Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de heffing van overdrachtsbelasting. De belanghebbende, een besloten vennootschap (B.V.), had een perceel grond gekocht waarop een woonhuis en een pluimveebedrijf stonden. De belanghebbende had overdrachtsbelasting voldaan, maar maakte bezwaar tegen deze voldoening en vroeg om teruggaaf, stellende dat het verkregene een 'bouwterrein' was in de zin van de Btw-richtlijn, waardoor de verkrijging vrijgesteld zou zijn van overdrachtsbelasting. De rechtbank overwoog dat om te kunnen spreken van een 'bouwterrein', er een verplichting voor de verkoper moest zijn om de aanwezige opstallen te slopen. Uit de koopovereenkomsten en correspondentie bleek echter niet van een dergelijke verplichting. Het beroep op het vertrouwensbeginsel van de belanghebbende werd ook afgewezen, omdat de inspecteur niet duidelijk genoeg van zijn standpunt was teruggekomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de heffing van overdrachtsbelasting.