ECLI:NL:RBAMS:2014:508

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2014
Publicatiedatum
10 februari 2014
Zaaknummer
13-664005-13
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door rood licht rijden met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 10 februari 2014 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 februari 2013 te Amsterdam betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, reed door een rood verkeerslicht en botste tegen een bromfietser, die op dat moment groen licht had. Het ongeval vond plaats op de kruising van de Wibautstraat met de Gijsbrecht van Aemstelstraat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet voldoende heeft opgelet en niet is gestopt voor het rode verkeerslicht, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de bromfietser, [persoon 1], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gedisloceerde enkelfractuur. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer in overweging genomen, evenals de bevindingen van de politie en de verkeersregelinstallatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, maar sprak haar vrij van het primair ten laste gelegde feit, omdat niet kon worden bewezen dat zij zich schuldig had gemaakt aan schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. De rechtbank legde een geldboete op en ontzegde de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor een periode van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/664005-13 (Promis)
Datum uitspraak: 10 februari 2014
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [1955],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres, te plaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. P.C. Velleman, en van wat verdachte en de raadsvrouw, mr. K.H. Zonneveld, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat,
ten aanzien van het primair ten laste gelegde,
zij op of omstreeks 24 februari 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Wibautstraat en/of de kruising van de Wibautstraat met de Gijsbrecht van Aemstelstraat, zich zodanig, te weten zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander, zijnde [persoon 1], zwaar lichamelijk letsel, te weten een gedisloceerde enkelfractuur, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Wibautstraat, komende uit de richting van de Weesperstraat en gaande in de richting van het Prins Bernhartplein,
- terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was en/of
- terwijl het donker was en/of
- terwijl het (mot)sneeuwde,
verdachte is, gekomen bij voornoemde kruising niet gestopt voor een in haar richting gekeerd en/of voor het verkeer in haar richting geldend en al enige tijd ROOD licht uitstralend verkeerslicht,
verdachte heeft zich hierbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat voornoemd kruispunt vrij was van (enig) (kruisend) verkeer, doch is voornoemde kruising opgereden terwijl een bromfietser, zijnde voornoemde [persoon 1] welke, gezien verdachtes (rij)richting komend van rechts, bij GROEN licht voornoemde kruising op was gereden,
verdachte heeft (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken voor voornoemde bromfiets,
verdachte is vervolgens tegen de door [persoon 1] bestuurde bromfiets aangereden en/of aangebotst, waardoor voornoemde [persoon 1] voornoemd zwaar lichamelijk letsel, in elk geval zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde,
zij op of omstreeks 24 februari 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Wibautstraat en/of de kruising van de Wibautstraat met de Gijsbrecht van Aemstelstraat, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Wibautstraat, komende uit de richting van de Weesperstraat en gaande in de richting van het Prins Bernhartplein,
- terwijl verdachte ter plaatse (zeer) bekend was en/of
- terwijl het donker was en/of
- terwijl het (mot)sneeuwde,
verdachte is, gekomen bij voornoemde kruising niet gestopt voor een in haar richting gekeerd en/of voor het verkeer in haar richting geldend en al enige tijd ROOD licht uitstralend verkeerslicht,
verdachte heeft zich hierbij niet, althans niet tijdig en/of voldoende, vergewist en/of is zich niet, althans niet tijdig en/of voldoende, blijven vergewissen dat voornoemd kruispunt vrij was van (enig) (kruisend) verkeer, doch is voornoemde kruising opgereden terwijl een bromfietser, zijnde [persoon 1] welke, gezien verdachtes (rij)richting komend van rechts, bij GROEN licht voornoemde kruising op was gereden,
verdachte heeft (vervolgens) niet, althans niet tijdig en/of voldoende, afgeremd en/of is verdachte niet, althans niet tijdig en/of voldoende, uitgeweken voor voornoemde bromfiets,
verdachte is vervolgens tegen de door [persoon 1] bestuurde bromfiets aangereden en/of aangebotst.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
Uit het dossier en uit hetgeen ter zitting is besproken leidt de rechtbank het volgende af.
