ECLI:NL:RBZWB:2018:5283

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
0 02-120234-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Goossens
  • mr. Hertsig
  • mr. Pooyé
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag

Op 19 mei 2017 vond er een verkeersongeval plaats op de kruising van de Emerparklaan met de Peerdsbroek te Breda. Verdachte, bestuurder van een tractor, heeft zowel de kruising als het daarbij behorende verkeerslicht dat rood licht uitstraalde over het hoofd gezien. Hierdoor heeft hij een aanrijding veroorzaakt met een personenauto, bestuurd door het slachtoffer, die als gevolg van de aanrijding ernstig letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat heeft geleid tot het ongeval. De officier van justitie heeft de verdachte vervolgd op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, dat betrekking heeft op het veroorzaken van lichamelijk letsel door verkeersdelicten. Tijdens de zitting op 24 augustus 2018 zijn de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging besproken. De verdediging betoogde dat er geen sprake was van schuld, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit en hem veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/120234-18
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 september 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw J.M. Veldman, advocaat te Breda (waarnemend voor mr. S. Arts)

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 augustus 2018, waarbij de officier van justitie, mr. L. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, ter zake dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2017 te Breda als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een landbouwvoertuig), daarmede rijdende over de weg, de Emerparklaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- niet, althans niet bij voortduring, zijn, verdachtes, aandacht te richten en/of gericht te houden op het voor hem, verdachte, (dichtbij) gelegen weggedeelte van die weg, en/of
- ( daarbij) geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 mei 2017 te Breda als bestuurder van een voertuig (een landbouwvoertuig) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Emerparklaan,
geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers niet is gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Zij baseert zich daarbij op de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte de desbetreffende kruising en het bijbehorende verkeerslicht in het geheel over het hoofd heeft gezien. Pas toen de auto die naast hem reed stopte, zag verdachte het verkeerslicht en de auto die vanuit de tegenovergestelde richting reeds de kruising overstak. Aangezien verdachte in een tractor met een zware lading reed, was een aanrijding op dat moment niet meer te voorkomen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen, zodat het ongeval aan de schuld van verdachte is te wijten in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit kan komen en wijst daarbij op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2014 (ECLI:NL:RBAMS:2014:508). Hieruit blijkt volgens de verdediging dat een moment van onoplettendheid onvoldoende is voor schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. De verdediging stelt dat verdachte dusdanig gefocust was op de volgende drukke kruising, dat hij de desbetreffende kruising en het bijbehorende verkeerslicht over het hoofd heeft gezien. Aangezien hij geen andere (verkeers)fouten heeft begaan, bepleit de verdediging vrijspraak voor het primair tenlastegelegde feit. Zij voert aan dat er wel voldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde feit te komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 19 mei 2017 heeft er op de kruising van de Emerparklaan met de Peerdsbroek te Breda een ongeval plaatsgevonden. Bij dit ongeval was verdachte betrokken, die als bestuurder van een tractor van het merk John Deere met kenteken [kenteken 2] over de Emerparklaan in de richting van de Backer en Ruebweg reed. Ook was bij dit ongeval betrokken [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer), die in haar personenauto van het merk Citroën, type C1, met kenteken [kenteken 1] in de tegemoetkomende richting van verdachte over de Emerparklaan reed en linksaf sloeg in de richting van de Peerdsbroek. Als gevolg van dit ongeval is het slachtoffer met hevige hoofd-, rug- en nekpijn per ambulance naar het Amphia ziekenhuis te Breda vervoerd. De arts in het ziekenhuis gaf aan dat het slachtoffer rekening moest houden met enkele maanden herstel en arbeidsongeschiktheid. [1]
Het slachtoffer heeft verklaard dat zij op 19 mei 2017, omstreeks 07:35 uur, over de Emerparklaan richting de T-kruising met de Peerdsbroek reed, alwaar zij linksaf in de richting van de Peerdsbroek wilde afslaan. Zij stond stil op het voorsorteervak voor het rode verkeerslicht. Op het moment dat het verkeerslicht groen werd, trok het slachtoffer naar haar zeggen langzaam op. Hierop zag zij dat er vanuit de rechterzijde een grote en hoge tractor haar tegemoet kwam rijden. Tot haar schrik stopte deze tractor niet en kwam deze met volle snelheid recht op haar afgereden. Zij voelde vervolgens een harde knal. Volgens het slachtoffer was de tractor door rood gereden, waarna hij hard tegen de rechterzijkant van haar auto botste. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij die ochtend in een tractor met daarachter een aanhanger met zand reed. Hij heeft de T-kruising, waar de aanrijding plaatsvond, in het geheel niet gezien, omdat hij veel verder vooruit keek naar de volgende drukke kruising 200 meter verderop. Hij zag de personenauto, die links van hem reed, in zijn ooghoek stoppen. Het verbaasde hem dat deze auto stopte. Toen hij naar boven keek, zag hij dat het rood was. Hij zag een grijze auto voor hem langs kruisen. Hij kon een aanrijding niet meer voorkomen. Hij raakte de auto en kwam tot stilstand. De grijze auto ketste af en schoot een tiental meters door. [3]
