ECLI:NL:RBZWB:2018:3721

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
02-800749-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

Op 27 oktober 2016 vond er een tragisch verkeersongeval plaats op de Bredaseweg te Tilburg, waarbij twee voetgangers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], om het leven kwamen. De verdachte, bestuurder van een Volkswagen Polo, reed met een snelheid van minimaal 72 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in aanzienlijke mate onvoorzichtig en onachtzaam had gereden, wat leidde tot de fatale aanrijding. De rechtbank stelde vast dat de verdachte niet voldoende aandacht aan de weg had besteed en niet tijdig had kunnen remmen of uitwijken. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 108 dagen op, met aftrek van voorarrest, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast kreeg de verdachte een rijontzegging van 5 jaar, waarvan 2 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernstige gevolgen van het ongeval voor de nabestaanden en de eerdere verkeersovertredingen van de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voorzichtigheid in het verkeer, vooral in drukke en donkere omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800749-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Nillesen, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 juni 2018, waarbij de officier van justitie, mr. Bezem, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
hij op of omstreeks 27 oktober 2016 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volkswagen Polo), daarmede rijdende over de weg, de Bredaseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval in hoge, althans in aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend
en/of ondeskundig, met dat motorrijtuig rijdende met een snelheid van minimaal 72 kilometer per uur, althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in ieder geval met een
gelet op de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheid en komend vanaf de kruising/splitsing van de Schouwburgring en gaande op de Bredaseweg
- niet voortdurend, althans niet voldoende zijn, verdachtes, aandacht te richten en/of gericht te houden op het zich voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van voormelde weg(en) en/of op de zich aldaar bevindende overige verkeersdeelnemer(s) en/of
- op een voor hem (gezien zijn rijrichting) verkeerd voorsorteervak voor te sorteren en/of
- daarbij een bus van Arriva rechts te passeren/in te halen en/of
- niet, althans niet behoorlijk tijdig en/of voldoende het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig af te remmen en/of tot stilstand te brengen en/of
- niet met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig uit te wijken, in ieder geval zonder voldoende en/of tijdig maatregelen te treffen teneinde een botsing/aanrijding te voorkomen met twee overstekende voetgangers,
(mede) ten gevolge waarvan hij, verdachte, in botsing/aanrijding is gekomen met twee voetgangers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waardoor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] werden gedood, zulks terwijl het feit (mede) werd veroorzaakt doordat hij, verdachte, toen daar een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid van 50 kilometer per uur in ernstige mate heeft overschreden,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 WVW waarbij er sprake is van een zeer hoge mate van schuld. De slachtoffers zijn overleden als gevolg van de aanrijding.
De officier van justitie baseert zich daarbij op de vaststelling dat verdachte 72 km per uur reed daar waar 50 km per uur was toegestaan waarbij de omstandigheden juist extra alertheid vergden. De Bredaseweg is een weg waar zelfs de toegestane snelheid al te snel lijkt. Daarbij was het de bewuste avond donker en was het koopavond waardoor het extra druk in het centrum was. Verdachte haalde ook nog een bus in die onderweg was naar een bushalte. De kans dat er mensen naar de bushalte overstaken was aldus ook aanwezig. Verdachte heeft zijn auto niet tijdig tot stilstand gebracht en uit de feiten blijkt dat hij niet voortdurend zijn aandacht op de weg heeft gehad. Dit alles in samenhang bezien met de vermijdbaarheidsberekening, welke berekening vaststelt dat in het theoretische scenario dat de voetgangers in rechte lijn waren overgestoken het ongeluk was voorkomen indien met een voertuigsnelheid van 50 km per uur was gereden, is de officier van justitie van mening dat er sprake is van zeer hoge mate van schuld. Hierbij wordt onder meer verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2008:BC7914). De officier van justitie is daarnaast van mening dat er sprake is van een ernstige mate van overschrijding van de maximumsnelheid als bedoeld in artikel 175 derde lid WVW. Procentueel heeft verdachte de toegestane snelheid van 50 km per uur met 44% overschreden. In verhouding met de toegestane maximumsnelheid is dus sprake van een zeer forse overschrijding. Reden waarom deze overschrijding naar de mening van de officier van justitie een zelfstandige gedraging betreft die leidt tot verhoging van het wettelijk strafmaximum. De officier van justitie acht niet bewezen dat er sprake is geweest van roekeloosheid.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en dat verdachte moet worden vrijgesproken. Het enkel te hard rijden levert geen aanmerkelijke onvoorzichtigheid op. Er is niet gebleken van zogenoemde “plusjes” die tot een bewezenverklaring zouden kunnen leiden. Immers kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van causaliteit tussen het verkeerd voorgesorteerd staan en de uiteindelijke aanrijding. Verder kan aan de hand van het dossier niet worden vastgesteld dat verdachte niet voortdurend of niet voldoende zijn aandacht op de weg heeft gehad. Voorts kan uit het vermijdbaarheidsonderzoek onvoldoende hard worden bepaald wat de looprichting van de slachtoffers is geweest, alsmede wat hun positie is geweest, waardoor er geen deugdelijke vermijdbaarheidsberekening kan worden gemaakt.
