4.4.Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit en betrekt in haar overwegingen het bewijsverweer van de verdediging.
Op 24 februari 2013 omstreeks 20.30 uur te Amsterdam heeft verdachte, terwijl het donker was en mot sneeuwde, als bestuurder van haar personenauto op de Wibautstraat gereden. Verdachte kwam uit de richting van de Weesperstraat en reed in de richting van het Prins Bernhardplein. Op de kruising van de Wibautstraat met de Gijsbrecht van Aemstelstraat heeft een aanrijding plaats gevonden met het slachtoffer, een man op een bromfiets. Verdachte heeft de bromfietser niet gezien, heeft niet geremd en is niet uitgeweken voor de bromfietser.
Het slachtoffer [persoon 1] reed omstreeks 20.30 uur op de Gijsbrecht van Aemstelstraat en zag terwijl hij de Wibautstraat naderde dat het verkeerslicht voor hem op rood stond. Hij is gestopt om op het knopje te drukken. Na enkele seconden zag het slachtoffer dat het verkeerslicht groen werd en trok hij op om over te steken. Halverwege de rijbaan zag hij een auto van links komen en was er geen mogelijkheid meer om deze auto te ontwijken of om te remmen. Deze auto reed met volle snelheid tegen het slachtoffer aan.
Volgens de lezing van het slachtoffer is verdachte door een rood uitstralend verkeerslicht voornoemde kruising opgereden, nadat bromfietser [persoon 1], komend van rechts bij groen licht deze kruising was opgereden. Verdachte is niet gestopt voor een in haar richting gekeerd en voor het verkeer in haar richting geldend en al enige tijd rood uitstralend verkeerslicht.
De verklaring van het slachtoffer [persoon 1] wordt ondersteund door de bevindingen van een opsporings-ambtenaar van de Dienst Infrastructuur, VerkeersOngevalsAnalyse van de Nationale Politie:
Het kruispunt van de Wibautstraat met de Gijsbrecht van Aemstelstraat is voorzien van een verkeerslichteninstallatie met een halfstarre regeling. Een halfstarre regeling is een combinatie van een starre regeling en een voertuigafhankelijke regeling. Binnen de vaste cyclustijd kunnen onder bepaalde voorwaarden de groentijden aan het actuele verkeersaanbod worden aangepast. Bij voertuigafhankelijk wordt er gekeken naar het verkeer wat er op de lus staat.
De regelautomaat maakt gebruik van detectoren in de vorm van elektromagnetische detectielussen in het wegdek. Deze lussen worden geactiveerd door voertuigen welke het elektromagnetische veld beïnvloeden en op deze wijze doen voertuigen een aanvraag om groenlicht te krijgen;
De regelautomaat laat het groen worden en de duur van de groentijd afhangen van het verkeersaanbod op het kruispunt en het verkeer op de eerdere kruispunten;
De kruispunten binnen de regeling werken met zogenaamde stages. De stages zijn voor ieder kruispunt apart ingedeeld. In één stage zitten richtingen welke onderling weliswaar een conflict kunnen hebben, maar deze kunnen nooit op hetzelfde moment groenlicht hebben;
Tijdens het onderzoek op de plaats van het ongeval is gebleken dat de verkeersregelinstallatie en detectielussen naar behoren werkten;
Op 24 februari 2013 omstreeks 20:32 uur is er een telefonische 112 melding bij de meldkamer van de politie gedaan. Uitgaande dat van de tijd van het ongeval tot en met deze melding er maximaal 5 minuten voorbij zijn gegaan, heeft de aanrijding plaats gevonden tussen 20:27 tot en met 20:32 uur;
Aangezien de verkeersregelinstallatie was aangesloten op de kwaliteitscentrale konden de gegevens worden geanalyseerd. De rijrichtingen van de personenauto (hierna: 2) en de snorfiets (hierna: 69) waren conflicterend aan elkaar en konden niet gelijktijdig groenlicht dan wel groen/geellicht uitstralen;
De gegevens van de datalog was uitgelezen rondom het tijdstip van 20:28:50 t/m 20:31:40 uur;
Binnen deze tijdstippen zijn 3 cyclussen aangetroffen waarbij de zgn. verdacht zijnde koplussen detecties zijn gelogd tijdens de roodfase voor richting 2 (personenauto). Voor rijrichting 69 (snorfiets) zijn geen zgn. verdacht zijnde koplusdetecties aangetroffen bij rood licht voor deze richting. Uitlezing van de faselog biedt de volgende gegevens:
Op richting 2 vindt op tijdstip 20:29:56,5 de eerste zichtbare detectie plaats op de meest linker rijstrook op de verre inmeldlus 204. Deze eindigt op 20:29:57,0 uur;
Op tijdstip 20:29:58,2 uur de volgende op de meest rechter rijstrook op de koplus 201. Deze eindigt op 20:29:58,7 uur;
Op het tijdstip 20:29:58,7 uur vindt er een roodlichtnegatie plaats (3 seconden) van een motorvoertuig richting 2. Het lijkt zeer waarschijnlijk dat deze logging behoort bij deze aanrijding;
10. De groenfase van richting 2 duurt van 20:29:23,5 tot 20:29:52,7 uur en gaat over in de vaste geel fase van 3 seconden en eindigt om 20:29:55,7 uur;
10. Op richting 26 heeft er op 20:29:46,0 uur een aanmelding plaatsgehad via de koplus en door middel van de drukknop op 20:29:46,0 uur. Op 20:29:57,6 uur is de starttijd van de groenfase. Er heeft geen roodlichtnegatie plaats gevonden voor de bestuurder van de snorfiets.