Op 24 februari 2013 vond te Amsterdam op de kruising van de Wibautstraat met de Gijsbrecht van Aemstelstraat een aanrijding plaats, waarbij 2 voertuigen waren betrokken. Verdachte wordt verweten dat zij deze aanrijding heeft veroorzaakt doordat zij, rijdende in haar personenauto, op voornoemde kruising door een rood uitstralend verkeerslicht is gereden, terwijl het slachtoffer [persoon 1], rijdende op zijn bromfiets, komend van rechts bij groen licht deze kruising was opgereden.
Zowel de verdachte als het slachtoffer hebben verklaard dat zij door groen licht zijn gereden. Verdachte heeft verklaard dat zij met een zogeheten groene golf is meegereden met andere auto’s. Zij is door groen licht gereden en heeft het slachtoffer niet zien wachten bij het stoplicht van voornoemde kruising. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij de Wibautstraat wilde oversteken en zag dat het verkeerslicht voor hem op rood stond. Hij stopte om op het knopje te drukken en nadat het verkeerslicht groen werd, trok hij met zijn snorfiets op om over te steken. Halverwege de rijbaan zag hij een auto van links komen en deze auto reed met volle snelheid tegen hem aan. De verklaring van het slachtoffer wordt ondersteund door het proces-verbaal van onderzoek Verkeersregelinstallatie.
Aan de orde is de vraag of verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan, zoals primair is ten laste gelegd, artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Hiervoor dient de rechtbank te beoordelen of het handelen van verdachte is aan te merken als zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam. Subsidiair is aan de orde de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als standpunt naar voren gebracht dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar haar pleitnotitie, als standpunt naar voren gebracht dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Verdachte heeft op de Wibautstraat te Amsterdam gereden in de richting van het Amstelstation. In het rapport van de politie wordt niet weergegeven dat op de Wibautstraat een groene golf is ingericht. Op de website van de gemeente Amsterdam is gepubliceerd dat tijdens een dalperiode met een snelheid van 50 km/u in één keer kan worden doorgereden vanaf de Gooiseweg tot en met de Herengracht en omgekeerd. Verdachte reed op dat moment in zo’n groene golf. Verdachte reed niet harder dan de toegestane snelheid, is met de stroom achter andere auto’s meegereden en is er van overtuigd dat zij door groen licht is gereden.
In het geval de rechtbank bewezen acht dat verdachte door rood licht is gereden, dan is sprake van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit en betrekt in haar overwegingen het bewijsverweer van de verdediging [1] .
Op 24 februari 2013 omstreeks 20.30 uur te Amsterdam heeft verdachte, terwijl het donker was en mot sneeuwde, als bestuurder van haar personenauto op de Wibautstraat gereden. Verdachte kwam uit de richting van de Weesperstraat en reed in de richting van het Prins Bernhardplein. Op de kruising van de Wibautstraat met de Gijsbrecht van Aemstelstraat heeft een aanrijding plaats gevonden met het slachtoffer, een man op een bromfiets. Verdachte heeft de bromfietser niet gezien, heeft niet geremd en is niet uitgeweken voor de bromfietser [2] .
Het slachtoffer [persoon 1] reed omstreeks 20.30 uur op de Gijsbrecht van Aemstelstraat en zag terwijl hij de Wibautstraat naderde dat het verkeerslicht voor hem op rood stond. Hij is gestopt om op het knopje te drukken. Na enkele seconden zag het slachtoffer dat het verkeerslicht groen werd en trok hij op om over te steken. Halverwege de rijbaan zag hij een auto van links komen en was er geen mogelijkheid meer om deze auto te ontwijken of om te remmen. Deze auto reed met volle snelheid tegen het slachtoffer aan [3] .
