4.2Het oordeel van de rechtbank
feit 1 primair en feit 1 subsidiair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat voor de verwijten die verdachte in de tenlastelegging worden gemaakt onder feit 1, zowel primair als subsidiair (met name hetgeen achter de gedachtestreepjes in de feitelijke omschrijving is vermeld), gelet op de inhoud van het dossier en de jurisprudentie inzake faillissements-fraude, onvoldoende bewijs voorhanden is en dus vrijspraak dient te volgen.
feit 2
[bedrijf 1] (met de statutaire zetel in Breda) is op 25 januari 2012 opgericht. Op 30 december 2013 vond een naamswijziging plaats in [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). [medeverdachte] was sinds 6 juni 2013 als bestuurder (penningmeester/voorzitter) van deze [bedrijf 1] in dienst en hij was vanaf 1 juli 2014 alleen/zelfstandig bevoegd om te handelen namens de [bedrijf 1] .
Uit onderzoek naar de bankafschriften van de [bedrijf 1] blijkt dat er in de jaren 2013 en 2014 vanaf de rekeningen [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] geldbedragen zijn overgeboekt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] bij de ING Bank.In de periode van 4 januari 2013 tot 19 september 2014 vinden een groot aantal overboekingen plaats van bankrekeningen van de [bedrijf 1] naar deze bankrekening met nummer [rekeningnummer 3] . De overboekingen variëren van € 24 tot € 18.000 en betreffen alle ronde bedragen. Het betreft in de periode vanaf 1 januari 2013 in totaal een bedrag van € 114.284 (€ 118.321,20
-/- € 250 -/- € 3.787,20).
Het rekeningnummer [rekeningnummer 3] staat op naam van [bedrijf 2] . Verdachte is (naast [naam 2] en [naam 3] ) vertegenwoordiger van deze rechtspersoon. Op 28 maart 2012 is een zakelijk betaalpakket aangevraagd bij de ING Bank op naam van [bedrijf 2] . Voor deze betaalrekening is uiteindelijk één betaalpas afgegeven, met verdachte als pashouder. Deze pas heeft volgnummer 004. Met deze pas wordt in totaal € 60.480 opgenomen bij geldautomaten in Breda en wordt in totaal € 59.210 opgenomen bij geldautomaten bij postkantoren.
Verdachte heeft verklaard dat hij deze bankrekening van [bedrijf 2] beheert en dat hij geld van deze rekening heeft afgehaald. Voorts heeft hij over de overboekingen van de [bedrijf 1] naar [bedrijf 2] verklaard dat dit geld op zijn privé-conto kan worden gezet en dat hij niet weet of er onderliggende stukken van zijn. Hij heeft gevraagd geld over te maken als hij gewerkt had omdat hij daarvoor beloond wilde worden. Hij maakte dan een briefje waarop stond hoeveel er moest worden overgemaakt. Dit legde hij dan weg bij de administratie. Het betreft volgens verdachte geld dat hij zich op basis van overige werkzaamheden heeft toegeëigend.
In de inbeslaggenomen administratie zijn geen overeenkomsten, notities, contracten,
declaratiebonnetjes of iets dergelijks gevonden die het overboeken van deze bedragen aan [bedrijf 2] onderbouwen en derhalve rechtvaardigen.
[medeverdachte] , bestuurder van de [bedrijf 1] , heeft verklaard dat hij verantwoordelijk was voor de financiële administratie en de overboekingen deed. Hij heeft onkosten-declaraties betaald aan [bedrijf 2] . Hij weet niet waar die voor bestemd waren. Verdachte gaf aan dat het voor hem bestemd was. [medeverdachte] kreeg een briefje met een bedrag erop en een rekeningnummer. Hij is nalatig geweest door niet te vragen om een bonnetje of anderszins bewijs. Er was geen basis voor deze overboekingen.
De heer [naam 4] van het bedrijf [bedrijf 5] heeft op verzoek van verdachte toegezegd dat [bedrijf 5] de jaarstukken van de [bedrijf 1] zou opmaken. De administratieve gegevens werden meestal per mail aangeleverd. Verdachte kon desgevraagd geen onderbouwing geven voor de overboekingen naar [bedrijf 2] .
Betrokkenheid verdachte bij de [bedrijf 1]
Zoals hiervoor al is vermeld heeft verdachte aan [bedrijf 5] gevraagd de jaarstukken van de [bedrijf 1] op te maken. [naam 4] van [bedrijf 5] heeft ook nog verklaard dat hij het idee had dat verdachte de touwtjes in handen had bij de [bedrijf 1] en daar feitelijk de leiding had.Verdachte heeft zich aan hem voorgesteld als directeur van de [bedrijf 1] .
Verdachte heeft zelf over zijn rol binnen de [bedrijf 1] verklaard dat hem is gevraagd de [bedrijf 1] te helpen bij het certificeren, wat hij ook gedaan heeft. Daarnaast werkte hij bij de [bedrijf 1] als zelfstandig adviseur voor het maken van protocollen, concepten en werkprocessen. Hij kreeg daarnaast een salaris voor zijn functie als sociaal maatschappelijk dienstverlener.Hij was ook vraagbaak. Als er brand geblust moest worden, was hij als degene met de meeste ervaring degene die bluste. Hij was manusje van alles en hielp met van alles. Hij heeft ervoor gezorgd dat alles kon blijven draaien en heeft de mensen gecoacht.
