In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S. Oord, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau. De eisers hebben beroep ingesteld tegen verschillende besluiten van het college met betrekking tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang vanwege overtredingen van de Wet milieubeheer. De rechtbank heeft zich ambtshalve de vraag gesteld of zij bevoegd was om kennis te nemen van de beroepen van eisers.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestreden besluiten betrekking hebben op handhaving van de Wet milieubeheer, waarvoor volgens de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) in eerste en enige aanleg bevoegd is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat zij onbevoegd is en heeft de beroepen ter behandeling doorgezonden aan de AbRS.
Daarnaast heeft de rechtbank het college opgedragen het betaalde griffierecht aan eisers te vergoeden, omdat de bestreden besluiten onjuist waren voorzien van een rechtsmiddelenclausule. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de AbRS.