3.1In deze procedure staan de volgende feiten vast:
De auto van [gedaagde] , met kenteken [kenteken] (hierna: de auto), was op 23 juni 2014 ingevolge de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorvoertuigen (hierna: WAM) verzekerd bij [eiseres] .
Op deze verzekering waren de “Voorwaarden Personenautoverzekering 2014” (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing. In de polisvoorwaarden staat onder meer het volgende:
“Wat gebeurt er bij opzettelijk veroorzaakte schade?
Niet verzekerd is schade die de verzekerde opzettelijk heeft veroorzaakt of verergerd. Dit geldt ook als de schade met toestemming van de verzekerde is veroorzaakt of verergerd.
In welke andere gevallen biedt de verzekering geen dekking?
De verzekering biedt geen dekking als:
[…]”
“Hoe regelen wij de schade?
Wij regelen de schade en stellen die vast. Wij hebben het recht om de schade rechtstreeks met de benadeelde af te handelen. Wij houden daarbij zoveel mogelijk rekening met het belang van de verzekerde.
Wanneer verhalen wij de schade op de verzekerde?
Wij verhalen de schade op de verzekerde als hij volgens deze voorwaarden niet verzekerd is en wij toch een bedrag moeten betalen. Wij kunnen ook de rente en andere kosten verhalen op de verzekerde.”
3. Op 23 juni 2014 was [gedaagde] als bestuurder van de auto betrokken bij een aanrijding met de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ). Naar aanleiding van die aanrijding heeft [naam 1] bij de politie aangifte gedaan jegens [gedaagde] . In de aangifte staat onder meer het volgende:
“Vandaag, 23 juni 2014, was ik stage aan het lopen als toezichthouder bij de Rooi Pannen aan de Dr. Ahausstraat 1 te Tilburg.
Ik liep samen met toezichthouders [naam 2] over het terrein en [naam 3] kwam er ook bij. Omstreeks 14.55 uur kwam een docent naar buiten rennen, welke riep “Hou hem tegen”. Ik zag dat er een jongen voorbij kwam rennen. Het was een dunne jongen die wegrende. Ik zag dat de jongen in een rode auto stapte, een klein model, mogelijk een Opel.
Ik rende via het voetpad naar de Reitse Hoevenstraat. Ik zag dat de jongen over het parkeerterrein wegreed naar de Reitse Hoevenstraat.
Ik zag dat de jongen met de auto linksaf sloeg. Ik kwam voor de jongen en z’n auto uit. Ik gaf hem een stopteken met m’n beide handen.
Ik ben duidelijk gekleed in een zwarte broek en een rode jas van de Rooi Pannen met daarop ‘Toezicht’.
Ik hoorde en zag dat de jongen met de auto wat afremde en vervolgens op schakelde en vervolgens plankgas gaf.
Ik werd door zijn auto aangereden tegen mijn knieën en mijn benen. Door de klap schoof ik rechts van de motorkap af. Ik kwam ten val en de jongen met de auto reed door in de richting van de Wandelboslaan.”
4. In het proces-verbaal van het eerste verhoor van [gedaagde] staat onder meer het volgende:
“Ik zag hem achter me aanrennen en ik stapte snel in mijn auto. Ik zag dat [kantonrechter: de docent] het hek dicht wilde doen. Ik wilde wegrijden. Ik draaide links in. Ik keek nog om me heen. Ik zag een beveiliger aan de rechter zijkant van mijn auto staan. Hij sloeg nog met zijn vuist op de voorkant. Ik wilde hem sowieso geen pijn doen dus ik draaide een beetje naar links. Ik wilde hem een beetje afschudden. Hij stond aan de rechtervoorkant van mijn auto.
O: Verdachte geeft aan tijdens het lezen van het verhoor dat ‘afschudden’ een beetje raar klinkt en dat het gewoon de bedoeling was om om hem heen te rijden.
V: Heb je op enig moment gedacht om uit te stappen?
A: Ik dacht van het is nu al zover gekomen, ik wil nu gewoon naar huis. De politie komt toch wel naar mijn huis toe.
V: Heb je gemerkt dat je hem raakte?
A: Ik reed gewoon rustig, stapvoets uit die uitrit. Hij had zijn hand op mijn motorkap gezet aan de rechtervoorzijde en toen ben ik een beetje naar links gestuurd.
V: Maar heb jij die man geraakt die voor je auto stond?
A: Nee, ik heb hem volgens mij niet geraakt.”
5. [gedaagde] is strafrechtelijk vervolgd naar aanleiding van de aanrijding en op 20 juni 2017 door de politierechter te Breda veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde mishandeling, die op de tenlastelegging als volgt was omschreven:
“hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Tilburg opzettelijk mishandelend een persoon (te weten A.O.S. [naam 1] ), met een (personen)auto met hoge/versnelde snelheid heeft aangereden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(art. 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht).”
6. [eiseres] heeft aan [naam 1] een schadevergoeding uitgekeerd van in totaal € 35.213,05.
7. Bij brief van 13 september 2017 heeft [eiseres] [gedaagde] onder meer bericht dat [gedaagde] de schade opzettelijk heeft veroorzaakt, dat de schade derhalve niet verzekerd is en dat [eiseres] de schade op [gedaagde] verhaalt.
8. Bij brief van 29 september 2017 heeft (de gemachtigde van) [gedaagde] [eiseres] onder meer bericht dat er sprake was van voorwaardelijk opzet en dat voorwaardelijk opzet in de voorwaarden niet is genoemd als uitsluitingsvoorwaarde.