Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Romass B.V.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
(…) Helaas hebben we moeten constateren dat er uit jouw Romass bedrijfsbus voor meer dan € 2.500,00 aan (elektrisch) gereedschap is verdwenen. Wij vinden dit onacceptabel en willen van jou opheldering. Omdat jij aangaf last te hebben van een behandeling bij de tandarts (overigens zonder toestemming) en je om die reden ziek hebt gemeld nodigen we jou hierbij uit om a.s. maandag 31 juli 2017 om 9.00 uur op ons kantoor in Etten-Leur dit te bespreken in het kader van hoor & wederhoor. Je zult begrijpen dat wij het verdwijnen van gereedschap uit de bedrijfsbus opgeteld bij de eerdere klachten over het niet opvolgen van gegeven instructies, te laat komen en ook al eerder verdwijnen van kleine materialen zoals gereedschap zwaar opnemen, maar geven jou de kans dit uit te leggen. (…)”.
(…) Je bent niet verschenen op het ingepland gesprek vanochtend (maandag 31 juli 2017) om 9.00 uur. Inmiddels hebben wij nader onderzoek gedaan en er is voor circa €5076,99 aan gereedschap en artikelen verdwenen uit de bedrijfsbus, reiniging van de bedrijfsbus en beschadigingen van de bedrijfsbus. Een specificatie van de ontbrekende gereedschappen is bijgevoegd (…). Voor ontvangst van dit gereedschap is destijds getekend en voor ons is het onacceptabel dat voor zo’n groot bedrag gereedschap uit de bedrijfsbus verdwenen is. Jij wilt hier niet op reageren, zodat je ons geen andere reden (en die reden is dringend) laat ons jou per direct op staande voet te ontslaan. Het vertrouwen is bij Romass volledig verdwenen. Het verdwijnen van nagenoeg nieuwe gereedschap (2 maanden oud) is een dringende reden voor ontslag op staande voet welk ontslag wij u bij deze geven. (…)”.
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113). Een ontslag op staande voet dat niet rechtsgeldig wordt geacht, is dus als zodanig al ernstig verwijtbaar, omdat dan is opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding dan ook worden toegewezen.
Kamerstukken II, 2013–2014, 33 818, nr. 3, pag. 32-34 en
Kamerstukken II, 2013-2104, 33 818, nr. 7, pag. 91). Als ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens die wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 3.800,00 bruto. Dit bedrag is gebaseerd op het nog door [verzoeker] te ontvangen loon indien het ontslag op staande voet niet zou zijn verleend. De arbeidsovereenkomst van [verzoeker] was in dat geval namelijk per 1 oktober 2017 van rechtswege geëindigd en niet aannemelijk is dat Romass de overeenkomst met [verzoeker] zou hebben verlengd. Voor toekenning van een hogere billijke vergoeding – zoals verzocht – is, gelet op de laconieke houding van [verzoeker] jegens Romass over de verdwenen goederen, voorafgaand en tijdens deze procedure, geen plaats.