Subsidiair is de verdediging van mening dat er hoogstens sprake is van aanmerkelijke schuld. Een overschrijding van de maximum snelheid met ongeveer 20 km per uur kan niet als excessief worden aangemerkt in de zin van artikel 175 lid 3 WVW. De verdediging verwijst hierbij naar een aantal arresten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op donderdag 27 oktober 2016 omstreeks 20.00 uur vond op de Bredaseweg te Tilburg een ongeval plaats tussen een personenauto, Volkswagen Polo kenteken [kenteken] , en twee voetgangers. De voetgangers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn ten gevolge hiervan overleden.
De bewuste avond reed verdachte als bestuurder in deze personenauto. Hij heeft hierover verklaard dat hij die avond op de Schouwburgring in de richting van de verkeerslichten richting de Bredaseweg reed en stopte op de rijstrook om rechtsaf te slaan naar de Noordhoekring. Toen de verkeerslichten groen werden, besloot verdachte alsnog rechtdoor te gaan. Hij haalde hierbij een bus rechts in, die links van hem voorgesorteerd stond om rechtdoor richting de Bredaseweg te gaan. Verdachte weet niet hoe hard hij op dat moment reed. Hij heeft ook niemand zien oversteken en heeft ook geen fietser gezien. [1]
Naar aanleiding van het ongeval werd forensisch onderzoek verricht. Daarbij werd het volgende vastgesteld.
Het verkeersongeval had plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Bredaseweg ter hoogte van huisnummer [nummer] , gelegen binnen de bebouwde kom van Tilburg. Ter plaatse was de Bredaseweg aangeduid als voorrangsweg en gold een maximum snelheid van 50 km per uur. [2] De Bredaseweg bestond uit één rijbaan, die door middel van een onderbroken as-markering was verdeeld in twee rijstroken, bestemd voor het verkeer in beide richting met aan weerszijden van de rijbaan een fietsstrook in een afwijkende kleur, die door middel van een onderbroken deelstreep van de rijbaan is gescheiden [3] . De plaats van het ongeval maakt deel uit van het centrum van Tilburg en op het moment van de aanrijding waren de winkels geopend in verband met koopavond. [4] Het was die avond helder en droog. Op het moment van de aanrijding was het donker. De wegsituatie en/of inrichting van de weg werd niet belemmerd door vaste obstakels. De straatverlichting was in werking en straalde neutraal licht uit [5] .
De bewuste avond werden er beelden gemaakt door het camerasysteem van stadsbus 775 en door het camerasysteem van café [naam 1] . Stadsbus 775 reed die avond over de Schouwburgring te Tilburg komende uit de richting van het stadhuisplein en gaande via de Bredaseweg in de richting van de Ringbaan West. Stadsbus 775 had een deel van de route van de Volkswagen Polo vastgelegd met camerabeelden. Daarop is onder meer te zien dat de stadsbus ter hoogte van café [naam 1] op de Bredaseweg stopte omdat de vrouwelijke voetganger op de rechterrijstrook lag. De bewakingscamera van café [naam 1] was deels op de Bredaseweg gericht en op de beelden daarvan stond de Volkswagen Polo ook op beeld. [6] Deze beelden zijn bekeken en onderzocht door het NFI. [7] Onderzoek heeft ertoe geleid dat de gemiddelde snelheid van de auto, zichtbaar in de camerabeelden van het camerasysteem van de bus gecombineerd met camerabeelden van het camerasysteem van café [naam 1] over een traject van ongeveer 155 meter, werd vastgesteld op minimaal 72 km per uur. Dit was het traject vanaf het einde van de voorsorteerstrook tot café [naam 1] .