Volgens de lezing van het slachtoffer is verdachte door een rood uitstralend verkeerslicht voornoemde kruising opgereden, nadat bromfietser [persoon 1], komend van rechts bij groen licht deze kruising was opgereden. Verdachte is niet gestopt voor een in haar richting gekeerd en voor het verkeer in haar richting geldend en al enige tijd rood uitstralend verkeerslicht [4] .
De verklaring van het slachtoffer [persoon 1] wordt ondersteund door de bevindingen van een opsporings-ambtenaar van de Dienst Infrastructuur, VerkeersOngevalsAnalyse van de Nationale Politie [5] :
Het kruispunt van de Wibautstraat met de Gijsbrecht van Aemstelstraat is voorzien van een verkeerslichteninstallatie met een halfstarre regeling. Een halfstarre regeling is een combinatie van een starre regeling en een voertuigafhankelijke regeling. Binnen de vaste cyclustijd kunnen onder bepaalde voorwaarden de groentijden aan het actuele verkeersaanbod worden aangepast. Bij voertuigafhankelijk wordt er gekeken naar het verkeer wat er op de lus staat.
De regelautomaat maakt gebruik van detectoren in de vorm van elektromagnetische detectielussen in het wegdek. Deze lussen worden geactiveerd door voertuigen welke het elektromagnetische veld beïnvloeden en op deze wijze doen voertuigen een aanvraag om groenlicht te krijgen;
De regelautomaat laat het groen worden en de duur van de groentijd afhangen van het verkeersaanbod op het kruispunt en het verkeer op de eerdere kruispunten;
De kruispunten binnen de regeling werken met zogenaamde stages. De stages zijn voor ieder kruispunt apart ingedeeld. In één stage zitten richtingen welke onderling weliswaar een conflict kunnen hebben, maar deze kunnen nooit op hetzelfde moment groenlicht hebben;
Tijdens het onderzoek op de plaats van het ongeval is gebleken dat de verkeersregelinstallatie en detectielussen naar behoren werkten;
Op 24 februari 2013 omstreeks 20:32 uur is er een telefonische 112 melding bij de meldkamer van de politie gedaan. Uitgaande dat van de tijd van het ongeval tot en met deze melding er maximaal 5 minuten voorbij zijn gegaan, heeft de aanrijding plaats gevonden tussen 20:27 tot en met 20:32 uur;
Aangezien de verkeersregelinstallatie was aangesloten op de kwaliteitscentrale konden de gegevens worden geanalyseerd. De rijrichtingen van de personenauto (hierna: 2) en de snorfiets (hierna: 69) waren conflicterend aan elkaar en konden niet gelijktijdig groenlicht dan wel groen/geellicht uitstralen;
De gegevens van de datalog was uitgelezen rondom het tijdstip van 20:28:50 t/m 20:31:40 uur;
Binnen deze tijdstippen zijn 3 cyclussen aangetroffen waarbij de zgn. verdacht zijnde koplussen detecties zijn gelogd tijdens de roodfase voor richting 2 (personenauto). Voor rijrichting 69 (snorfiets) zijn geen zgn. verdacht zijnde koplusdetecties aangetroffen bij rood licht voor deze richting. Uitlezing van de faselog biedt de volgende gegevens:
 Op richting 2 vindt op tijdstip 20:29:56,5 de eerste zichtbare detectie plaats op de meest linker rijstrook op de verre inmeldlus 204. Deze eindigt op 20:29:57,0 uur;
 Op tijdstip 20:29:58,2 uur de volgende op de meest rechter rijstrook op de koplus 201. Deze eindigt op 20:29:58,7 uur;
 Op het tijdstip 20:29:58,7 uur vindt er een roodlichtnegatie plaats (3 seconden) van een motorvoertuig richting 2. Het lijkt zeer waarschijnlijk dat deze logging behoort bij deze aanrijding;
10. De groenfase van richting 2 duurt van 20:29:23,5 tot 20:29:52,7 uur en gaat over in de vaste geel fase van 3 seconden en eindigt om 20:29:55,7 uur;
10. Op richting 26 heeft er op 20:29:46,0 uur een aanmelding plaatsgehad via de koplus en door middel van de drukknop op 20:29:46,0 uur. Op 20:29:57,6 uur is de starttijd van de groenfase. Er heeft geen roodlichtnegatie plaats gevonden voor de bestuurder van de snorfiets.
