest passende voorziening voor hem is en heeft het college op juiste gronden de aanvraag geweigerd. De beroepsgrond faalt derhalve.
6. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, voorzitter, en mr. S.A.M.L. van de Sande en mr. E.J. Govaers, leden, in aanwezigheid van mr. A.J.M. Roestenberg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 november 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.