Ook is er onderzoek verricht naar de werpafstand. [8] De werpafstand van slachtoffer [slachtoffer 2] werd gemeten in een tekenprogramma en dit betrof vanaf de plaats ongeval 30 meter. Vastgesteld werd dat deze werpafstand werd verkregen bij snelheden welke statistisch tussen de 60 km per uur en 78 km per uur liggen. De werpafstanden van 30 meter werden bij botsproeven daadwerkelijk verkregen bij snelheden rond de 70 km per uur.
Er waren die avond meerdere personen die verdachte hebben zien rijden. Zij zijn als getuigen gehoord. Getuige [naam 2] [9] fietste die avond op de Bredaseweg en heeft verklaard dat zij werd ingehaald door een donkerkleurige auto die hard reed. Getuige dacht nog: “Als iemand oversteekt is het afgelopen”. Getuige [naam 3] [10] schatte de gemiddelde snelheid van de Volkswagen Polo op de Bredaseweg op 60 à 70 km per uur. Getuige [naam 4] [11] schatte de snelheid van de auto op ongeveer 70 km per uur.
De rechtbank is, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, van oordeel dat kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het ongeval minimaal 72 km per uur reed waar 50 km per uur was toegestaan. De onderzoeken vinden steun in de verklaringen van genoemde getuigen. De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. De verdediging heeft deze vastgestelde snelheid ook niet betwist.
Naast het feit dat verdachte met te hoge snelheid op de Bredaseweg heeft gereden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet voldoende zijn aandacht op de weg heeft gehad. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op basis van de aangetroffen situatie, de sporen, de eindpositie van de slachtoffers, de schade aan de Volkswagen Polo, de camerabeelden en het onderzoek door het NFI is door verbalisanten [naam 5] en [naam 6] het volgende vastgesteld. [12]
Aan de hand van het vergelijkend glas-, vezel- en textielonderzoek van het NFI [13] is onder meer vastgesteld dat mevrouw [slachtoffer 2] een vleeswond had aan de binnenzijde van het rechterbovenbeen. Aan een uitstekend onderdeel aan de linker voorzijde bij de wielkast van de Volkswagen Polo werd een stukje op lichaamsweefsel gelijkend materiaal aangetroffen waarvan werd vastgesteld dat celmateriaal hierin afkomstig kon zijn van slachtoffer [slachtoffer 2] . Tevens werd in een stukje glas van de buitenzijde van de voorruit een op huidweefsel gelijkend materiaal aangetroffen waarvan werd vastgesteld dat het celmateriaal hierin afkomstig kon zijn van slachtoffer [slachtoffer 1] . Op basis van onder meer deze bevindingen is geconcludeerd dat het passend is dat de slachtoffers van links werden aangereden door de Volkswagen Polo en dat mevrouw [slachtoffer 2] zich links van het voertuig bevond toen zij geraakt werd, terwijl de heer [slachtoffer 1] voor het eerst geraakt werd door de voorbumper van de Volkswagen
Op de rijbaan en het trottoir van de Bredaseweg werd een glassplinterveld waargenomen. De aanvang van dit glassplinterveld werd aangemerkt als spoor en voorzien van nummerschild 0. [14] Gelet op de positie en het verloop van het glassplinterveld was dit spoor passend bij het scenario dat de botsing had plaatsgevonden voor aanvang van het glassplintersveld, op de rechterrijstrook.