10. Uitgaande van het feit dat bij het ongeval betrokken personenauto bovengenoemde detectie op richting 2 had geactiveerd, straalde het voor de verdachte geldende verkeerslicht op het moment van detectie al 3 seconden rood licht uit en had de bestuurder van de snorfiets op richting 26 reeds 1,1 seconden groenlichtfase.
10. Gezien de tijdstippen van deze logging is het zeer waarschijnlijk dat beide voertuigen met elkaar in conflict konden komen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte in een groene golf met de verkeerstroom achter andere auto’s is meegereden en verwijst naar de bevindingen zoals hiervoor weergegeven in het proces-verbaal van onderzoek Verkeersregelinstallatie.
Daarbij overweegt de rechtbank dat het kruispunt niet was voorzien van een starre regeling met een vaste cyclustijd, maar van een halfstarre en voertuigafhankelijke regeling.
De halfstarre regeling zorgt ervoor dat de verkeersregelinstallatie met een vaste cyclustijd rekening houdt met de verkeersstromen. Dit soort regelingen worden, zoals ook door de raadsvrouw is aangevoerd, vaak toegepast bij “groene golven”. Op een doorgaande weg met veel kruispunten achter elkaar, zoals de Wibautstraat, worden de verkeerslichten op elkaar afgestemd. Bij de voertuigafhankelijke regeling houdt de verkeersregelinstallatie rekening met de verkeerstromen. Het voorbijkomende verkeer wordt door middel van detectielussen in het wegdek gemeten waarop de regeling zich aanpast aan de hoeveelheid en het soort weggebruikers. In een voertuigafhankelijke regeling worden ook andere verkeersdeelnemers gezien door de verkeersregelinstallatie door middel van drukknopen en detectielussen.
4.4.3.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang.
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak zowel primair als subsidiair is ten laste gelegd dat sprake is van een strafrechtelijk verwijtbare verkeersgedraging. Verdachte is door rood licht gereden en heeft niet gezien dat een bromfietser voornoemde kruising was opgereden. Deze verkeersgedraging dient als een ernstige verkeersovertreding te worden aangemerkt. In het verkeer moeten medeweggebruikers op elkaar kunnen vertrouwen als het gaat om het naleven van de verkeersregels die ten behoeve van de veiligheid zijn opgesteld, maar bij het bepalen van de vraag of verdachte hierbij zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld, zoals vereist bij toepassing van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, dient de rechtbank de bijzondere omstandigheden van de onderhavige zaak te beoordelen.
De rechtbank heeft daarbij laten meewegen dat uit het voornoemde proces-verbaal van onderzoek Verkeersregelinstallatie is gebleken dat de verkeersregelinstallatie op het kruispunt van de Wibautstraat en de Gijsbrecht van Aemstelstraat naar behoren werkte en dat uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse duidelijk is geworden dat zowel de personenauto van verdachte als de bromfiets van het slachtoffer voldeden aan de daartoe gestelde eisen. Ook waren er ten aanzien van de weg en de wegverlichting geen omstandigheden aanwezig die de oorzaak, gevolgen of toedracht van het ongeval zouden kunnen hebben beïnvloed. Het kruispunt was gelegen binnen de bebouwde kom en de wettelijk toegestane maximum snelheid ter plaatse was 50 km/u voor de personenauto en 25 km/u voor de snorfiets. Niet is gebleken dat deze snelheid is overschreden en hoewel sprake was van motsneeuw ten tijde van het ongeval is uit de verklaringen van de bestuurders van de voertuigen niet gebleken dat zij hiervan last hebben gehad.
Gelet op de in rubriek 4.4.1. opgesomde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte niet is gestopt voor een voor haar rood uitstralend verkeerslicht. Verdachte heeft niet goed opgelet, is door rood licht gereden en heeft het slachtoffer niet gezien.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele niet waarnemen van het rode verkeerslicht weliswaar als een ernstige verkeersfout kan worden aangemerkt, waarvan de volgen voor het slachtoffer groot zijn, maar deze verkeersfout acht de rechtbank onvoldoende om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel voldoende wettig en overtuigend bewezen dat zich door haar handelen schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde overtreding.