10. Uitgaande van het feit dat bij het ongeval betrokken personenauto bovengenoemde detectie op richting 2 had geactiveerd, straalde het voor de verdachte geldende verkeerslicht op het moment van detectie al 3 seconden rood licht uit en had de bestuurder van de snorfiets op richting 26 reeds 1,1 seconden groenlichtfase.
10. Gezien de tijdstippen van deze logging is het zeer waarschijnlijk dat beide voertuigen met elkaar in conflict konden komen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw dat de verdachte in een groene golf met de verkeerstroom achter andere auto’s is meegereden en verwijst naar de bevindingen zoals hiervoor weergegeven in het proces-verbaal van onderzoek Verkeersregelinstallatie.
Daarbij overweegt de rechtbank dat het kruispunt niet was voorzien van een starre regeling met een vaste cyclustijd, maar van een halfstarre en voertuigafhankelijke regeling.
De halfstarre regeling zorgt ervoor dat de verkeersregelinstallatie met een vaste cyclustijd rekening houdt met de verkeersstromen. Dit soort regelingen worden, zoals ook door de raadsvrouw is aangevoerd, vaak toegepast bij “groene golven”. Op een doorgaande weg met veel kruispunten achter elkaar, zoals de Wibautstraat, worden de verkeerslichten op elkaar afgestemd. Bij de voertuigafhankelijke regeling houdt de verkeersregelinstallatie rekening met de verkeerstromen. Het voorbijkomende verkeer wordt door middel van detectielussen in het wegdek gemeten waarop de regeling zich aanpast aan de hoeveelheid en het soort weggebruikers. In een voertuigafhankelijke regeling worden ook andere verkeersdeelnemers gezien door de verkeersregelinstallatie door middel van drukknopen en detectielussen.
4.4.3.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden waaronder de overtreding is begaan. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang.
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak zowel primair als subsidiair is ten laste gelegd dat sprake is van een strafrechtelijk verwijtbare verkeersgedraging. Verdachte is door rood licht gereden en heeft niet gezien dat een bromfietser voornoemde kruising was opgereden. Deze verkeersgedraging dient als een ernstige verkeersovertreding te worden aangemerkt. In het verkeer moeten medeweggebruikers op elkaar kunnen vertrouwen als het gaat om het naleven van de verkeersregels die ten behoeve van de veiligheid zijn opgesteld, maar bij het bepalen van de vraag of verdachte hierbij zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld, zoals vereist bij toepassing van artikel 6 van de Wegenverkeerswet, dient de rechtbank de bijzondere omstandigheden van de onderhavige zaak te beoordelen.
De rechtbank heeft daarbij laten meewegen dat uit het voornoemde proces-verbaal van onderzoek Verkeersregelinstallatie is gebleken dat de verkeersregelinstallatie op het kruispunt van de Wibautstraat en de Gijsbrecht van Aemstelstraat naar behoren werkte en dat uit het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse duidelijk is geworden dat zowel de personenauto van verdachte als de bromfiets van het slachtoffer voldeden aan de daartoe gestelde eisen. Ook waren er ten aanzien van de weg en de wegverlichting geen omstandigheden aanwezig die de oorzaak, gevolgen of toedracht van het ongeval zouden kunnen hebben beïnvloed. Het kruispunt was gelegen binnen de bebouwde kom en de wettelijk toegestane maximum snelheid ter plaatse was 50 km/u voor de personenauto en 25 km/u voor de snorfiets. Niet is gebleken dat deze snelheid is overschreden en hoewel sprake was van motsneeuw ten tijde van het ongeval is uit de verklaringen van de bestuurders van de voertuigen niet gebleken dat zij hiervan last hebben gehad.