Het Team Forensische Opsporing komt tot de volgende toedracht [15] :
De bestuurder van de Volkswagen Polo heeft gereden over de Schouwburgring te Tilburg
komende uit de richting vanaf het Stadhuisplein en gaande in de richting van de
Ringbaan West. De beide voetgangers bevonden zich aan de noordzijde van de Bredaseweg
ter hoogte en aan de overzijde van Café [naam 1] . Zij hadden het voornemen om de
rijbaan over te steken in zuidelijke richting. De Volkswagen Polo stopte voor het rode
verkeerslicht voor het kruispunt met de Noordhoekring te Tilburg naast stadsbus 775. De
Volkswagen Polo stond hierbij op de voorsorteerstrook voor het rechts afslaand verkeer gaande in de richting van de Noordhoekring. Bij groen licht trok de Volkswagen Polo op, maar volgde niet de aangegeven rijrichting en reed rechtuit de Bredaseweg op met een gemiddelde minimale snelheid van 43 km per uur en de gemiddelde maximale snelheid
57 km per uur in de richting van de Ringbaan West. Ter hoogte van café [naam 1] staken de voetgangers de rijbaan van rechts naar links over, gezien vanuit de Volkswagen Polo. Op het moment dat de voetgangers zich op de rechterrijstrook bevonden, reed de Volkswagen Polo daar met een minimale gemiddelde snelheid van 72 km/h. Hierop botste de Volkswagen Polo met de voorzijde tegen de linkerzijde van de beide voetgangers.
Getuige [naam 2] [16] heeft over de positie van de slachtoffers verklaard dat zij twee mensen op de weg zag staan die aan het kijken waren of ze over konden steken. Ze stonden halverwege op de rijstrook, misschien iets meer naar het trottoir. Dit was op de rijstrook aan de zijde van de begraafplaats. Getuige zag ze twijfelend kijken of ze konden oversteken. Ze stonden namelijk wat voorovergeleund. Het volgende moment zag getuige dat de mensen werden aangereden.
Op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het ongeval op de eigen weghelft, te weten de rechterrijstrook, reed. Daarnaast kan worden vastgesteld dat de slachtoffers zich op het moment van het ongeval ook op deze rijstrook bevonden. Dit blijkt niet alleen uit het forensisch onderzoek, maar ook getuige [naam 2] heeft dit verklaard. Dit in samenhang bezien maakt dat de rechtbank van oordeel is dat kan worden vastgesteld dat zowel verdachte als de slachtoffers zich op de rechterrijstrook bevonden. De looprichting van de slachtoffers, namelijk of zij nu vanuit de Volkswagen Polo bezien van rechts naar links of van links naar rechts liepen, maakt dit niet anders.
Verdachte heeft verklaard niemand op de weg te hebben gezien. Uit het gegeven dat de slachtoffers zich op de rijstrook bevonden waar verdachte reed en verdachte de slachtoffers niet eerder heeft opgemerkt dan op het moment van aanrijden, kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat verdachte zijn aandacht niet voldoende op de weg heeft gehad. Immers bij voortdurende aandacht op de weg had verdachte de slachtoffers op zijn rijstrook op enig moment wel op moeten merken. Slachtoffer [slachtoffer 2] is immers in aanraking gekomen met de wielkast linkerzijde van de Volkswagen terwijl de Volkswagen op de eigen rijstrook reed volgens getuige [naam 2] . Dat verdachte zijn aandacht niet op de weg had, blijkt tevens uit het feit dat verdachte ook onder meer getuige [naam 2] niet heeft opgemerkt. Dit terwijl getuige [naam 2] op de fiets even daarvoor door verdachte werd ingehaald.
Verdachte heeft als gevolg van het niet voldoende de aandacht op de weg te richten, ook niet op tijd kunnen remmen dan wel uit kunnen wijken ten einde het ongeval te voorkomen.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt het causaal verband tussen het verkeerd voorsorteren en het ongeval. Niet is gebleken dat deze gedraging in enige mate heeft bijgedragen aan het ongeval.
De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte door zijn gedragingen schuld heeft, en zo ja in welke mate, aan het verkeersongeval.
Hierbij overweegt de rechtbank het volgende.
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, dient de rechtbank dus op grond van voormeld toetsingskader vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht.
Het ongeval heeft plaatsgevonden op donderdagavond 27 oktober 2016 omstreeks
20
uur. Het was toen donker en de winkels waren nog geopend. Naar algemene ervaringsregels brengt het open zijn van winkels meer publiek en daarmee ook meer weggebruikers met zich mee. Dit gegeven in samenhang bezien met het feit dat het donker was, betekent naar het oordeel van de rechtbank dat er van een automobilist extra voorzichtigheid mag worden verwacht. Het gegeven dat er straatverlichting aanwezig was doet hier niet aan af. Het betreft een feit van algemene bekendheid dat weggebruikers en met name voetgangers in het donker minder goed zichtbaar zijn dan met daglicht.
Ook de verkeerssituatie op de Bredaseweg, maakt dat van een automobilist extra voorzichtigheid mag worden gevraagd. Het betreft twee rijstroken zonder middenberm, een voor elke rijrichting waardoor tegemoetkomend verkeer zich op korte afstand bevindt, en aan weerszijden van de rijstroken is een fietsstrook aangelegd, waarnaast, richting de stoep, auto’s kunnen parkeren. Oplettendheid wordt dus gevraagd van een weggebruiker, terwijl verdachte juist hier veel te hard heeft gereden. Verdachte had de voetgangers kunnen en ook moeten zien gelet op de wegsituatie en het feit dat sprake was van een rechte weg zonder obstakels.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel, dat gelet op de feitelijke gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gemaakte verkeersfouten en de overige omstandigheden van het geval heeft verdachte in aanzienlijke mate onvoorzichtig en ondeskundig gereden. De verkeersfouten die verdachte heeft gemaakt zijn weliswaar zeer ernstig, maar niet dusdanig ernstig dat sprake is van roekeloosheid of van een hoge mate van onvoorzichtig en onachtzaam rijden als bedoeld in de Wegenverkeerswet en de jurisprudentie van de Hoge Raad.
De slachtoffers zijn als gevolg van de aanrijding beiden overleden. [17]
De rechtbank heeft bij haar oordeel het vermijdbaarheidsonderzoek niet meegenomen, nu deze teveel hypotheses bevat om van de juistheid van dit onderzoek uit te mogen gaan. Daarbij acht de rechtbank een berekening van de vermijdbaarheid in deze niet noodzakelijk om te kunnen oordelen of en in welke mate verdachte schuld heeft gehad aan het ongeval.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een ernstige mate van overschrijding van de maximumsnelheid als bedoeld in artikel 175 derde lid WVW. De rechtbank stelt vast dat het begrip ‘ernstige overschrijding van de maximumsnelheid’ een wettelijke strafverzwarende omstandigheid is, die echter niet is gedefinieerd in de wet. Naar het oordeel van de rechtbank moet, om te kunnen vaststellen dat sprake was van een ernstige overschrijding, sprake zijn geweest van een excessieve snelheidsovertreding. Daarvan was met een overschrijding van 22 kilometer per uur geen sprake. Hierbij heeft de rechtbank betrokken de omstandigheid dat snelheidsovertredingen tot en met 30 km per uur doorgaans op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften door de overheid op administratieve wijze worden afgehandeld. De snelheidsoverschrijding van 22 kilometer per uur is wel aanzienlijk, en deze omstandigheid is meegewogen in beoordeling van de mate van schuld die verdachte bij het ongeval heeft gehad en dient aldus naar het oordeel van de rechtbank niet ook nog als strafverzwarende omstandigheid te gelden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks27 oktober 2016 te Tilburg als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volkswagen Polo), daarmede rijdende over de weg, de Bredaseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
roekeloos, in elk geval in hoge, althansin aanzienlijke mate onvoorzichtig en
/ofonachtzaam
en/of onnadenkend
en/of ondeskundig, met dat motorrijtuig rijdende met een snelheid van minimaal 72 kilometer per uur,
althans met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in ieder geval met een
gelet op de verkeerssituatie ter plaatse te hoge snelheiden komend vanaf de kruising/splitsing van de Schouwburgring en gaande op de Bredaseweg
-
niet voortdurend, althansniet voldoende zijn, verdachtes, aandacht te richten en
/ofgericht te houden op het zich voor hem, verdachte, gelegen weggedeelte van voormelde weg
(en)en
/ofop de zich aldaar bevindende overige verkeersdeelnemer
(s
)en
/of
- op een voor hem (gezien zijn rijrichting) verkeerd voorsorteervak voor te sorteren en/of
- daarbij een bus van Arriva rechts te passeren/in te halen en/of
- niet,
althans niet behoorlijktijdig
en/of voldoendehet door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig af te remmen en
/oftot stilstand te brengen en
/of
- niet met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig uit te wijken,
in ieder geval zonder voldoende en/of tijdig maatregelen te treffenteneinde een botsing/aanrijding te voorkomen met twee overstekende voetgangers,
(mede)ten gevolge waarvan hij, verdachte, in botsing/aanrijding is gekomen met twee voetgangers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waardoor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] werden gedood,
zulks terwijl het feit (mede) werd veroorzaakt doordat hij, verdachte, toen daar een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid van 50 kilometer per uur in emstige mate heeft overschreden,
zijnde de terminologie in deze tenlastelegging, voor zover daaraan betekenis is gegeven, gebezigd in de zin van de Wegenverkeerswet 1994;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Zo de rechtbank een andersluidend oordeel is toegedaan, verzoekt de verdediging de eis van de officier van justitie te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 27 oktober 2016 als bestuurder van een personenauto in aanzienlijke mate onvoorzichtig en onachtzaam gedragen, door met een te hoge snelheid te rijden en daarbij niet voldoende zijn aandacht op de weg te houden. Als gevolg daarvan is hij met de door hem bestuurde personenauto in aanrijding gekomen met twee voetgangers. Na de aanrijding heeft verdachte geen eerste hulp aan de slachtoffers geboden, maar is doorgereden. Hij heeft zich eerst uren later zelf bij de politie gemeld.
Ten gevolge van deze aanrijding zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] komen te overlijden.
Met het overlijden van de slachtoffers is de nabestaanden zeer groot en onherstelbaar leed toegebracht. De twee dochters van de slachtoffers zijn in één keer hun beide ouders kwijtgeraakt. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met deze zeer ernstige gevolgen.
In de jaren 2015 en 2016 heeft verdachte meerdere overtredingen in het verkeer begaan waarvoor hij is beboet. Daarbij is uit informatie van het politiesysteem gebleken dat verdachte eerder betrokken is geweest bij ongevallen, een plaats ongeval heeft verlaten en in juni 2016 de toegestane snelheid aldaar met meer dan 30 km per uur heeft overschreden. In augustus 2016 reed verdachte 35 km per uur te hard binnen een 30 km zone. Verdachte heeft hiervoor een geldboete van € 650,- opgelegd gekregen en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 maanden. Verdachte was een gewaarschuwd man, maar heeft de waarschuwingen in de wind geslagen. Door voortdurend overtredingen in het verkeer te begaan en zich niet aan de regels te houden, was het wachten op een ongeval. Verkeersregels zijn er immers om ongelukken te voorkomen. Verdachte heeft deze verkeersregels echter keer op keer overtreden. Deze houding heeft geleid tot het noodlottige ongeval op 27 oktober 2016. De rechtbank rekent dit verdachte bijzonder zwaar aan en neemt dit als sterk strafverzwarende omstandigheid mee. Dit geldt ook ten aanzien van het feit dat verdachte na het ongeval geen hulp heeft geboden en is doorgereden, daar waar voorbijgangers deze hulp wel hebben geboden. Voorbijgangers die toevallig op dat moment ter plaatse waren en daarmee getuigen zijn geweest van een vreselijk drama dat op hun netvlies gebrand zal staan. Een drama waarbij twee mensen zijn overleden.
De reclassering heeft op 23 mei 2018 een rapportage over verdachte opgemaakt. Geadviseerd wordt bij veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht en ambulante behandeling door Fivoor. De reclassering heeft hierbij aangegeven dat verdachte zich in het verleden schuldig heeft gemaakt aan meerdere verkeersovertredingen. Er is sprake van een patroon in verkeersovertredingen. De reclassering acht het daarbij aannemelijk dat er sprake is geweest van ondoordacht weggebruik in combinatie met beperkte cognitieve vaardigheden. Zonder passende interventies zouden dit risicoverhogende factoren zijn. De behandeling bij Fivoor of een soortgelijke instelling zal gericht zijn op het vergroten van zijn cognitieve vaardigheden en het verkrijgen van meer inzicht in impulsief handelen.
De officier van justitie ging bij het formuleren van zijn eis uit van een hoge mate van onvoorzichtig en onnadenkend rijden, in combinatie met een straf verhogende snelheidsovertreding in de zin van artikel 175 lid 3 WVW. De rechtbank komt echter tot bewezenverklaring van de lichtere aanzienlijke mate van onvoorzichtig en onachtzaam rijden, zonder straf verhogende snelheidsovertreding. Voorts is artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing. De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS hanteert bij het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is een aanmerkelijke schuld aan een ongeval met dodelijke afloop en waarbij geen sprake is van alcoholgebruik in beginsel een taakstraf van 240 uur en één jaar ontzegging van de rijbevoegdheid.
In afwijking van de richtlijn acht de rechtbank toch een gevangenisstraf op zijn plaats vanwege de ernst van het feit, de houding van verdachte en zijn hardleersheid. De gevangenisstraf wordt gesteld op de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, namelijk 108 dagen. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat veroordeling tot de maximale werkstraf, te weten 240 uren, passend is, met daarnaast oplegging van een langdurige ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen. Dit laatste is nodig om enerzijds recht te doen aan de ernst van het feit en anderzijds om de veiligheid van overige verkeersdeelnemers voor een lange periode tegen verdachte te beschermen. Gelet op alle eerdere veroordelingen en waarschuwingen die verdachte terzijde heeft geschoven, zal zij een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van 5 jaar met aftrek van de periode dat het rijbewijs van verdachte reeds is ingehouden. Zij zal een gedeelte hiervan, te weten 2 jaar, voorwaardelijk opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering zijn geadviseerd, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank acht het van belang dat verdachte wordt behandeld om te voorkomen dat verdachte wederom een (ernstig) ongeval zal veroorzaken. Zij ziet daarom geen reden van het advies van de reclassering af te wijken.

7.Het beslag

De officier van justitie heeft aangekondigd de ruit en de sleutels te deponeren. De rechtbank behoeft aldus ten aanzien van deze goederen geen beslissing te nemen.
7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten het schoeisel, is vatbaar voor verbeurdverklaring.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 6, 175, 178, 179 en 188 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 108 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van vijf jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd zich zal melden bij Reclassering Nederland, Alleenhouderstraat 25, 5041 LC te Tilburg en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich zal laten behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, waarbij verdachte zijn medewerking dient te verlenen aan verdiepingsdiagnostiek en de eventuele behandeling die daaruit voort kan komen. Verdachte dient zich te houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener heeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan daar onderdeel van uitmaken;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten schoeisel;
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers, voorzitter, mr. Beudeker en mr. De Boer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 juni 2018.
Mr. De Boer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2016278426 van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 348 en het dossier forensisch onderzoek verkeersongeval, bijlagen 1 tot en met 9.
2.Het proces-verbaal sporenonderzoek en verkeersongevallenanalyse, bijlage 1 dossier forensisch onderzoek
3.Het proces-verbaal sporenonderzoek en verkeersongevallenanalyse, bijlage 2.1 dossier forensisch onderzoek
4.Het proces-verbaal sporenonderzoek en verkeersongevallenanalyse, bijlage 2.1 dossier forensisch onderzoek
5.Proces-verbaal sporenonderzoek, bijlage 2.1 dossier forensisch onderzoek
6.Proces-verbaal sporenonderzoek, bijlage 1 dossier forensisch onderzoek
7.NFI-rapport beeldonderzoek naar snelheid, bijlage 9.4 dossier forensisch onderzoek
8.Proces-verbaal sporenonderzoek en verkeersongevallenanalyse, dossier forensisch onderzoek verkeersongevallen, pagina 18 en bijlage 2.6
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , pagina 181
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , pagina 175
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] , pagina 208
12.Proces-verbaal sporenonderzoek, bijlage 1, dossier forensisch onderzoek, pagina 18
13.NFI-rapport Glas- en Vezel- en Textielonderzoek, bijlage 8.7
14.Proces-verbaal sporenonderzoek, bijlage 2.1
15.Proces-verbaal sporenonderzoek en verkeersongevallenanalyse, bijlage 1, pagina 20
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , pagina 184
17.Proces-verbaal sporenonderzeok, bijlage 3.1 en 3.2 dossier forensisch onderzoek.