ECLI:NL:RBZWB:2018:3646
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering na wijziging werkdatum door UWV
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, dat op 22 november 2017 is genomen, met betrekking tot de herziening en terugvordering van zijn WW-uitkering. Eiser was van mening dat het UWV ten onrechte zijn eerste werkdag had gewijzigd van 15 mei 2017 naar 1 mei 2017, en dat hij recht had op een WW-uitkering over de periode van 1 mei 2017 tot en met 14 mei 2017. De rechtbank heeft op 9 mei 2018 een zitting gehouden, waarbij eiser aanwezig was en het UWV vertegenwoordigd werd door een gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 15 mei 2017 is gaan werken en dat zijn inkomsten in de maand mei 2017 hoger waren dan 87,5% van zijn maandloon. Dit betekent dat hij geen recht meer had op een WW-uitkering vanaf 1 mei 2017. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de inconsistentie in de toepassing van de regels door het UWV, niet gegrond bevonden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV terecht heeft besloten tot herziening van de WW-uitkering en dat de terugvordering van het te veel ontvangen bedrag van € 1.158,74 gerechtvaardigd was.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 juni 2018 door rechter mr. W. Toekoen, in aanwezigheid van griffier mr. J.M. van Sambeek. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.