[naam 1] , eerder bestuurder van de [bedrijf 1] , heeft over verdachte verklaard dat verdachte alles regelde. Hij kwam met de ideeën en het concept. Verdachte was er altijd bij. Hij adviseerde over alles, zoals over de Kamer van Koophandel en het naar de bank gaan. Verdachte leerde [medeverdachte] in het begin ook hoe hij de administratie en de zorgplannen moest regelen. Verdachte was bezig met de organisatie van de [bedrijf 1] , met zorgplannen, coachen van medewerkers en nieuwe aanmeldingen. Volgens [naam 1] deed [medeverdachte] de facturen en de financiën in opdracht van verdachte. Verdachte had de leiding. [medeverdachte] deed gewoon wat verdachte zei. Verdachte gaf de opdrachten met betrekking tot de administratie. Hij zei wat er gedaan moest worden.
[medeverdachte] verklaart dat verdachte verantwoordelijk was voor de certificering, het klaarmaken van de onderneming, het geven van advies en maatschappelijke vraagstukken. In het laatste half jaar van 2014 heeft hij verdachte gevraagd de crediteurenregelingen te doen.
Voorts zijn er schriftelijke bescheiden waaruit de rol van verdachte binnen de [bedrijf 1] naar voren komt, namelijk:
- in een brief van 17 juni 2013, die verdachte namens [medeverdachte] verstuurt, noemt verdachte zichzelf “coördinator IWTB”.
- In een brief van 29 oktober 2013 van de [bedrijf 1] aan de gemeente Breda wordt aangegeven dat verdachte in loondienst werkzaam is voor de [bedrijf 1] in de functie van beleidsmedewerker en directievoerend.
- In een gemeentelijk rapport van 3 oktober 2013, welk rapport is opgesteld naar aanleiding van een huisbezoek in het kader van het vaststellen van een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand, staat dat verdachte zich volgens eigen zeggen aan de rapporteur voorstelde als een bestuurslid van de [bedrijf 1] .
- In een brief van 13 november 2013 van de [bedrijf 1] aan de gemeente Breda ondertekent verdachte namens de [bedrijf 1] .
- In een brief van 10 mei 2014 van de [bedrijf 1] aan [naam 5] met betrekking tot het opzeggen van de PGB-overeenkomst (waarbij PGB staat voor persoonsgebonden budget), ondertekent verdachte met als bijvoeging “beleidsmedewerker”.
- In geregistreerde meldingen bij de politie en de gemeente stelt verdachte zich op als coördinator of woordvoerder van de [bedrijf 1] .
- Uit verslagen van CZ omtrent huisbezoeken blijkt dat in de PGB-overeenkomsten tussen het zorgkantoor CZ en de PGB-houder verdachte zichzelf opgeeft als contactpersoon en trajectbegeleider van de PGB-houders.
- Dit wordt tevens bevestigd door een verklaring van [naam 3] , een voormalig bestuurslid van de [bedrijf 1] , die aangeeft dat verdachte in feite de [bedrijf 1] coördineert maar nergens in de papieren vermeld staat.
- Uit de inbeslaggenomen stukken van de [bedrijf 1] die bij de curator lagen (bijvoorbeeld notulen van een bestuursvergadering en een oprichtingsdocument van [bedrijf 1] ) blijkt dat verdachte intern aangemerkt wordt als voorzitter en directeur operationele zaken, crisismanager en coördinator van [bedrijf 1] . Samen met [naam 1] vormt hij het dagelijks bestuur van [bedrijf 1] . In de notulen van de bijzondere bestuursvergadering d.d. 20 mei 2013 stelt hij zich tevens op als crisismanager die de [bedrijf 1] verder gaat helpen met professionaliseren.
Uit de genoemde bescheiden, in samenhang bezien met de genoemde verklaringen van [naam 4] , [medeverdachte] , verdachte zelf en [naam 1] over de rol van verdachte binnen de [bedrijf 1] , leidt de rechtbank af dat verdachte een bepalende en sturende rol had en daarmee feitelijk leidinggevende was van de [bedrijf 1] .
Als feitelijk leidinggevende kon verdachte beschikken over het geld waarover de [bedrijf 1] beschikte. Verdachte heeft, zoals uit de hiervoor vermelde verklaring van verdachte en van [medeverdachte] blijkt, geld van de bankrekening van de [bedrijf 1] laten overmaken naar de bankrekening van [bedrijf 2] , van welke stichting hij vertegenwoordiger was en van welke bankrekening hij de beheerder was, en hij heeft geld van die bankrekening opgenomen. Voorts blijkt uit genoemde verklaringen en uit de inbeslaggenomen administratie van de [bedrijf 1] dat er geen enkele onderbouwing was voor de overboekingen van de rekening van de [bedrijf 1] naar die van [bedrijf 2] en staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte zich dit geld wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Daarmee acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen.