ECLI:NL:RBZWB:2018:3670
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting bedrijfspand op grond van drugshandel
Op 26 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een bedrijf, bezwaar maakte tegen een besluit van de burgemeester van Oosterhout. De burgemeester had besloten het bedrijfspand van verzoekster voor een periode van twaalf maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, omdat er aanwijzingen waren voor handel in harddrugs op het terrein van verzoekster. Verzoekster voerde aan dat de sluiting zou leiden tot faillissement en dat de aangetroffen drugs niet voor verkoop bestemd waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, gezien de aanwezigheid van een handelshoeveelheid cocaïne op het terrein. De voorzieningenrechter weegt de belangen van de openbare orde zwaarder dan de financiële belangen van verzoekster. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de burgemeester in redelijkheid gebruik had kunnen maken van zijn bevoegdheid. De uitspraak benadrukt dat de aanwezigheid van drugs op het terrein voldoende is voor sluiting, ongeacht de betrokkenheid van de eigenaar.