Gelet op de in rubriek 4.4.1. opgesomde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte niet is gestopt voor een voor haar rood uitstralend verkeerslicht. Verdachte heeft niet goed opgelet, is door rood licht gereden en heeft het slachtoffer niet gezien.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele niet waarnemen van het rode verkeerslicht weliswaar als een ernstige verkeersfout kan worden aangemerkt, waarvan de volgen voor het slachtoffer groot zijn, maar deze verkeersfout acht de rechtbank onvoldoende om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel voldoende wettig en overtuigend bewezen dat zich door haar handelen schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde overtreding.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte,
ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde,
op 24 februari 2013 te Amsterdam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de Wibautstraat en de kruising van de Wibautstraat met de Gijsbrecht van Aemstelstraat, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt,
bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de Wibautstraat, komende uit de richting van de Weesperstraat en gaande in de richting van het Prins Bernhardplein,
- terwijl het donker was en/of
- terwijl het (mot)sneeuwde,
verdachte is, gekomen bij voornoemde kruising niet gestopt voor een in haar richting gekeerd en voor het verkeer in haar richting geldend en al enige tijd rood licht uitstralend verkeerslicht,
verdachte heeft zich hierbij niet vergewist en is zich niet voldoende, blijven vergewissen dat voornoemd kruispunt vrij was van enig kruisend verkeer, doch is voornoemde kruising opgereden terwijl een bromfietser, zijnde [persoon 1] welke, gezien verdachtes rijrichting komend van rechts, bij groen licht voornoemde kruising op was gereden,
verdachte heeft niet afgeremd en is niet uitgeweken voor voornoemde bromfiets,
verdachte is vervolgens tegen de door [persoon 1] bestuurde bromfiets aangereden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde dient te worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 3 weken en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn eis rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte onvoldoende heeft opgelet op het moment dat zij een rood uitstralend verkeerslicht naderde, waardoor het leven van het slachtoffer ingrijpend is veranderd. Als gevolg van de aanrijding is het slachtoffer twee keer geopereerd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, onder verwijzing naar haar pleitnotitie als strafmaatverweer aangevoerd dat verdachte heel erg is geschrokken van het voorval. Zij leeft al bijna een jaar met het feit dat zij een verkeersovertreding heeft begaan en haar rijgedrag wordt hierdoor beïnvloed. Zij rijdt niet meer naar Amsterdam en gebruikt haar auto alleen nog maar om boodschappen te doen. Verdachte heeft versleten knieën en heeft daarom haar auto nodig. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor een verkeersovertreding en haar zoon heeft direct na het ongeluk geprobeerd contact op te nemen met het slachtoffer.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf laten meewegen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstige verkeersovertreding, zoals hiervoor bewezen is verklaard. Het slachtoffer is als gevolg van dit verkeersongeval zwaar gewond geraakt, in het ziekenhuis opgenomen en aldaar twee keer geopereerd.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld, alsmede dat verdachte heeft laten blijken dat zij erg geschrokken is van het verkeersongeval en dat haar rijgedrag hierdoor is beïnvloed.
Nu de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 is een lagere straf op zijn plaats dan door de officier van justitie gevorderd. Artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 verbiedt gevaarlijk gedrag in het verkeer en de op te leggen straf dient dan ook met name gerelateerd te zijn aan de mate van gevaarzetting en niet aan de ernst van de gevolgen. Alles overwegende acht de rechtbank na te noemen strafoplegging passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete ter hoogte van
€ 400,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van
8 dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
6 maanden.
Beveelt dat deze bijkomende straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. Moors, voorzitter,
mrs. O.P.G. Vos en C.J. Petiet, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 februari 2014.
De jongste rechter is buiten
staat mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 januari 2014.
3.Proces-verbaal verhoor benadeelde [persoon 1] (P. 007-008).
4.Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (P. 016-025).
5.Proces-verbaal van onderzoek Verkeersregelinstallatie (P. 034-047).