De heer [naam] reed op datzelfde moment in zijn personenauto over de Emerparklaan in de richting van de Lunetstraat. Hij reed op de linkerrijstrook en een grote en hoge tractor reed op de rechterrijstrook. Hij heeft bevestigd dat deze tractor bij de T-kruising van de Emerparklaan met de Peerdsbroek door het rode verkeerslicht reed, waarna deze de personenauto raakte, die vanuit de tegengestelde richting linksaf sloeg richting de Peerdsbroek. [4]
Schuld
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn aandacht niet gericht heeft gehouden op het voor hem liggende weggedeelte, als gevolg waarvan hij de zowel de T-kruising als het bijbehorende verkeerslicht alsmede de uit de tegengestelde richting komende personenauto niet tijdig heeft waargenomen en hij niet is gestopt voor het verkeerslicht dat rood licht uitstraalde. De rechtbank is van oordeel dat dit handelen van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden aangemerkt en dat hij schuld heeft aan het verkeersongeval. Voor zover de verdediging heeft betoogd dat er slechts sprake was van een moment van onoplettendheid, wijst de rechtbank er op dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij ver vooruit keek en daarom de verkeerslichten niet heeft gezien, maar dat hij daardoor ook de volledige T-kruising en de uit de tegengestelde richting komende personenauto heeft gemist. Gelet daarop doet zich niet de situatie voor dat sprake was van één enkele verkeersfout, waarop de door de verdediging aangehaald uitspraak betrekking had.
Mate van onvoorzichtigheid
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel, dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte roekeloos of zeer onvoorzichtig heeft gereden. De rechtbank overweegt dat het dossier daartoe geen aanknopingspunten biedt.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.
Letsel
Naar het oordeel van de rechtbank is in voldoende mate vast komen te staan dat het slachtoffer [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, nu de behandelend arts in het ziekenhuis direct na het ongeval te kennen heeft gegeven dat zij rekening moest houden met een enkele maanden herstel en arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank acht het primair tenlastegelegde feit derhalve wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair
hijop
of omstreeks19 mei 2017 te Breda als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een landbouwvoertuig), daarmede rijdende over de weg, de Emerparklaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig en
/ofonoplettend,
- niet
, althans niet bij voortduring,zijn, verdachtes, aandacht te richten en
/ofgericht te houden op het voor hem, verdachte, (dichtbij) gelegen weggedeelte van die weg, en
/of
- ( daarbij) geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert conform de richtlijnen van het Openbaar Ministerie aan verdachte op te leggen een geldboete ter hoogte van € 1.000,- subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit mocht komen, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdediging benadrukt dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Daarnaast heeft verdachte met zijn werkgever geregeld dat de schade van het slachtoffer wordt vergoed.
De verdediging verzoekt, indien de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht, conform de oriëntatiepunten voor strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) een geldboete ter hoogte van € 230,- subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis aan verdachte op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval, waarbij het slachtoffer zodanig letsel is toegebracht dat zij tijdelijk haar normale bezigheden niet heeft kunnen uitvoeren.
Verdachte heeft zowel de kruising als het daarbij behorende verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en de auto van het slachtoffer in het geheel over het hoofd gezien. Daarmee heeft hij zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van zijn medeweggebruikers onvoldoende in acht genomen. Gezien het feit dat verdachte met een tractor reed met zware lading, had hij extra goed moeten opletten. Dat de impact van het verkeersongeval op het slachtoffer groot is geweest, blijkt onder meer uit de door de officier van justitie ter zitting overgelegde schriftelijke verklaring.
De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij een blanco strafblad heeft.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de oriëntatiepunten voor strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte. Zij zal derhalve aan verdachte opleggen een geldboete ter hoogte van € 1.000,- subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. Bij de bepaling van de hoogte van de geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 1.000,-;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
Maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- bepaalt dat de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Goossens, voorzitter, mr. Hertsig en mr. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op
7 september 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een pagina uit het proces-verbaal van de politie Zeeland-West-Brabant uit het dossier met proces-verbaalnummer PL2000-2017114934 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 20, hierna het eindproces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 17.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 19-20; verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 augustus 2018.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige, p. 16.